Op 12 januari 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, een ondernemer, en de heffingsambtenaar van de gemeente [gemeente]. De zaak betreft de rechtmatigheid van een aanslag BIZ-bijdrage die aan eiser is opgelegd voor het belastingjaar 2015. De aanslag, gedateerd op 30 september 2015, werd opgelegd op basis van de Verordening BI-zone centrum [gemeente] 2015-2019. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard door de heffingsambtenaar op 7 januari 2016. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 18 november 2016 heeft eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. E. Blom, zijn standpunt toegelicht. Eiser betoogde dat de afbakening van de BI-zone niet voldoet aan de eisen van een logisch en samenhangend geheel en dat er geen aantoonbare relatie bestaat tussen zijn onroerende zaak en de activiteiten die in de BI-zone worden ontplooid. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de aanslag terecht is opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de gemeenteraad een ruime beoordelingsvrijheid heeft bij de vaststelling van de BI-zone en dat de afbakening van het gebied logisch en samenhangend is. De rechtbank concludeerde dat er wel degelijk een relatie bestaat tussen de activiteiten van de Stichting BIZ Centrum [gemeente] en de belangen van eiser, ondanks zijn argumenten dat zijn onderneming geen winkel is.
De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.