ECLI:NL:RBROT:2017:2129

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 maart 2017
Publicatiedatum
21 maart 2017
Zaaknummer
5692030 vz verz 17-1654
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst en ontvankelijkheid verzoek

In deze zaak heeft de besloten vennootschap Apotheek Walenburg B.V. een verzoek ingediend tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met de verweerder, die in persoon is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Het verzoek is gebaseerd op artikel 7:685 BW, maar de kantonrechter heeft geoordeeld dat dit artikel niet meer van toepassing is sinds de invoering van de Wet Werk en Zekerheid per 1 juli 2015. Hierdoor is het oorspronkelijk verzoek niet-ontvankelijk verklaard.

De kantonrechter heeft in zijn beschikking aangegeven dat de door Walenburg aangevoerde gronden voor ontbinding, namelijk dringende reden en verandering van omstandigheden, niet meer bestaan. Dit heeft geleid tot de conclusie dat het verzoek niet kan worden verbeterd of aangevuld, omdat er geen bestaande gronden zijn. Het herzien verzoek dat Walenburg heeft ingediend, heeft niet geleid tot een andere uitkomst, en ook dit verzoek is niet-ontvankelijk verklaard.

Walenburg is als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 400,00 aan salaris voor de gemachtigde van de verweerder. De beschikking is gegeven door de kantonrechter en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 20 maart 2017.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 5692030 VZ VERZ 17-1654
uitspraak: 20 maart 2017
beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
APOTHEEK WALENBURG B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
verzoekster,
gemachtigde: mr. E. van Lent,
tegen
[verweerder],
wonende te Rotterdam,
verweerder,
gemachtigde: mr. P.A. Ellenbroek.
Partijen worden hierna aangeduid als respectievelijk “Walenburg” en “[verweerder]”.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Op 2 februari 2017 is ter griffie ontvangen een verzoekschrift voor zover vereist tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ex artikel 7:685 BW, met bijlagen.
1.2.
De kantonrechter heeft bepaald dat de mondelinge behandeling zal plaatsvinden op 13 maart 2017 te 10.05 uur.
1.3.
Bij faxbericht van 9 februari 2017 heeft mr. Ellenbroek zich namens [verweerder] gesteld en te kennen gegeven op 13 maart 2017 in de ochtend verhinderd te zijn. Voorts heeft mr. Ellenbroek verzocht bij het bepalen van een nieuwe datum rekening te houden met een gecombineerde zitting aangezien namens [verweerder] een loonvordering en een vordering tot wedertewerkstelling zal worden ingediend.
1.4.
Bij brief van 16 februari 2017 heeft de kantonrechter aan de gemachtigden van partijen bericht dat het verzoek van mr. van Lent is gebaseerd op een niet meer bestaand wetsartikel en derhalve naar zijn voorlopig oordeel niet-ontvankelijk is. Voorts wijst de kantonrechter erop dat dit ook tot gevolg heeft dat het tegenverzoek dat mr. Ellenbroek wil indienen dan evenmin ontvankelijk is. Tot slot heeft de kantonrechter partijen verzocht zich hierover te beraden en vervolgens te laten weten of zij een nieuwe datum willen vragen dan wel dat verzoeker een nieuw verzoek indient onder opgave van verhinderdata.
1.5.
Bij brief van 17 februari 2017, ter griffie ontvangen op 20 februari 2017, heeft mr. van Lent onder verwijzing naar het onder 1.1 genoemde verzoekschrift en het daaraan gekoppelde zaaknummer medegedeeld een herzien verzoekschrift in te dienen. In de kop van het meegezonden verzoek is vermeld ‘Herzien verzoekschrift voor zover vereist tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ex artikel 7:671b BW’.
1.6.
Naar aanleiding van de brieven van 20 februari 2017 van mr. Ellenbroek en 21 februari 2017 van mr. van Lent heeft de kantonrechter bij brief van 22 februari 2017 aan mr. Van Lent de keuze gegeven; mr. van Lent handhaaft het herzien verzoek, het herzien verzoek zal dan op 13 maart 2017 worden behandeld en vervolgens zal over de ontvankelijkheid een beslissing worden gegeven of het herzien verzoek moet worden aangemerkt als een nieuw verzoek, de behandeling zal dan plaatsvinden op 30 maart 2017.
1.7.
Bij faxbericht van 1 maart 2017 heeft mr. van Lent te kennen gegeven dat het op 1 februari 2017 ingediende verzoek wordt gehandhaafd en dat dit verzoek is herzien met het bij brief van 17 februari 2017 toegezonden herzien verzoek, hetgeen op grond van het procesreglement en de bepalingen in rechtsvordering mogelijk is.
1.8.
Bij brief van 2 maart 2017 heeft de kantonrechter partijen bericht dat de mondelinge behandeling van het door mr. van Lent ingediende en herzien verzoek op 13 maart 2017 te 14.00 uur zal plaatsvinden. Voorts is partijen medegedeeld dat het dan zal gaan om de ontvankelijkheid van het oorspronkelijke en vervolgens herzien verzoek en dat indien dat ontvankelijk wordt geacht een nieuwe datum voor een inhoudelijke behandeling zal worden bepaald.
1.9.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 13 maart 2017. Namens Walenburg is mr. van Lent ter zitting verschenen. [verweerder] is in persoon verschenen, bijgestaan door de gemachtigde mr. Ellenbroek. De gemachtigden hebben hun standpunten toegelicht. Van het ter zitting verhandelde heeft de griffier aantekeningen gehouden.
1.10.
De beschikking is bepaald op heden.

2.Het geschil

2.1.
Het oorspronkelijk verzoek van Walenburg strekt er toe de arbeidsovereenkomst met [verweerder] op grond van het bepaalde in artikel 7:685 BW op de kortst mogelijke termijn te ontbinden (voor zover vereist) primair wegens dringende reden en subsidiair wegens verandering in omstandigheden, voor zover de arbeidsovereenkomst tussen partijen nog mocht bestaan, zonder toekenning van een vergoeding aan [verweerder] en met veroordeling van [verweerder] in de proceskosten.
2.2.
In het herzien verzoek heeft Walenburg verzocht de arbeidsovereenkomst met [verweerder] op grond van artikel 7:671b BW op de kortst mogelijke termijn te ontbinden (voor zover vereist) wegens verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerder], een verstoorde arbeidsverhouding of een andere dan hiervoor genoemde omstandigheden, voor zover de arbeidsovereenkomst tussen partijen nog mocht bestaan en zonder toekenning van een vergoeding aan [verweerder] met veroordeling van [verweerder] in de proceskosten.
2.3.
[verweerder] heeft primair aangevoerd dat Walenburg niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar verzoek. Subsidiair strekt het verweer tot afwijzing van het verzoek, althans de ontbinding slechts toe te wijzen met inachtneming van de opzegtermijn en onder toekenning van een billijke vergoeding naast de transitievergoeding en Walenburg in de proceskosten te veroordelen.

3.De beoordeling

3.1.
Het oorspronkelijk verzoek van Walenburg is gebaseerd op artikel 7:685 BW (oud). Ingevolge de invoering van de Wet Werk en Zekerheid (hierna: WWZ) per 1 juli 2015 is dit artikel komen te vervallen en op het onderhavige verzoek niet van toepassing.
3.2.
De door Walenburg in het oorspronkelijk verzoek primair gestelde dringende reden en subsidiair gestelde verandering van omstandigheden zijn thans geen bestaande gronden voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Dit heeft tot gevolg dat het oorspronkelijk verzoek, moet worden aangemerkt als een verzoek op nader aan te voeren gronden.
3.3.
Ingevolge artikel 2.2.5 van het Procesreglement verzoekschriftprocedures rechtbanken, kantonzaken (hierna: Procesreglement) - welk artikel specifiek betrekking heeft op verzoeken met betrekking tot het einde van de arbeidsovereenkomst - wordt een verzoekschrift uitsluitend op nader aan te voeren gronden niet-ontvankelijk verklaard.
3.4.
Vorenstaande heeft tot gevolg dat het oorspronkelijk verzoek niet-ontvankelijk wordt verklaard.
3.5.
Nu het oorspronkelijk verzoek geen gronden bevat, kan dat verzoek ook niet worden verbeterd, aangevuld of verduidelijkt zoals bedoeld in artikel 1.2.7. Procesreglement. Evenmin kan op grond van artikel 283 Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering de gronden worden veranderd, immers het oorspronkelijk verzoek bevat geen bestaande gronden. Het herzien verzoek heeft dan ook niet tot gevolg dat Walenburg alsnog ontvankelijk moet worden verklaard in haar verzoek.
3.6.
Als de in het ongelijk gestelde partij wordt Walenburg in de proceskosten veroordeeld op de wijze zoals in het dictum vermeld.

4.De beslissing

de kantonrechter:
verklaart Walenburg niet-ontvankelijk in haar verzoek;
veroordeelt Walenburg in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] vastgesteld op € 400,00 aan salaris voor zijn gemachtigde, te voldoen rechtstreeks aan die gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.J.L.M. van der Wildt en uitgesproken ter openbare terechtzitting.