ECLI:NL:RBROT:2017:2404

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 maart 2017
Publicatiedatum
30 maart 2017
Zaaknummer
10/701244-11
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot hervatting van dwangverpleging na voorwaardelijke beëindiging tbs in verband met uitzetting naar het buitenland

Op 7 maart 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering tot hervatting van de dwangverpleging van een ter beschikking gestelde, die eerder was uitgezet naar Portugal. De ter beschikking gestelde was ter beschikking gesteld vanwege zware mishandeling en had in 2016 de terbeschikkingstelling beëindigd gekregen met als doel uitzetting naar Portugal. Echter, na zijn terugkeer naar Nederland in februari 2017, heeft het openbaar ministerie een vordering ingediend tot hervatting van de dwangverpleging. Tijdens de zitting werd de ter beschikking gestelde gehoord, evenals zijn raadsman en een deskundige. De officier van justitie stelde voor de behandeling van de vordering aan te houden om een passende voorziening in Portugal te onderzoeken. De ter beschikking gestelde en zijn raadsman pleitten voor afwijzing van de vordering, met als alternatief een aanhouding.

De rechtbank oordeelde dat de ter beschikking gestelde de voorwaarde van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie had geschonden door terug te keren naar Nederland. Hierdoor was de terbeschikkingstelling herleefd. De rechtbank concludeerde dat de ter beschikking gestelde uitbehandeld was en dat resocialisatie in Nederland niet mogelijk was. Het recidiverisico werd als laag ingeschat, en er waren geen nieuwe strafbare feiten geconstateerd. De rechtbank wees de vordering van de officier van justitie tot hervatting van de dwangverpleging af, waarmee de herleefde terbeschikkingstelling eindigde.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 2
Parketnummer: 10/701244-11
Datum uitspraak: 7 maart 2017
Beslissing van de rechtbank Rotterdam, raadkamer voor strafzaken, met betrekking tot de vordering tot hervatting van de verpleging van overheidswege van
[naam veroordeelde](de ter beschikking gestelde),
geboren te [geboorteplaats veroordeelde] ( [geboorteland veroordeelde] ) op [geboortedatum veroordeelde] ,
verblijvende in Forensisch Psychiatrisch Centrum Veldzicht te Balkbrug (de inrichting),
raadsman mr. T.P. van der Eerden, advocaat te Rotterdam.

1.Procesverloop

Bij vonnis van deze rechtbank, uitgesproken op 5 december 2012, is de ter beschikking gestelde ter zake van zware mishandeling ter beschikking gesteld met voorwaarden betreffende zijn gedrag.
De termijn van de terbeschikkingstelling is aangevangen op 7 december 2012.
Bij beslissing van deze rechtbank van 20 november 2013 is de terbeschikkingstelling met voorwaarden omgezet naar een terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege (hierna: dwangverpleging). Bij beslissing van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 6 maart 2014 is de beslissing van de rechtbank bevestigd.
Bij beslissing van deze rechtbank van 23 december 2014 is de terbeschikkingstelling met dwangverpleging laatstelijk verlengd met twee jaar. Bij beslissing van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 7 mei 2015 is de beslissing van de rechtbank bevestigd.
Bij besluit van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 19 april 2016 is de terbeschikkingstelling beëindigd met als doel de ter beschikking gestelde uit te zetten naar Portugal, onder de voorwaarde dat de ter beschikking gestelde niet naar Nederland terugkeert.
De rechtbank heeft op 15 februari 2017 van het openbaar ministerie ontvangen een vordering tot hervatting van de dwangverpleging (artikel 38la, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) van 14 februari 2017. Bij die vordering is gevoegd een proces-verbaal van de politie, eenheid Rotterdam, nummer [procesverbaalnummer] , waaruit blijkt dat de ter beschikking gestelde in februari 2017 is aangehouden in Nederland.
Later is nog overgelegd een brief van de inrichting waar de ter beschikking gestelde (formeel) verblijft, gedateerd 2 maart 2017.
De vordering is op de zitting van 7 maart 2017 in het openbaar behandeld. Officier van justitie mr. B.G.H. de Ruijter, de ter beschikking gestelde, bijgestaan door zijn raadsman, en de deskundige [naam] , als gz-psycholoog verbonden aan de inrichting, zijn gehoord.

2.Standpunt van partijen

2.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de behandeling van de vordering voor onbepaalde tijd aan te houden om de inrichting wederom in de gelegenheid te stellen een onderzoek in te stellen naar een passende voorziening voor de ter beschikking gestelde in Portugal, zodat hij wederom kan worden gerepatrieerd.
2.2.
Standpunt van de ter beschikking gestelde
De ter beschikking gestelde en zijn raadsman hebben primair afwijzing van de vordering bepleit. Subsidiair is aanhouding van de zaak bepleit, zoals gevorderd door de officier van justitie.

3.Adviezen

3.1.
Brief van de inrichting
De brief van de inrichting van 2 maart 2017 houdt – zakelijk weergegeven – het volgende in.
De ter beschikking gestelde is op 28 april 2016 vanuit de inrichting teruggebracht naar Portugal. In Lissabon heeft een overdracht plaatsgevonden aan de psychiater en psycholoog van [naam instelling] in aanwezigheid van de ter beschikking gestelde, zijn moeder en haar partner. Er zijn afspraken gemaakt over een vervolgbehandeling.
Op 10 februari 2017 werd de inrichting door het ministerie geïnformeerd over de terugkeer van de ter beschikking gestelde in Nederland. De ter beschikking gestelde is vervolgens op 22 februari 2017 weer in de inrichting opgenomen.
De ter beschikking gestelde maakt bij opname een stabiele indruk. Hij is helder en vertelt zijn verhaal op een geordende wijze. Hij kan adequaat antwoord geven op vragen en het affect moduleert adequaat.
In gesprekken heeft de ter beschikking gestelde verteld dat hij in Portugal de huisarts heeft benaderd met de vraag hem zijn medicatie voor te schrijven. Dit heeft de huisarts gedaan en de ter beschikking gestelde heeft verteld dat hij zijn medicatie altijd trouw heeft ingenomen, omdat hij weet dat hij het zonder medicatie niet redt. De ter beschikking gestelde komt hierin oprecht over. Verdere hulpverlening heeft hij in Portugal niet gehad.
Nadat het niet goed ging tussen de ter beschikking gestelde en zijn moeder heeft hij besloten naar zijn vader te reizen in Nederland, omdat hij hoopte dat deze hem aan werk kon helpen. Dit bleek niet het geval, aldus de ter beschikking gestelde.
De ter beschikking gestelde besefte dat hij niet in Nederland mocht zijn en had geen geld om terug naar Portugal te gaan. Hij heeft daarom contact gezocht met de politie. Hij verwachtte dat zij hem zouden aanhouden en op het vliegtuig naar Portugal zouden zitten.
3.2.
Ter zitting gegeven toelichting
De als deskundige gehoorde Philipi, als gz-psycholoog verbonden aan de inrichting, heeft ter zitting verklaard - zakelijk weergegeven – dat de ter beschikking gestelde stabiel is. Als de dwangverpleging wordt hervat, dan zal geen behandeling worden opgestart, omdat de ter beschikking gestelde alle mogelijke behandelingen reeds succesvol heeft doorlopen en afgerond. De psychiatrische problematiek is niet verder te behandelen, anders dan met de voorgeschreven medicatie die de ter beschikking gestelde ook inneemt. Een resocialisatietraject is niet mogelijk, omdat de ter beschikking gestelde nog steeds een ongewenst vreemdeling in Nederland is. Het enige wat de inrichting nog kan doen is de overdracht naar Portugal deze keer met meer waarborgen omkleden.
Het recidiverisico wordt als laag ingeschat. Dat was ook zo ten tijde van het vertrek naar Portugal in 2016. Met de informatie die nu over de ter beschikking gestelde voorhanden is, wordt op lange termijn het recidiverisico ingeschat op matig. De inrichting heeft vanuit Portugal of Nederland geen berichten van nieuwe strafbare feiten ontvangen.

4.Beoordeling

De rechtbank stelt vast dat de ter beschikking gestelde de voorwaarde die de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie aan de beëindiging van de terbeschikkingstelling van 19 april 2016 heeft verbonden heeft geschonden door naar Nederland terug te keren. Nu de ter beschikking gestelde zich niet aan deze voorwaarde heeft gehouden, is de teerbeschikkingstelling herleefd (artikel 38la, zesde lid, Sr).
De rechtbank stelt voorts vast de ter beschikking gestelde is uitbehandeld, resocialisatie in Nederland niet mogelijk is en de kans op recidive voor zowel de korte als de lange termijn laag moet worden ingeschat. Niet gebleken is dat de ter beschikking gestelde nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd. Van een situatie waarbij de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de hervatting van de verpleging van overheidswege eist is dus geen sprake.
Het door de officier van justitie gevorderde onderzoek naar een nieuwe repatriëring van de ter beschikking gestelde naar Portugal is daarom niet meer aan de orde.
De vordering van de officier van justitie tot hervatting van de dwangverpleging zal worden afgewezen. Door deze afwijzing eindigt de herleefde terbeschikkingstelling (artikel 38la, zevende lis Sr).

5.Beslissing

De rechtbank:
wijst afde vordering van de officier van justitie.
Deze beschikking is gegeven door
mr. M.K. Asscheman-Versluis, voorzitter,
en mrs. J. van Dort en F.W.H. van den Emster, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I.C.M.A. Bals, griffier,
en is in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze beslissing kan het openbaar ministerie binnen veertien dagen na de uitspraak beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.