Uitspraak
1.Het procesverloop en de processtukken
van verzoeker;
gemachtigde van verzoeker;
verzoeker;
de gemachtigde van verzoeker.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Meervoudige kamer voor wrakingszaken van de Rechtbank Rotterdam op 2 februari 2017 een wrakingsverzoek afgewezen. Het verzoek was ingediend door een verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, dhr. J.R. Seedorf, tegen mr. W.J.J. Wetzels, rechter in de rechtbank Rotterdam. De wrakingskamer oordeelde dat de rechter in zijn algemeenheid niet of nauwelijks betrokken is bij de administratieve handelingen die leiden tot de inschrijving van een zaak op de rol. De klachten van de verzoeker over deze administratieve handelingen dienen volgens de wrakingskamer te worden behandeld in een klachtenprocedure bij de president van de rechtbank.
De wrakingskamer concludeerde dat de rechter verzoeker bij rolbeslissing had verzocht om zich nader uit te laten over de geldigheid van de dagvaarding, wat niet als partijdig kon worden beschouwd. De rechter had de bevoegdheid om partijen te verzoeken bepaalde stellingen toe te lichten of bescheiden over te leggen, zoals vastgelegd in artikel 22 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De wrakingskamer vond geen aanwijzingen voor vooringenomenheid van de rechter en oordeelde dat de verzoeker niet was benadeeld in zijn procesrechten.
Uiteindelijk werd het wrakingsverzoek ongegrond verklaard en afgewezen, waarbij de wrakingskamer benadrukte dat de rechter niet verantwoordelijk was voor het niet tijdig indienen van een beroep door de verzoeker. De beslissing werd genomen door de voorzitter en twee andere rechters, en uitgesproken ter openbare terechtzitting.