ECLI:NL:RBROT:2017:2464

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 maart 2017
Publicatiedatum
3 april 2017
Zaaknummer
520301 / HA RK 17-115
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 maart 2017 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door [naam verzoeker], vertegenwoordigd door [naam gemachtigde]. Het verzoek was gericht tegen mr. L.J. van Die, rechter in de rechtbank Rotterdam, team Kanton I. De wrakingsgrond was dat verzoeker geen vertrouwen had in de onafhankelijkheid van de rechter, omdat deze aanvullende stukken van verzoeker niet in beschouwing had genomen, terwijl die van de tegenpartij wel waren geaccepteerd. Verzoeker stelde dat de rechter een ongelijke situatie had gecreëerd en dat hij de rol van deskundige had aangenomen door te beweren dat een balkon veilig was na vervanging van enkele planken. De rechter heeft echter betwist dat er sprake was van partijdigheid en heeft aangegeven dat de repliek van verzoeker niet geaccepteerd kon worden omdat deze te laat was ingediend. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat er geen aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de rechter en dat de door verzoeker aangevoerde omstandigheden niet voldoende waren om aan te nemen dat de rechter niet onpartijdig was. De wrakingskamer concludeerde dat het verzoek ongegrond was en heeft het afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 10/520301 / HA RK 17-115
Beslissing van 29 maart 2017
op het verzoek van
[naam verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
gemachtigde [naam gemachtigde],
strekkende tot wraking van:
mr. L.J. van Die, rechter in de rechtbank Rotterdam, team Kanton I (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

Verzoeker heeft bij dagvaarding van 11 oktober 2016 [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2] gedagvaard te verschijnen ter openbare terechtzitting van 20 oktober 2016 van deze rechtbank in de procedure van verzoeker tegen [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2]. Bij vonnis van 24 november 2016 is een comparitie van partijen gelast, die op 1 februari 2017 heeft plaatsgevonden voor de rechter.
Deze procedure draagt als kenmerk 5450576 \ CV EXPL 16-43265.
Bij faxbericht van 2 februari 2017 heeft de gemachtigde van verzoeker de rechter gewraakt.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van het dossier met zaaknummer 5450576 \ CV EXPL 16-43265, waarin zich onder meer bevindt het proces-verbaal van de op 1 februari 2017 gehouden comparitie van partijen.
Verzoeker, de gemachtigde van verzoeker alsmede de rechter zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt bij brief van 15 februari 2017.
Ter zitting van 22 maart 2017, waar het wrakingsverzoek is behandeld, zijn verzoeker en zijn gemachtigde alsmede de rechter verschenen.

2.Het verzoek en de reactie daarop

Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft de gemachtigde van verzoeker het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
Verzoeker wraakt de rechter omdat verzoeker geen vertrouwen heeft in de onafhankelijkheid van de rechter. De rechter heeft een ongelijke situatie laten ontstaan door aanvullende stukken van verzoeker van 20 januari 2017 niet in beschouwing te nemen en aanvullende stukken van de tegenpartij van 19 januari 2017 wel in beschouwing te nemen. De rechter heeft tijdens de comparitie van partijen gesteld dat de schade niet meer kan bedragen dan € 100,- á € 200,-, met welke opmerking de rechter de tegenpartij een voedingsbodem heeft gegeven om niet te willen onderhandelen om tot een minnelijke oplossing te komen. Daarnaast heeft de rechter de rol van een deskundige op zich genomen door te beweren dat het balkon veilig is als drie rotte planken worden vervangen. Tot slot heeft de rechter het verzoeker kwalijk genomen dat verzoeker geen enkele moeite zou hebben gedaan om tot een minnelijke oplossing te komen.
2.2
De rechter heeft niet in de wraking berust.
De rechter bestrijdt deels de feitelijke grondslag van het verzoek en heeft overigens te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking kan opleveren. Daarbij is – verkort en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd:
De repliek van verzoeker is niet geaccepteerd, omdat een comparitie na antwoord werd gelast en dan is er op dat moment geen plaats voor een conclusiewisseling. Verzoeker had vervolgens nog stukken kunnen indienen maar heeft dat niet gedaan. Het klopt dat ik de schade op een beperkter bedrag heb ingeschat dan door verzoeker gevorderd is. Deze schatting van de schade betrof een vrijblijvende schatting en was bedoeld om partijen tot een schikking te laten komen.
Ik ben niet op de stoel van de deskundige gaan zitten. Op het aanbod van verzoeker om een deskundige in te huren, heb ik aangegeven dat het maken van kosten voor een door de rechter aan te wijzen deskundige wellicht niet verstandig zou zijn gezien de mogelijke schade. Ik heb ter zitting ook genoemd dat er een kosten baten afweging gemaakt moest worden.
Ik heb ter zitting alleen gezegd het spijtig te vinden dat partijen geen poging hebben gedaan om tot een schikking te komen.
2.3
Ter zitting heeft de gemachtigde van verzoeker, in aanvulling op het bovenstaande, het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
De rechter voert in zijn schriftelijke reactie aan dat hij de behandeling van de zaak heeft onderbroken zodat wij met de tegenpartij tot een schikking konden komen. Echter, de behandeling van de zitting is niet onderbroken door de rechter. De rechter heeft partijen niet de gelegenheid geboden om tot een schikking te komen.
2.4
Ter zitting heeft de rechter, in aanvulling op het bovenstaande, het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
Ik heb verzoeker niet een verwijt gemaakt voor het niet komen tot een schikking met de tegenpartij. Tijdens de zitting heb ik verzoeker en de tegenpartij gevraagd of zij de gang op wilden gaan om tot een schikking te komen. Echter, de wederpartij antwoordde op mijn vraag meteen niet te willen schikken. Het is een bevoegdheid van partijen om tot een schikking te komen, dit is geen bevoegdheid van de rechter. Als één van de partijen niet wil schikken, houdt het voor de rechter op.

3.De beoordeling

3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de door verzoeker geuite vrees voor vooringenomenheid van de rechter door objectieve factoren gerechtvaardigd is.
3.2
Aan de door verzoeker aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de rechter door zijn persoonlijke instelling en overtuiging niet onpartijdig is.
3.3
Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde omstandigheden, voor zover aannemelijk geworden, niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de door verzoeker geuite vrees dat de rechter jegens hem een vooringenomenheid koestert - objectief - gerechtvaardigd is.
3.4
De wrakingskamer is van oordeel dat dit niet het geval is en overweegt daartoe als volgt.
3.4.1
Vastgesteld wordt dat de conclusie van repliek van verzoeker niet in beschouwing is genomen nu de conclusie van repliek door de rechtbank is ontvangen in het stadium van de procedure dat er niet mocht worden geconcludeerd. Het door de tegenpartij ingediende aanvullende stuk is wel in behandeling genomen. Deze door partijen ingediende stukken zijn echter niet te kwalificeren als gelijksoortige stukken.
De stelling van verzoeker dat er sprake is geweest van een ongelijke behandeling van gelijke gevallen is dus onjuist nu er geen sprake is geweest van gelijke gevallen. Zodoende kan niet gezegd worden dat de rechter door ongelijke beslissingen te nemen op de door partijen ingediende stukken, blijk heeft gegeven van partijdigheid of de schijn van partijdigheid heeft gewekt.
3.4.2
Het behoort tot de taak van de (kanton)rechter om naar aanleiding van de stellingen van de partijen nader onderzoek te doen en zo nodig kritische vragen te stellen. Een comparitie van partijen heeft tot doel het verkrijgen van inlichtingen en het beproeven van een schikking. De rechter kan zich hierbij actief opstellen.
Ter comparitie kan een rechter een voorlopig oordeel geven, doch hiermee staat nog niet vast wat het definitieve oordeel zal zijn. Dit oordeel wordt pas in het vonnis gegeven. Pas in dit vonnis zullen alle argumenten van partijen uitvoerig gewogen en beoordeeld worden. In dit vonnis zal voorts worden beslist in hoeverre acht geslagen wordt op producties die door partijen in het geding zijn gebracht. De rechter mag zich in zijn vonnis baseren op feiten van algemene bekendheid en algemene ervaringsregels (artikel 149, tweede lid, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). Hij mag deze ook gebruiken bij de formulering van zijn voorlopig oordeel. Mede gelet op de aard van de materie, kan niet worden gezegd dat de rechter in deze zaak zich de rol van een deskundige heeft aangemeten.
Het is aan partijen om, wellicht geïnspireerd door een voorlopig oordeel van de rechter, een schikking te beproeven. Of dat al dan niet gelukt is, is de rechter dan ook niet aan te rekenen, zodat dit geen grond voor wraking kan zijn.
3.4.3
Het is niet aannemelijk geworden dat de rechter een verwijt heeft gemaakt over het niet bereiken van een schikking voorafgaand of bij gelegenheid van de zitting. Deze grond faalt bij gebrek aan feitelijke grondslag.
3.4.4
De conclusie is dat hetgeen verzoeker naar voren heeft gebracht geen aanleiding geeft om aan te nemen dat er zich omstandigheden hebben voorgedaan die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koesterde, althans dat de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees, objectief gerechtvaardigd was.
3.5
Het verzoek is mitsdien ongegrond. Het verzoek wordt afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank:
-
wijst afhet verzoek tot wraking van mr. L.J. van Die.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.N. van Zelm van Eldik, voorzitter,
mr. J. van den Bos en mr. W.J. Roos-van Toor, rechters en door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 maart 2017 in tegenwoordigheid van
mr. S.A. Commandeur, griffier.
Verzonden op:
aan:
- [naam verzoeker]
- [naam gemachtigde]
- L.J. van Die
- [naam gedaagde 1]
- [naam gedaagde 2]