ECLI:NL:RBROT:2017:2403

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 maart 2017
Publicatiedatum
30 maart 2017
Zaaknummer
10/682138-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling door opzettelijk aanrijden met auto, met taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 31 maart 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die opzettelijk een slachtoffer met zijn auto heeft aangereden. Het incident vond plaats op 16 februari 2015 in Zwijndrecht, waar de verdachte de aangever met zijn auto heeft aangereden, wat resulteerde in een dubbele beenbreuk bij het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk handelde, ondanks zijn bewering dat het een ongeluk was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor zware mishandeling en heeft een taakstraf van 240 uur opgelegd, naast een voorwaardelijke gevangenisstraf van 9 maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 2 jaar. De rechtbank heeft ook de in beslag genomen auto verbeurd verklaard. De officier van justitie had een zwaardere straf geëist, maar de rechtbank volgde het advies van de reclassering om een voorwaardelijke straf op te leggen, gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding aan de benadeelde partij toegewezen, bestaande uit materiële en immateriële schade, en de verdachte veroordeeld tot betaling van deze schadevergoeding.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/682138-16
Datum uitspraak: 31 maart 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
verblijvende op de [adres verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. N. Bekri, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 17 maart 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. van den Berg heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde met uitzondering van het derde ten laste gelegde gedachtestreepje;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering, hetgeen mede kan inhouden een meldplicht, het volgen van een behandeling bij [naam instelling 1] en het verlenen van medewerking aan het op individuele basis begeleid gaan wonen;
  • ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van twee jaar.

4.Waardering van het bewijs

Vast staat dat de aangever [naam slachtoffer] op 16 februari 2015 aan de Paulus Potterstraat te Zwijndrecht is aangereden door een personenauto, die door de verdachte werd bestuurd, en dat hij daarbij een dubbele beenbreuk aan zijn rechteronderbeen heeft opgelopen. Gelet op de resultaten van de door de politie gemaakte analyse van het ongeval is met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid komen vast te staan dat de aangever is aangereden met de linkervoorzijde van de Mazda van de verdachte.
Het scenario, dat door de verdachte is beschreven, houdt in dat de verdachte op het trottoir geparkeerd stond en vanaf die plaats achteruit de weg op is gereden en vervolgens weg is gereden. De verdachte zegt niet te hebben gemerkt dat hij iemand aanreed: het was volgens hem een ongeluk.
Het scenario, dat door de aangever naar voren is gebracht, houdt in dat de verdachte vanaf de rijbaan het trottoir is opgereden en op hem in is gereden, dat hij tussen een hek en de auto klem is komen te zitten waarbij zijn been brak en dat de verdachte vervolgens achteruit is gereden en weer vooruit over zijn been is gereden.
In de voornoemde ongevalsanalyse is, gelet op de aangetroffen bandensporen op het wegdek en de veegsporen op de Mazda, geconcludeerd dat het scenario van de verdachte niet waarschijnlijk wordt geacht. De verdachte moet immers, gezien het wegverloop op de Paulus Potterstraat, een actieve stuurbeweging naar links hebben gemaakt om de plaats van de aanrijding met de voorzijde te bereiken. Gelet op de aangetroffen bandensporen moet hij bovendien met doorslippende voorwielen zijn opgetrokken. Het scenario van de aangever past wat het naar voren rijden betreft volgens de verkeersanalisten juist wel bij de aangetroffen bandensporen.
Het voorgaande weerlegt de stelling van de verdachte dat het een ongeluk was. Hij moet vooruit hebben gereden in de richting van de aangever; daarbij moet hij hard hebben opgetrokken. Het kan onder deze omstandigheden niet anders dan dat de verdachte dit opzettelijk heeft gedaan.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen met uitzondering van het onder het derde gedachtestreepje ten laste gelegde, omdat uit het door de politie ingestelde onderzoek niet valt af te leiden dat de verdachte tweemaal met zijn auto naar voren is gereden.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 16 februari 2015 te Zwijndrecht aan [naam slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een op meerdere plekken gebroken been, heeft toegebracht door
- met zijn auto op die [naam slachtoffer] in te rijden en
- tegen het been van die [naam slachtoffer] aan te rijden,
waardoor die [naam slachtoffer] klem is komen te zitten tussen de auto en een tuinhek.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
zware mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte is met zijn auto opzettelijk ingereden op het slachtoffer. De verdachte was toen onder invloed van speed. Hoewel het slachtoffer de verdachte zou hebben geprovoceerd, neemt dat niet weg dat van de verdachte mocht worden verwacht dat hij een gewelddadige confrontatie zou voorkomen. Hij zat achter het stuur van de auto en had er voor kunnen kiezen om weg te rijden zonder eerst het slachtoffer aan te rijden. Door het handelen van de verdachte heeft het slachtoffer een gecompliceerde dubbele beenbreuk opgelopen. Ook uit de toelichting die het slachtoffer heeft gegeven op zijn vordering tot schadevergoeding blijkt, dat het slachtoffer nog steeds ernstig lijdt onder de gevolgen van wat de verdachte heeft gedaan. De rechtbank neemt het de verdachte kwalijk dat hij te weinig verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen. Hij legt de schuld immers deels bij het provocerende gedrag van het slachtoffer en blijft volhouden dat het een ongeluk was, terwijl het technisch onderzoek op iets heel anders wijst.
7.2.1.
Strafblad
In het nadeel van de verdachte weegt de rechtbank mee, dat uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van [datum uittreksel] blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.2.2.
Rapportage
Het Leger des Heils, afdeling reclassering, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd [datum rapport] . In dit rapport wordt geconcludeerd dat de verdachte op nagenoeg alle leefgebieden problemen heeft.
De verdachte heeft een lastige jeugd gehad. Zijn ouders konden niet voor hem zorgen, waardoor hij zijn jeugd voornamelijk in instellingen heeft doorgebracht. De verdachte heeft twee kinderen uit een eerdere relatie. Op dit moment verblijft hij bij zijn zus in Zwijndrecht met wie hij een goede relatie heeft. De verdachte is gediagnosticeerd met ADHD en gebruikt oxazepam om wat rust in zijn hoofd te krijgen. De verdachte is gemotiveerd om zijn leven te veranderen. Zijn valkuil is dat hij soms verkeerde prioriteiten stelt, waardoor belangrijkere zaken blijven liggen. De reclassering acht het van belang dat de verdachte onder begeleiding gaat wonen, zodat hij intensief begeleid kan worden met het aanbrengen van structuur in zijn leven. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt door de reclassering als zeer onwenselijk gezien, omdat dit de behandeling van de verdachte zou onderbreken.
Geadviseerd wordt een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daaraan verbonden de voorwaarde dat de verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering, zo lang en zo frequent als de reclassering dit nodig acht, met daaraan in de vorm van bijzondere voorwaarden verbonden een meldplicht, een ambulante behandelverplichting bij [naam instelling 1] en opname in een instelling van [naam instelling 2] of een soortgelijke instelling voor begeleid of beschermd wonen. Het recidiverisico wordt ingeschat als matig.
7.3.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op de ernst van de feiten en het strafblad van de verdachte zou in beginsel een gevangenisstraf op zijn plaats zijn. De rechtbank is echter gevoelig voor het argument van de reclassering, dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf de positieve ontwikkeling die de verdachte doormaakt, ernstig zou doorkruisen. De rechtbank zal daarom het advies van de reclassering volgen en de verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Gezien de ernst van het feit zal de rechtbank daarnaast een taakstraf van de maximale duur opleggen.
De verdachte heeft dermate gevaarlijk verkeersgedrag vertoond, dat de rechtbank met de officier van justitie van oordeel is dat een ontzegging van de rijbevoegdheid op zijn plaats is.

8.In beslag genomen voorwerp

De in beslag genomen personenauto, Mazda mx-3 1998 in de kleur blauw met kenteken [kentekennummer] en goednummer: [beslagnummer] , zal worden verbeurd verklaard.
Het voorwerp behoort aan de verdachte toe en het bewezen feit is met behulp van dit voorwerp begaan.

9.Vordering benadeelde partij/ schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd de heer [naam slachtoffer] ter zake van het primair ten laste gelegde feit waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 11.868,60 aan materiële schade en een vergoeding van € 15.000,00 aan immateriële schade.
Beoordeling
Voor het deel van de vordering dat betrekking heeft op kleding (€ 242,50), het horloge
(€ 150,00) en daggeldvergoeding ziekenhuis (€ 112,00) geldt dat voldoende vast staat dat die schade het gevolg is van het bewezen verklaarde strafbare feit. Dit deel van de vordering is derhalve voor toewijzing vatbaar.
Het overige deel van de gevorderde materiële schade is te weinig onderbouwd en levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij zal in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Verder is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 10.000,00, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen.
De benadeelde partij zal in het overige deel van de vordering ter zake van immateriële schade niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 16 februari 2015.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op het liquidatietarief (€ 904,-) en in de kosten die nog te maken zijn ten behoeve van de tenuitvoerlegging.
9.1.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 504,50 aan materiële schade en van € 10.000,00 aan immateriële schade.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 36f, 63 en 285 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal zich melden bij de reclassering, zo lang en frequent als die
reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van ‘ [naam instelling 1] ’ of een soortgelijke instelling voor zijn problematiek, gedurende 24 maanden, of zoveel korter als de reclassering in overleg met de instelling verantwoord vindt;
de veroordeelde zal zijn medewerking verlenen aan het op individuele basis begeleid of beschermd gaan wonen bij [naam instelling 2] of een soortgelijke instelling, zo lang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van
de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
ontzegtde verdachte
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
2 (twee)
jaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
240 (tweehonderdenveertig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdentwintig) dagen;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf:
1
STK Personenauto [kentekennummer]
MAZDA mx-3 1998 Kl:blauw
[beslagnummer] ;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij, te betalen een bedrag van
€ 10.504,50 (zegge: tienduizendvijfhonderdenvier euro en vijftig eurocent), bestaande uit € 504,50 aan materiële schade en € 10.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 16 februari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering en bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op € 904,-, aan salaris voor de advocaat en in de kosten, nog te maken ten behoeve van de tenuitvoerlegging;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 10.504,50 (zegge: tienduizendvijfhonderdenvier euro en vijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 februari 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 10.504,50 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
85 dagenen bepaalt dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.M. Havik, voorzitter,
en mrs. E.M.D. Angela en B.M.R.M. Edelhauser-van Vlijmen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.C. Fraaij, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 31 maart 2017.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 16 februari 2015 te Zwijndrecht aan [naam slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een (op meerdere plekken) gebroken been, heeft toegebracht door meermalen, althans éénmaal (met hoge snelheid)
- met zijn/een auto op die [naam slachtoffer] in te rijden en/of
- tegen het/de be(e)n(en) en/of voet(en) van die [naam slachtoffer] aan te rijden,
waardoor die [naam slachtoffer] klem is komen te zitten tussen de auto en een (tuin)hek en/of
- ( vervolgens) over het/de be(e)n(en) van die [naam slachtoffer] heen te rijden;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 februari 2015 te Zwijndrecht als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam en/of met aanmerkelijke verwaarlozing van de te dezen geboden zorgvuldigheid te rijden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Paulus Potterstraat, welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar, met dat door hem, verdachte, bestuurde voertuig, (sterk) naar links sturend en met doorslippende wielen optrekkend, het trottoir is opgereden op het moment dat zich aldaar een voetganger, genaamd [naam slachtoffer] , bevond en/of
in botsing of aanrijding is gekomen met die voetganger, waardoor die voetganger tegen een hekwerk werd geduwd of gedrukt, als gevolg waarvan die voetganger zwaar lichamelijk letsel (te weten een op meerdere plaatsen gebroken been), of zodanig lichamelijk letsel werd
toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
Meer subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 februari 2015 te Zwijndrecht als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, Paulus Potterstraat, zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg en/of het aangrenzende trottoir, werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar, met dat door hem, verdachte, bestuurde voertuig, (sterk) naar links sturend en met doorslippende wielen optrekkend, het trottoir is opgereden op het moment dat zich aldaar een voetganger, genaamd [naam slachtoffer] , bevond en/of in botsing of aanrijding is gekomen met die voetganger, waardoor die voetganger tegen een hekwerk werd geduwd of gedrukt.