In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 31 januari 2017 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verdachte in een strafzaak. De verdachte, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. M.C. Levy, verzocht om wraking van mr. J.B. Smits, de rechter-commissaris die belast was met de behandeling van zijn zaak. De wraking was gebaseerd op de stelling dat de rechter-commissaris een vooringenomenheid zou hebben getoond tijdens de behandeling van de rechtmatigheid van de inverzekeringstelling van de verdachte. De rechter-commissaris had op 27 januari 2017 een voorlopig oordeel geveld over het redelijk vermoeden van schuld van de verdachte, wat volgens de verzoeker een indicatie was van partijdigheid.
De rechtbank overwoog dat wraking een middel is om de onpartijdigheid van de rechter te waarborgen. De rechtbank stelde vast dat de rechter-commissaris zijn oordeel had gebaseerd op de stand van zaken en de resultaten van het onderzoek op dat moment. De rechtbank concludeerde dat de bewoordingen van de rechter-commissaris geen zwaarwegende aanwijzing opleverden voor een gebrek aan onpartijdigheid. De rechtbank wees het verzoek tot wraking af, omdat er geen objectieve factoren waren die de vrees voor vooringenomenheid van de rechter-commissaris konden rechtvaardigen. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.