In deze zaak heeft eiser, een eenmanszaak die zich bezighoudt met grondverzetwerkzaamheden, een kort geding aangespannen tegen Bronij Infra B.V., een aannemingsbedrijf. Eiser vordert een betaling van € 32.637,90 van Bronij, die hij stelt te zijn verschuldigd voor werkzaamheden die hij heeft verricht in het kader van een project in Bergen op Zoom. De partijen hebben een jarenlange samenwerking en eiser heeft facturen verzonden aan Bronij op basis van een conceptovereenkomst die nooit is ondertekend. Bronij heeft een bedrag van € 18.933,- voldaan met als omschrijving 'verrekening', wat aanleiding geeft tot een geschil over de kostenverdeling van het project.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat eiser aannemelijk heeft gemaakt dat de facturen zijn gebaseerd op goedgekeurde werkbonnen en dat Bronij de inhoud van de facturen niet heeft betwist. Bronij heeft echter verweer gevoerd op basis van verrekening, stellende dat eiser en zijn medewerkende opdrachtnemers verantwoordelijk waren voor bepaalde kosten. De rechter heeft geoordeeld dat de gegrondheid van het beroep op verrekening niet eenvoudig vast te stellen is en dat de vordering van eiser kan worden toegewezen, zij het tot een lager bedrag van € 29.352,-. De wettelijke handelsrente is toegewezen vanaf de dag der dagvaarding.
De voorzieningenrechter heeft Bronij veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn begroot op € 1.784,21. Dit vonnis is uitgesproken op 24 maart 2017.