ECLI:NL:RBROT:2017:2461

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 maart 2017
Publicatiedatum
3 april 2017
Zaaknummer
10/811118-16 en 10/811050-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van openbaar geweld en bedreiging met misdrijf tegen het leven gericht

Op 30 maart 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de gevoegde strafzaken tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het in vereniging plegen van openbaar geweld en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten in de zaak met parketnummer 10/811118-16, waarbij de verdachte betrokken zou zijn geweest bij een vechtpartij op 9 maart 2016 in Schiedam. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangevers onvoldoende consistent waren en niet in overeenstemming met de verklaringen van onafhankelijke getuigen. Hierdoor kon niet wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de poging tot doodslag of openlijk in vereniging geweld plegen.

In de zaak met parketnummer 10/811050-17 werd de verdachte echter wel schuldig bevonden aan bedreiging van een medewerkster van de Jeugdbescherming. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 25 oktober 2016 en 14 november 2016 dreigende woorden had geuit tegen deze medewerkster, wat leidde tot een veroordeling voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De rechtbank hield rekening met de ernst van de bedreigingen en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een eerder strafblad. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken, zonder voorwaardelijk strafdeel, en werd de tijd in voorlopige hechtenis in mindering gebracht op de opgelegde straf.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummers: 10/811118-16 en 10/811050-17
Datum uitspraak: 30 maart 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:

[naam verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. G.N. Weski, advocaat te Rotterdam.

Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 16 maart 2017.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. I. Streefland heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het in de zaak met parketnummer [nummer 1] ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer [nummer 2] onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering met een meldplicht, dat de verdachte wordt verplicht zich onder ambulante behandeling te stellen van forensische polikliniek [naam instelling] of soortgelijke forensische instelling.

Waardering van het bewijs

In de zaak met parketnummer [nummer 1] :
Vrijspraak
Vaststaande feiten
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag:
Op 9 maart 2016 heeft er een vechtpartij plaatsgevonden op het [naam plein] in Schiedam waarbij onder andere de verdachte, zijn broer [naam medeverdachte] , [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] aanwezig waren.
Standpunt officier van justitie
De verdachte en zijn broer zijn betrokken geweest bij een vechtpartij en hebben daarbij geweld en een mes gebruikt tegen [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] . De onder 1 tenlastegelegde poging tot doodslag en het openlijk in vereniging geweld plegen kan wettig en overtuigend bewezen worden verklaard. De officier van justitie baseert zich daarbij op de verklaringen van de aangevers, de verklaringen van de getuigen [naam getuige 1] en [naam getuige 2] , en de verwondingen die bij de slachtoffers [naam slachtoffers] zijn geconstateerd.
Beoordeling:
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van de aangevers onvoldoende consistent zijn met betrekking tot de feitelijke toedracht van de gebeurtenissen. Op essentiële onderdelen zijn die verklaringen in strijd met hetgeen onafhankelijke getuigen van de vechtpartij ( [naam getuige 1] en [naam getuige 2] ) daarover hebben verklaard. De verklaringen van de aangevers zullen daarom niet voor het bewijs worden gebezigd.
Op basis van de getuigenverklaringen van [naam getuige 1] en [naam getuige 2] kan worden vastgesteld dat de verdachte op enig moment tijdens de vechtpartij een mes uit zijn broekzak heeft gepakt en daarmee in zijn hand stond. Echter, deze getuigen verklaren niet dat zij de verdachte zwaaiende of stekende bewegingen hebben zien maken met het mes. Dit volgt ook niet uit de overige bewijsmiddelen. Dat sprake is van een snijwond aan de elleboog van [naam slachtoffer 2] doet daaraan niet af, nu niet kan worden vastgesteld wanneer en door wie deze verwonding is toegebracht. Het enkel in de hand hebben van een mes is onvoldoende om de tenlastegelegde poging tot doodslag en de tenlastegelegde poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen te verklaren.
Voor een bewezenverklaring van het openlijk in vereniging geweld plegen door de verdachte is vereist dat er sprake is van ten minste twee personen die in vereniging het geweld hebben gepleegd. Weliswaar kan op grond van verklaringen van de getuigen [naam getuige 1] en [naam getuige 2] worden vastgesteld dat de verdachte geweld heeft gebruikt bij de vechtpartij, maar niet kan worden vastgesteld dat zijn broer (of een ander persoon) daar een significante en wezenlijke bijdrage aan heeft geleverd. Er is daarom geen sprake van in vereniging geweld plegen door de verdachte, zodat ook dit feit niet kan worden bewezen.
Conclusie
De verdachte zal integraal van het in de zaak met parketnummer [nummer 1] ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer [nummer 2] ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 25 oktober 2016 te Schiedam, in elk geval in Nederland,
een medewerkster van Jeugdbescherming(onder nr. [nummer 3] ) heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht
immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde medewerkster van
jeugdbescherming dreigend de woorden toegevoegd :"Jullie hebben angst voor mij. Want jullie hebben aangifte gedaan. Het is terecht want je moet eens weten wie er in mijn
vriendenkring zitten. Zelfs huurmoordenaars" en "Wat als ik nou de deur
open gedaan had met een vuurwapen en ik taktaktak".
2.
hij op 14 november 2016 te Rotterdam
een medewerkster van jeugdbescherming (onder nr. [nummer 3] ) heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde medewerkster van jeugdbescherming dreigend de woorden toegevoegd : "wat vind je ervan als ik een uzi meeneem naar het kantoor van de jeugdbescherming en dan binnen kom en
takketakketakketakke".
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Feit 1:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Feit 2:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

Motivering straf

Algemene overweging

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige verbale bedreigingen die waren gericht tegen een medewerkster van de Jeugdbescherming. Medewerkers van Jeugdbescherming verdienen daartegen extra bescherming. Zij staan elke dag voor moeilijke beslissingen die diep ingrijpen in de levens van kinderen en hun ouders, waarbij zij zich laten leiden door de belangen van het kind. Door zijn handelen heeft de verdachte de omstandigheden waaronder deze medewerker van de Jeugdbescherming haar werk moet verrichten ernstig bemoeilijkt en zijn bedreigingen moeten beangstigend voor haar zijn geweest.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
14 februari 2017, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 31 augustus 2016. In dit rapport wordt geadviseerd om aan de verdachte met het oog
op het door gebrekkige vaardigheden, de verslechterde situatie op het gebied van huisvesting en het negatieve sociale netwerk ingegeven hoge recidiverisico
een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden verplicht reclasseringscontact met een meldplicht en een verplichte ambulante behandeling.
Straf
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank allereerst acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De verdachte is blijkens het uittreksel uit de justitiële documentatie op 14 september 2016, kort voor het plegen van de thans bewezen feiten, veroordeeld voor het onttrekken van een minderjarige aan het bevoegd gezag en aan een – zo blijkt uit het opgemaakte reclasseringsrapport – in dat kader gepleegde bedreiging van een medewerker van Jeugdbescherming.
De rechtbank legt, nu zij de verdachte vrijspreekt van de verweten poging tot doodslag/zware mishandeling en openlijke geweldpleging, een lagere straf op dan door de officier van justitie is gevorderd.
De rechtbank ziet geen aanleiding tot het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel.
In het kader van een eerdere veroordeling loopt nog reclasseringscontact zodat ook om die reden geen voorwaardelijk strafdeel nodig is.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikelen 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de in de zaak met parketnummer [nummer 4] ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de in de zaak met parketnummer [nummer 2] ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) weken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte in de zaak met parketnummer [nummer 1] , die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. F.W. van Lottum, voorzitter,
en mrs. M.C. Franken en L. Daum, rechters,
in tegenwoordigheid van J.P. van der Wijden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 maart 2017.
Bijlage I

Tekst tenlastelegging

Aan de verdachte wordt in de zaak met parketnummer [nummer 1] ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 09 maart 2016 te Schiedam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet tezamen met zijn mededader(s), althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in/op/tegen het hoofd en/of de arm, althans het lichaam, van die [naam slachtoffer 1] heeft gestoken/geslagen en/of
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de arm, althans het lichaam, van die [naam slachtoffer 2] heeft gestoken en/of
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, stekende en/of zwaaiende bewegingen heeft gemaakt in de richting van die [naam slachtoffer 1] en/of (de buik, althans het lichaam, van) [naam slachtoffer 2] , terwijl die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] op korte afstand van hem/hen, verdachte(n), stond(en);
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
op of aan de openbare weg, te weten het [naam plein] , in elk geval op of aan een openbare weg,
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] ,
welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal (met kracht)
- slaan/stompen tegen/op het lichaam van die [naam slachtoffer 1] en/of
[naam slachtoffer 2] en/of
-trappen/schoppen tegen/op het lichaam van die [naam slachtoffer 1]
en/of [naam slachtoffer 2] en/of
-duwen/trekken van die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] en/of
- steken en/of maken van stekende en/of slaande bewegingen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, op/in (de richting van) het hoofd en/of de arm, althans het lichaam, van die [naam slachtoffer 1] en/of
-steken en/of maken van stekende en/of slaande bewegingen, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, op/in (de richting van) de buik en/of de arm, althans het lichaam, van die [naam slachtoffer 2] ;
terwijl het door hem, verdachte, gepleegd geweld enig lichamelijk letsel (te weten een diepe (vlees)wond (in de arm) voor die [naam slachtoffer 2] ten gevolge heeft gehad;
Aan de verdachte wordt in de zaak met parketnummer [nummer 2] ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 25 oktober 2016 te Schiedam, in elk geval in Nederland,
een medewerkster van Jeugdbescherming(onder nr. [nummer 3] ) heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde medewerkster van
jeugdbescherming dreigend de
woorden toegevoegd :"Jullie hebben angst voor mij. Want jullie hebben
aangifte gedaan. Het is terecht want je moet eens weten wie er in mijn
vriendenkring zitten. Zelfs huurmoordenaars" en/of "Wat als ik nou de deur
open gedaan had met een vuurwapen en ik taktaktak", althans woorden van
gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 14 november 2016 te Rotterdam
een medewerkster van jeugdbescherming (onder nr. [nummer 3] ) heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde medewerkster van
jeugdbescherming dreigend de
woorden toegevoegd :"Ik weet waar jullie wonen, wat vind je er van als ik
mannen naar jullie huis stuur, jullie op laat pakken en dan in een huis stop
waar mannen jullie mishandelen" en/of "wat vind je ervan als ik een uzi
meeneem naar het kantoor van de jeugdbescherming en dan binnen kom en
takketakketakketakke", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;