ECLI:NL:RBROT:2017:2369

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 maart 2017
Publicatiedatum
29 maart 2017
Zaaknummer
522995 / HA RK 17-212
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in strafzaak Mega Focus

Op 15 maart 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door de advocaat van verzoeker, mr. S. Lodder. Het verzoek tot wraking was gericht tegen de rechters J. van der Groen, N. Doorduijn en S. Jordaan, die betrokken waren bij de behandeling van de strafzaak tegen verzoeker in de zogenaamde Mega Focus-zaak. De wrakingskamer oordeelde dat de beslissing van de rechters om het verzoek om aanhouding van de behandeling van de zaak af te wijzen, niet onbegrijpelijk was. De rechters hadden in hun motivering aangegeven dat de belangen van medeverdachten en de verwevenheid van de zaken een belangrijke rol speelden in hun beslissing. De wrakingskamer concludeerde dat er geen aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de rechters, en dat de vrees van verzoeker voor een gebrek aan onpartijdigheid niet objectief gerechtvaardigd was. De rechtbank benadrukte dat een onwelgevallige beslissing van een rechter op zichzelf geen grond voor wraking oplevert, en dat wraking niet kan dienen als een rechtsmiddel tegen onwelgevallige beslissingen. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking dan ook afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 522995 / HA RK 17-212
Beslissing van 15 maart 2017
op het verzoek van
[naam verzoeker],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres],
verzoeker,
advocaat mr. S. Lodder,
strekkende tot wraking van:
mr. J. van der Groen,
mr. N. Doorduijnen
mr. S. Jordaan, rechters in de rechtbank Rotterdam (hierna: de rechters).

1.Het procesverloop en de processtukken

1.1.
Ter terechtzitting van 15 maart 2017 is de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, van welke kamer de rechters deel uitmaken, voortgezet de behandeling van de tegen verzoeker aanhangig gemaakte strafzaak met parketnummer 10/750209-14.
1.2.
Op die terechtzitting hebben de rechters in de strafzaak tegen verzoeker – evenals in de zaken tegen een aantal medeverdachten – beslissingen uitgesproken, welke onder meer inhouden:
“Ter beoordeling ligt thans voor de vraag of de zaken van de verdachten in de megazaak Focus moeten worden aangehouden en dat de zaken van verdachten [naam verzoeker] en [naam mede-verdachte] moeten worden terugverwezen naar de rechter-commissaris ten behoeve van het horen van de getuige [naam getuige].
Daarover valt het volgende te zeggen.
De rechter-commissaris heeft al in een vroegtijdig stadium van deze procedure de getuige [naam getuige] toegewezen. Het horen van deze getuige is tot dusver niet gelukt. Bij beslissing van 21 september 2016 heeft de rechtbank bepaald dat deze getuige alsnog gehoord zou kunnen worden. indien dat alsnog mogelijk was. Dit is ook wel aangeduid als een ‘slapende verwijzing’.
Recent is het bericht gekomen dat [naam getuige] thans in Brazilië is aangehouden. De rechter-commissaris heeft onderzoek verricht naar de mogelijkheid om deze getuige alsnog te horen. Uit het proces-verbaal van de rechter-commissaris van 14 maart jl. blijkt dat het thans niet bekend is op welke termijn een verhoor van de getuige [naam getuige] zou kunnen plaatsvinden.
Mr. Lodder, de advocaat van [naam verzoeker]. heeft gevraagd om een aanhouding van de zaak van zijn cliënt teneinde [naam getuige] alsnog te horen. Hij verwijst daarvoor naar de eerdere beslissing van de rechtbank hierover en voert aan dat het in het verdedigingsbelang van zijn cliënt is dat de getuige wordt gehoord.
Mr. Boone heeft aangegeven dat hij in de zaak van zijn cliënt op zich weinig verdedigingsbelang ziet bij het alsnog horen van de getuige. Hij meent dat het eigenlijk primair een getuige is die in het belang van de officier van justitie zou moeten worden gehoord. Desgevraagd heeft hij aangegeven het verzoek tot het horen van [naam getuige] toch te handhaven, uit collegialiteit met mr. Lodder.
…….
De officier van justitie heeft aangegeven dat het openbaar ministerie zich niet tegen een aanhouding verzet, gelet op de eerdere beslissing van de rechtbank over deze getuige, en geconcludeerd dat dat wel in de zaken van alle verdachten moet gebeuren.
…….
Mr. Kuijpers, de advocaat van verdachte [naam mede-verdachte 2], heeft ……. aangegeven dat het horen van de getuige nog vele maanden kan gaan duren.
…….
De rechtbank oordeelt hierover thans als volgt.
Mega Focus is een langlopende strafzaak. Meerdere verdachten zitten al bijna twee jaar in voorlopige hechtenis. De inhoudelijke behandeling is in september 2016 begonnen. Diverse incidenten hebben in die periode tot verschillende aanhoudingen geleid en de inhoudelijke behandeling is feitelijk afgerond in januari 2017. Beoogd was om vandaag tot een uitspraak te komen. Het is onmiskenbaar dat voor de verdachten het wachten inmiddels zwaar moet vallen.
De zaken van de verdachten zijn zodanig verweven dat het een kwestie is van alles of niets: of alle zaken worden aangehouden, of in alle zaken wordt thans uitspraak gedaan. Het is niet reëel om thans in sommige zaken uitspraken te doen en andere zaken aan te houden. Het gaat immers om strafzaken met tenlasteleggingen die deels dezelfde zaken betreffen.
Mede gelet op het vergaande stadium van het proces. is de rechtbank daarom van oordeel dat de belangen van
alleverdachten mede meegewogen moeten worden bij de beoordeling van het verzoek van met name mr. Lodder. Mr. Boone geeft immers aan dat wat hem betreft het verdedigingsbelang gering is.
Afweging van het voorgaande maakt dat thans zware eisen gesteld dienen te worden aan een beslissing tot aanhouding.
Vastgesteld wordt dat getuige [naam getuige] lange tijd niet bereikbaar was. De rechtbank is van oordeel dat ook thans niet gezegd kan worden dat voorzienbaar is dat de getuige binnen redelijke termijn gehoord kan worden. De getuige is in Brazilië aangehouden. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat het horen van een dergelijke getuige geruime tijd kan duren. zoals mr. Kuijpers ook onbetwist heeft aangevoerd.
…….”
1.3.
Nadat deze beslissingen door de rechters waren uitgesproken, heeft de raadsman van verzoeker de wraking van de rechters verzocht.
1.4.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van de volgende stukken:
  • de door de griffier van de meervoudige strafkamer ter terechtzitting van 15 maart 2017 gehouden aantekeningen;
  • de schriftelijke weergave van de door de rechters ter zitting van 15 maart 2017 uitgesproken beslissingen;
  • het proces-verbaal van bevindingen van de rechter-commissaris in strafzaken, gedateerd 6 maart 2017;
  • het proces-verbaal van bevindingen van de rechter-commissaris in strafzaken, gedateerd 14 maart 2017;
  • het e-mailbericht van de raadsman van verzoeker aan de rechtbank, gedateerd 13 maart 2017.
1.5.
Het wrakingsverzoek is onmiddellijk na indiening behandeld, aansluitend aan de zitting waarop de rechters zijn gewraakt. Verzoeker, zijn raadsman, de rechters, alsmede de officier van justitie zijn verwittigd van de datum en het moment waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld.
1.6.
Ter zitting van 15 maart 2017, alwaar het wrakingsverzoek is behandeld, zijn verschenen: verzoeker, zijn raadsman, de rechters, alsmede officier van justitie mr. D.N.G. Woei-A-Tsoi. Zij hebben ieder hun standpunt nader toegelicht.

2.Het verzoek en de reactie daarop

2.1.
Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoeker het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
2.1.1.
In de zaak van verzoeker is vandaag door de rechters afwijzend beslist op het verzoek om aanhouding van de behandeling van zijn zaak ten behoeve van het horen van [naam getuige] als getuige. Die afwijzende beslissing is zo onbegrijpelijk dat bij de verdediging de vrees is ontstaan voor het ontbreken van onpartijdigheid bij de rechters. De zaak loopt al lange tijd. Bij de rechter-commissaris werd destijds gevraagd om [naam getuige] als getuige te horen in de zaak van verzoeker. De rechter-commissaris heeft dat verzoek toegewezen. [naam getuige] was onvindbaar; hij hield zich schuil in Brazilië, waarschijnlijk omdat hij ook als verdachte is aangemerkt.
2.1.2.
Bij aanvang van de inhoudelijke behandeling in september 2016 was [naam getuige] nog niet getraceerd. Toen was dat voor de verdediging aanleiding te verzoeken de zaak aan te houden om [naam getuige] te horen. De rechtbank besloot toen dat het onwaarschijnlijk was dat [naam getuige] binnen afzienbare tijd gehoord zou kunnen worden, maar voegde daaraan toe dat indien bij de rechter-commissaris bericht binnenkwam dat het horen van [naam getuige] alsnog mogelijk zou worden, de zaak terug kon naar de rechter-commissaris.
2.1.3.
We zijn nu maanden bezig met de inhoudelijke behandeling van de zaak. Kort voor het bereiken van de eindstreep, op 6 maart jl., komt er bericht van de rechter-commissaris: [naam getuige] is opgepakt en hij zit in Brazilië. De rechter-commissaris is zo vrij geweest contact op te nemen met Brazilië en er is aangegeven dat er nog steeds belangstelling is om die [naam getuige] te horen als getuige. Hij heeft de verdediging ook om opgave van verhinderdata gevraagd voor de maanden maart en april 2017. Die opgave is gedaan. De rechter-commissaris gaf daarmee kennelijk al invulling aan de slapende terugwijzing van de meervoudige strafkamer en er werden handelingen verricht om het getuigenverhoor te bewerkstelligen.
Vervolgens komt er een aanvullend proces-verbaal van de rechter-commissaris van 14 maart 2017, waarin aangegeven wordt dat het rechtshulpverzoek opnieuw in behandeling is genomen, dat het is doorgezonden aan Belem en dat is gevraagd om een videoverhoor. Of er door de autoriteiten in Brazilië zal worden meegewerkt is dan nog niet duidelijk. [naam getuige] wil ook contact met zijn advocaat alvorens gehoord te worden.
Verder is er nog helemaal geen concrete informatie over hoe lang het nog zal gaan duren. Dat kan twee kanten op gaan. Wellicht moet daar nog nader onderzoek naar worden gedaan.
2.1.4.
We zijn nog nooit zo dicht bij het horen van deze heel belangrijke getuige geweest. [naam getuige] was tot 6 maart jl. bijna twee jaar lang onvindbaar en nu zit hij in hechtenis in Brazilië. Er zijn eerder verzoeken gedaan aan Brazilië met betrekking tot het horen van [naam getuige 2] als getuige. Dat is gehonoreerd door Brazilië en er heeft een videoverhoor plaats gevonden. De verdediging is – anders dan de rechters – van oordeel dat wel degelijk te verwachten valt dat [naam getuige] binnen afzienbare tijd gehoord kan worden. De beslissing van de rechters van vandaag staat haaks op eerdere beslissingen, die door rechters en door de rechter-commissaris zijn genomen en haaks op handelingen van de rechter-commissaris.
2.1.5.
Enerzijds wordt wel het belang van het horen van [naam getuige] erkend terwijl anderzijds wordt beslist om de zaak niet aan te houden en uitspraak te doen vandaag. Dat wringt. Er zijn wel degelijk mogelijkheden om [naam getuige] te horen; dat is ook te halen uit de processen-verbaal van de rechter-commissaris. Er is in Brazilië nog steeds bereidheid om mee te werken. Dan is er sprake van een onbegrijpelijke beslissing; er is wel uitzicht op het horen van [naam getuige] binnen afzienbare tijd.
2.1.6.
De beslissing van de rechters wordt vooral opgehangen aan proceseconomische redenen. Het is inderdaad een hele grote zaak, die lang loopt en er zijn inderdaad vertragingen geweest. Daarbij moet opgemerkt dat vertragingen niet werden veroorzaakt door verzoeken of wrakingsverzoeken van verzoeker.
2.1.7.
Er wordt door de rechters ook gezegd: het is de rechtbank ambtshalve bekend dat het horen van [naam getuige] geruime tijd kan gaan duren, zoals mr. Kuijpers onbetwist heeft aangevoerd. Mr. Kuijpers vroeg om schorsing van de voorlopige hechtenis van zijn cliënt, omdat het nog zo lang zou gaan duren. Indien in het kader van verzoeken, die door mr. Kuijpers voor zijn cliënt worden gedaan, opmerkingen worden gemaakt, kan verzoeker niet worden verweten dat hij dat onbetwist laat. Dat die overweging een rol heeft gespeeld in de beslissing van de rechters, is onbegrijpelijk.
2.1.8.
Daarnaast stelt de rechtbank dat het nog lange tijd gaat duren en de zaken van de verschillende verdachten dermate met elkaar zijn verweven, dat of alles wordt aangehouden of dat alles wordt afgedaan. Dan wordt er voor gekozen om de weegschaal te laten uitvallen in het voordeel van uitspraak doen, puur om proceseconomische redenen. Dat blijft ongemotiveerd. De feitelijke stand van zaken is aldus: het gaat om negen verdachten, waarvan er drie het zaaksdossier Maripa/Marajo op de tenlastelegging hebben staan en de overige zes niet. Het is begrijpelijk dat dat tegelijk is gedaan, maar het kan ook losgekoppeld worden, in ieder geval ten opzichte van de overige zes.
2.1.9.
Door dit alles is bij verzoeker de angst ontstaan dat er sprake is van vooringenomenheid van de rechters.
2.2.
De rechters hebben niet in de wraking berust.
De rechters hebben te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking van de rechter kan opleveren. Daarbij is – verkort en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd:
2.2.1.
Het is nu de vijfde keer dat de rechters, die de mega Focus behandelen, ter zitting van de wrakingskamer zijn. Dit is het twaalfde wrakingsverzoek in deze zaak.
2.2.2.
Wederom hebben wij een gemotiveerde instructie-beslissing gegeven, deze keer op het verzoek van de verdediging om aanhouding van de zaak ten behoeve van het horen van [naam getuige] als getuige. Het verzoek is afgewezen en verzoeker kan het daarmee eens zijn, of niet. De beslissing is wel begrijpelijk. De maatstaf, die de rechters bij het beoordelen van dat verzoek hebben toegepast, is dat zij vinden dat ook thans niet voorzienbaar is dat het horen van [naam getuige] binnen redelijke termijn kan plaatsvinden, gelet op de berichtgeving van de rechter-commissaris. Daarbij hebben de rechters ook gezegd dat de belangen van de medeverdachten zijn meegewogen. Dat is een sub-motivering, die ook begrijpelijk is. Als verzoeker het daar niet mee eens is, kan hij dat voorleggen aan het gerechtshof, maar niet aan de wrakingskamer.
2.2.3.
De hele beoordelingsmaatstaf van de wetgever is er een van proceseconomische redenen. Als die er niet zou zijn, zou een getuigenverzoek tot in eeuwigheid uit kunnen staan en de zaak oneindig lang kunnen worden uitgesteld.
2.2.4.
Verder maakt verzoeker nog opmerkingen, die niet helemaal volledig zijn. Het zaakdossier Maripa/Marajo staat buiten verzoeker ook op de tenlasteleggingen van de twee heren [familienaam twee mede-verdachten], die ook het zaaksdossier Antofagasta op de tenlastelegging hebben staan, evenals bij vijf anderen. Zo grijpen alle zaken in elkaar. Als je de zaak Maripa/Marajo aanhoudt voor verzoeker, dan moeten de zaken tegen de beide [familienaam twee mede-verdachten] ook worden aangehouden. Als je de zaken van de [familienaam twee mede-verdachten] aanhoudt, met daarin Antofagasta, dan moeten ook de zaken van alle andere verdachten, die ook in Antofagasta verdachte zijn, worden aangehouden. De verwevenheid is er dus wel degelijk en dat weet de raadsman ook.
2.2.5.
[naam getuige] zelf was eerder in het zicht en hij gaf toen aan wel te willen verklaren maar alleen op de ambassade in Brazilië en tegen betaling. Daar is niet op in gegaan, want daar heeft de rechtbank de middelen niet voor. Je kunt je afvragen of hij überhaupt iets zal verklaren. Dat wordt ook een beetje voorgezegd door zijn Nederlandse advocaat die zegt: hij gaat pas verklaren als ik met hem heb gesproken. Maar dat alles zijn meer opmerkingen aan de zijlijn.
2.3.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek.

3.De beoordeling

3.1.
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de door verzoeker geuite vrees voor vooringenomenheid van de rechter door objectieve factoren gerechtvaardigd is.
3.2.
Vooropgesteld moet worden dat een voor een partij onwelgevallige beslissing van een rechter op zichzelf geen grond voor wraking oplevert. Dat geldt ook indien die beslissing op het oog mogelijk onjuist is, en ook indien er geen hogere voorziening mocht openstaan tegen die beslissing. Het is niet aan de wrakingskamer om de beslissing inhoudelijk te toetsen. Wraking kan immers niet fungeren als rechtsmiddel tegen onwelgevallige of onjuiste beslissingen.
3.3.
Dat kan anders zijn indien een aangevochten beslissing zozeer onbegrijpelijk is, dat daarvoor redelijkerwijze geen andere verklaring is te geven dan dat de beslissing door vooringenomenheid is ingegeven.
3.4.
Dat kan voorts anders zijn indien de motivering van de aangevochten beslissing erop duidt dat de rechter zijn beslissing (mede) heeft gebaseerd op (betwiste doch) door hem reeds vastgestelde feiten of op een reeds gevormd oordeel omtrent vragen die eerst bij eindbeslissing aan de orde dienen te komen. Dan immers is een (al dan niet begrijpelijke) beslissing kennelijk ingegeven door vooringenomenheid, althans kan de vrees daarvoor dan objectief gerechtvaardigd zijn.
3.5.
De wrakingskamer is van oordeel dat een en ander niet het geval is en overweegt daartoe als volgt.
3.6.
De beslissing van de rechters tot het in dit stadium van het onderzoek ter terechtzitting – waarin de sluiting van dat onderzoek, gevolgd door de uitspraak van het vonnis aanstaande is – afwijzen van het verzoek om aanhouding van de behandeling van de zaak ten behoeve van het horen van [naam getuige] als getuige, met de motivering die de rechters daaraan hebben gegeven, is naar het oordeel van de wrakingskamer niet onbegrijpelijk, laat staan zozeer onbegrijpelijk dat daarvoor redelijkerwijze geen andere verklaring is te geven dan dat die beslissing door vooringenomenheid is ingegeven.
3.7.
De bevindingen van de rechter-commissaris, zoals neergelegd in zijn processen-verbaal van 6 maart 2017 en 14 maart 2017, bieden onvoldoende aanknopingspunten voor de stelling van verzoeker dat het verhoor van [naam getuige] als getuige thans wel op afzienbare termijn kan plaatsvinden.
3.8.
Hetgeen de rechters blijkens hun motivering mede aan hun beslissing ten grondslag hebben gelegd – kort gezegd de belangen van medeverdachten bij het doen van uitspraak en de verwevenheid van de zaken tegen de thans terecht staande verdachten – maakt hun beslissing evenmin onbegrijpelijk.
3.9.
De wraking is mitsdien ongegrond. Het verzoek wordt afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank:
wijst af het verzoek tot wraking van mr. J. van der Groen, mr. N. Doorduijn en mr. S. Jordaan.
Deze beslissing is gegeven door mr. P.C. Santema, voorzitter, mr. M.G.L. de Vette en
mr. A. Buizer, rechters en door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting van
15 maart 2017 in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier.
Verzonden op:
aan:
- verzoeker
- mr. S. Lodder
- mr. J. van der Groen
- mr. N. Doorduijn
- mr. S. Jordaan
- mr. D.N.G. Woei-A-Tsoi