Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoeker het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
2.1.1
Tijdens de comparitie van partijen op 16 februari 2017 meldde de rechter terloops dat hij verzoeker kende uit diens strafzaken. Deze strafzaken hebben gespeeld in 2010 en 2013 en zijn geheel afgehandeld, behoudens het nog lopende ontnemingsdossier.
Verzoeker herkende de rechter niet als zodanig, maar had tijdens het verdere verloop van de zitting geen goed gevoel, te meer omdat de rechter vooral aan verzoeker veel vragen stelde en veel minder aan de eisende partij. Daarbij werd door de rechter zelfs geluisterd naar een toeschouwer in de zaal, wat zeer ongebruikelijk is tijdens een comparitie. Deze toeschouwer behoorde bij de eisende partij.
2.1.2
Na afloop van de zitting van 16 februari 2017 heeft verzoeker het strafdossier erbij gepakt en geconstateerd dat de rechter als rechter-commissaris in de strafzaak van verzoeker is opgetreden. De rechter heeft in die hoedanigheid alle getuigenverhoren afgenomen en weet daardoor hoe ten aanzien van de panden, die op de comparitie aan de orde waren, werd gefraudeerd met onder andere toeslagen, postadressen, aantal kamers enzovoort. De rechter heeft complete tekeningen van de panden gezien. Voor verzoeker was toen helder waarom de rechter tijdens de comparitie inhoudelijk niet veel vroeg, want de rechter weet alles al uit het verleden en zal duidelijk zeggen dat verzoeker niet voor niets is veroordeeld.
2.1.3
De huidige eiser probeert nu aan de hand van het strafdossier verzoeker, diens werkgever en huurders uit de panden te krijgen. In de procedure hamert [naam eiser] steeds weer op het criminele, frauderende verleden van verzoeker. Duidelijk is dat [naam eiser] bij de rechter een welwillend oor heeft gekregen. De rechter kan in de optiek van verzoeker niet meer neutraal zijn en is bevooroordeeld vanuit het verleden. Verzoeker, diens werkgever en de huurders zijn nu al veroordeeld.
2.1.4
De rechter zal – zo bleek aan het slot van de comparitie van 16 februari 2017 – het ingediende verzoek tot voorlopig getuigenverhoor behandelen. Ook dat kan niet op een onbevooroordeelde manier, want de rechter zal veronderstellen dat deze mensen weer net zo praten als wat hij in het verleden bij de getuigenverhoren heeft gehoord. Bij verzoeker leeft de gedachte dat de rechter het er inwendig op houdt dat verzoeker weer aan het frauderen is, hetgeen niet zo is. Verzoeker heeft bij deze rechter de schijn tegen.
2.1.5
De rechter dient te worden vervangen door een strikt neutrale en onbevangen rechter. Daartoe verzoekt verzoeker tevens de thans voorliggende procedure te verwijzen naar een andere rechtbank.
2.2
De rechter heeft niet in de wraking berust.
De rechter heeft te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking kan opleveren. Daarbij is – verkort en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd:
2.2.1
Tussen enerzijds [naam eiser] (in zijn hoedanigheid van door de rechtbank benoemde vereffenaar in de nalatenschap van mevrouw [naam moeder]) en anderzijds 31 gedaagden, waaronder verzoeker, speelt zich een dagvaardingsprocedure af.
Op donderdag 16 februari jl. heeft in deze zaak ten overstaan van de rechter een comparitie plaatsgevonden. Tijdens de comparitie heeft de rechter diverse vragen gesteld aan de vereffenaar én aan verzoeker, hetgeen behoort tot de rechterlijke taak. Daarbij zijn méér vragen gesteld aan verzoeker dan aan de eisende partij, mede vanwege de door verzoeker zelf ter comparitie overgelegde, nieuwe (tweede) beheersovereenkomst. Tot dan toe was in de stukken alleen sprake geweest van één andere beheersovereenkomst.
2.2.2
Omdat de vereffenaar in de dagvaarding aandacht besteedt aan de strafzaak die tegen verzoeker heeft gelopen, heeft de rechter op enig moment laten blijken dat hij in die strafzaak als rechter-commissaris heeft geopereerd. De rechter deed dat uit een oogpunt van transparantie naar partijen toe. Dat wil geenszins zeggen dat de rechter bevooroordeeld is jegens verzoeker. Daarbij is van belang dat rechter niet een van de strafrechters was die hem hebben veroordeeld. Verzoeker beschrijft de rol van de rechter als rechter-commissaris als het horen van getuigen (de rechter voegt daaraan toe: op verzoek van de verdediging). Belangrijker nog is volgens de rechter dat de strafbare feiten waarvoor verzoeker is veroordeeld speelden vóór het overlijden van de moeder. De onderhavige procedure ziet op de periode ná haar overlijden. De veronderstelling van verzoeker dat de rechter uitgaat van het adagium 'eens een fraudeur, altijd een fraudeur' kan de rechter in het geheel niet plaatsen.
2.2.3
De rechter heeft de ter zitting aanwezige broer van verzoeker toegestaan iets te zeggen over hoe hij de verhoudingen tussen de vier kinderen en wijlen hun moeder ziet. Ook heeft hij iets gezegd over hoe het volgens hem werkt met het tekenen voor ontvangst van aangetekende brieven, nadat hij had aangegeven dat hij een postagentschap heeft. Verzoeker en zijn gemachtigde hebben tijdens de comparitie op geen enkele wijze laten blijken daarmee moeite te hebben.
2.2.4
Kort vóór de comparitie heeft verzoeker een verzoek ingediend om een voorlopig getuigenverhoor te laten plaatsvinden. Tussen dat verzoek en de dagvaardingsprocedure zit een direct verband. Het is juist dat de rechter ter comparitie heeft gemeld dat om redenen van proces-economie het voor de hand ligt dat de rechter dat verzoek zal gaan behandelen.