Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.[verzoeker1] ,
[verzoeker2],
[verzoeker3],
[verzoeker4] ,
[verzoeker5],
DEonderlinge waarborgmaatschappij voor instellingen in de gezondheidszorgMEDIRISK B.A.,
HET VAN WEEL-BETHESDA ZIEKENHUIS,
1.De procedure
- het verzoekschrift met producties,
- het verweerschrift met producties,
- de mondelinge behandeling ter openbare zitting van 17 januari 2017,
- de pleitnota van de [verzoekers] ,
- de pleitnota van Medirisk.
2.De feiten
- een voorschot van € 10.000,- op 2 juni 2014,
- een voorschot van € 12.500,- op 31 maart 2016,
- een slotbetaling van
3.Het geschil
4.De beoordeling
punitive damages) omvat en de relevante details van de daar voorliggende zaken in het algemeen (en ook nu) onvoldoende bekend zijn, zodat de vergelijking met de hoogte van smartengeld in vergelijkbare gevallen in andere landen moeilijk is. De ontwikkeling van de maatschappelijke opvattingen over de hoogte van smartengeld in Nederland weegt zwaarder. Die maatschappelijke opvattingen zijn in de loop van de jaren gewijzigd. Onder meer uit de parlementaire geschiedenis van de huidige wettelijke regeling van het recht op smartengeld blijkt dat destijds de wens tot terughoudende opstelling ten aanzien van de vergoeding van immateriële schade bestond en dat vooral de vraag leefde of het mogelijk is om leed met geld goed te maken en of vergoedingen op ruimere schaal niet zouden ontaarden in een ongewenst te achten privaatrechtelijke straf, dan wel een evenzeer ongewenst te achten aansporing om te gaan procederen. Voortschrijdend inzicht heeft er echter toe geleid dat de maatschappij tegenwoordig niet meer zo afwijzend staat tegenover het in geld vertalen van leed en dat over het aspect van genoegdoening anders wordt gedacht. Hoewel het aanmoedigen van juridische procedures nog steeds ongewenst wordt geacht kan aan dat element in dit zeer uitzonderlijke en schrijnende geval weinig betekenis gehecht worden.
- de over de maanden juni 2014 tot en met september 2014 gedeclareerde uren zijn onredelijk voor zover die het aantal van 13 uren te boven gaan nu de vraagstelling voor de deskundige door Medirisk is opgesteld en partijen vanaf juli 2014 in afwachting van het rapport van de deskundige waren;
- 22 uren van de over de maanden oktober 2014 tot en met juli 2015 gedeclareerde uren zijn niet te plaatsen omdat partijen in de betreffende periode in afwachting waren van het rapport van de deskundige en over de noodzaak tot werkzaamheden in die periode niets is gesteld;
- de discussie over de onderhoudsschade van dochter [verzoeker5] heeft langer geduurd dan nodig was omdat harerzijds geen deugdelijke berekening van die schade werd overgelegd;
- bij het uurtarief van de advocaat is 39,5 uur voor het gehele schaderegelingstraject redelijk;
- met de slotbetaling van € 5.000,- komen de vergoede buitengerechtelijke kosten overeen met de PIV-staffel en hetgeen daarboven wordt gevorderd gaat een redelijke verhouding tussen de te vergoeden schade en de buitengerechtelijke kosten te boven.