Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 januari 2017 in de zaak tussen
[eiser],
de heffingsambtenaar van de gemeente Goeree-Overflakkee, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
12 januari 2017.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 januari 2017 uitspraak gedaan in een geschil over de heffing van havengeld door de gemeente Goeree-Overflakkee. Eiser, eigenaar van een boot, had een aanslag havengeld ontvangen voor het belastingjaar 2015, welke hij betwistte. De aanslag was opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente, die het bezwaar van eiser ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 18 november 2016 is eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de gemeente ook vertegenwoordigd was.
De rechtbank overwoog dat de aanslag rechtmatig was opgelegd op basis van artikel 229 van de Gemeentewet, dat gemeenten toestaat rechten te heffen voor het gebruik van gemeentelijke bezittingen. Eiser voerde aan dat de hoogte van de aanslag onterecht was, omdat deze met 259% was gestegen ten opzichte van het voorgaande jaar. De rechtbank oordeelde echter dat de vergelijking die eiser maakte met het abonnementsgeld dat hij aan de watersportvereniging betaalde, niet opging. De aanslag havengeld was nieuw en verschilde van de eerdere betalingen aan de watersportvereniging.
De rechtbank concludeerde dat de gemeente de aanslag kon opleggen, aangezien de boot van eiser in de haven lag en hij gebruik maakte van de door de gemeente verleende diensten. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.