ECLI:NL:RBROT:2017:2326

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 maart 2017
Publicatiedatum
28 maart 2017
Zaaknummer
10/811110-15
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van ontuchtige handelingen met minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 maart 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige, in dit geval zijn achtjarige buurmeisje. De tenlastelegging betrof het betasten en wrijven over de vagina van het slachtoffer op 26 juli 2015. De officier van justitie eiste bewezenverklaring van de tenlastelegging en een gevangenisstraf van 143 dagen, waarvan 100 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden.

Tijdens de zitting op 10 maart 2017 werd het bewijs besproken. Het slachtoffer verklaarde dat de verdachte haar had opgetild, gekieteld en over haar vagina had gewreven. De verdachte ontkende echter de beschuldigingen. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van het slachtoffer niet voldoende werd ondersteund door andere bewijsmiddelen. De rechtbank wees op de inconsistenties in de verklaringen van het slachtoffer en de omstandigheden waaronder deze verklaringen tot stand kwamen.

De rechtbank concludeerde dat de verklaring van het slachtoffer onvoldoende overtuigend was om tot een bewezenverklaring te komen. Er was geen ander bewijs dat de verklaring van het slachtoffer kon ondersteunen. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De rechtbank verklaarde ook de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding, omdat er geen straf of maatregel aan de verdachte was opgelegd.

Dit vonnis is gewezen door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op de zitting.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/811110-15
Datum uitspraak: 24 maart 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. G.F. van den Ende, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 10 maart 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.J.A. Segerink heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 143 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 100 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering, een contactverbod met het slachtoffer en haar ouders en een locatieverbod ten aanzien van (de directe omgeving van) het woonadres van het slachtoffer en haar ouders.

4.Vrijspraak

Inleiding
Op zondagmiddag 26 juli 2015 laat de verdachte zijn achtjarige buurmeisje [naam slachtoffer] in zijn woning. Hij tilt haar op, kietelt en knuffelt haar. Volgens [naam slachtoffer] is het hier niet bij gebleven, de verdachte zou vervolgens over haar vagina hebben gewreven. De verdachte ontkent dat echter stellig.
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat de tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Het slachtoffer verklaart zowel tegenover haar ouders als tegenover de politie dat de verdachte haar heeft opgetild, gekieteld en over haar vagina heeft gewreven. Het slachtoffer is erg consistent in haar verklaringen, tevens is het erg onwaarschijnlijk dat een achtjarig meisje zoiets verzint. De verklaring van de verdachte komt in grote delen overeen met die van het slachtoffer, op het voor de verdachte belastende deel na. De verdachte beweert niet over de vagina van het slachtoffer te hebben gewreven. Echter, gezien de omstandigheden dat de verdachte het achtjarige meisje binnen heeft gelaten in een gesloten omgeving (zijn woning), haar heeft opgetild en gekieteld met de wetenschap dat hij lijdt aan een ziekelijke stoornis, namelijk pedofilie, kan het tenlastegelegde feit worden bewezenverklaard. Daarnaast wijst de officier van justitie er op dat de verdachte eerder veroordeeld is voor pedoseksuele delicten en dat hij ten tijde van het delict al een maand geen voorgeschreven libido-remmende medicatie had geslikt.
Beoordeling
De verdachte heeft zich zonder meer grensoverschrijdend gedragen door [naam slachtoffer] in zijn woning toe te laten en haar vervolgens op te tillen, te kietelen en te knuffelen. De vraag is echter of de verdachte vervolgens de aan hem verweten ontucht heeft gepleegd. De verklaring van [naam slachtoffer] dat de verdachte over haar vagina heeft gewreven wordt niet gesteund door andere zelfstandige bewijsmiddelen. Hetgeen anderen hebben verklaard over de ontucht hebben zij steeds van [naam slachtoffer] vernomen. Er is dus sprake van een en dezelfde bron. Dat maakt dat de verklaringen van [naam slachtoffer] kritisch en met de nodige behoedzaamheid moeten worden gewogen.
[naam slachtoffer] is al eerder meerdere keren door haar moeder gewaarschuwd om niet met de buurman (de verdachte) om te gaan. [naam slachtoffer] verklaart bij thuiskomst vrijwel meteen tegenover haar ouders bij de buurman te zijn geweest en door hem opgetild en gekieteld te zijn. Moeder vraagt herhaaldelijk door, en pas dan zegt [naam slachtoffer] ook te zijn betast door de buurman.
De getuige [naam getuige] , als maatschappelijk werkster vanuit [naam stichting] betrokken bij het gezin van [naam slachtoffer] , verklaart dat [naam slachtoffer] een meisje is dat zich aan de omstandigheden aanpast indien ze aandacht krijgt, voelsprieten heeft voor als er iets interessants gebeurt en een sensatie kan maken van de reactie van anderen op haar.
Daar komt bij dat [naam slachtoffer] pas na herhaaldelijk doorvragen aan moeder vertelt betast te zijn door de verdachte, terwijl zij dat tijdens het studioverhoor min of meer direct als eerste kwijt lijkt te willen.
Een en ander tast de betrouwbaarheid van haar verklaring aan.
De rechtbank komt daarom tot de conclusie dat de verklaring van [naam slachtoffer] onvoldoende overtuigend is om daarop in overwegende mate een bewezenverklaring te laten steunen, terwijl zich geen ander bewijsmiddel in het dossier bevindt dat als zelfstandige ondersteuning voor die verklaring kan dienen.
Daarom kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte op 26 juli 2015 ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [naam slachtoffer] .
Conclusie
Het tenlastegelegde feit is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam slachtoffer] ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 51,12 aan materiële schade en een vergoeding van € 400,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 juli 2015.
5.1.
Standpunt officier van justitie
De door de benadeelde partij geleden schade houdt rechtstreeks verband met het tenlastegelegde feit. De verdachte is verantwoordelijk voor de schade. Tevens is de vordering goed onderbouwd. De vordering dient dan ook in zijn geheel te worden toegewezen.
5.2.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu aan de verdachte geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht niet is toegepast.
De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
5.3.
Conclusie
De verdachte hoeft geen schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partij.

6.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

7.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, dat bij eerdere beslissing is geschorst;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.A. van Beuningen, voorzitter,
en mrs. A.J.P. van Essen en F.W. van Lottum, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. C. Ihataren en E. Kerens, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 maart 2017.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 26 juli 2015 te Vlaardingen
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten [naam slachtoffer]
( [geboortedatum slachtoffer] ), buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
namelijk het betasten van en/of wrijven over de vagina en/of het lichaam van
die [naam slachtoffer] .
art 247 Wetboek van Strafrecht