ECLI:NL:RBROT:2017:209

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 januari 2017
Publicatiedatum
6 januari 2017
Zaaknummer
10/711022-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling en opzettelijke beschadiging van een motorfiets gericht tegen een politieagent

Op 4 januari 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag en opzettelijke beschadiging van een motorfiets. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 9 maart 2016, waarbij de verdachte met een snelheid van 50 tot 80 kilometer per uur op een motoragent inreed. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 18 maanden, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de poging tot doodslag. De rechtbank concludeerde dat de verdachte wel opzettelijk en wederrechtelijk de motorfiets van de agent had beschadigd, maar sprak de verdachte vrij van de poging tot doodslag. De rechtbank legde een taakstraf op van 240 uur en ontzegde de verdachte de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor 12 maanden. De rechtbank weegt in haar beslissing mee dat het handelen van de verdachte gericht was tegen een politieambtenaar, wat de ernst van de feiten vergroot. De verdachte had geen strafblad voor soortgelijke feiten, wat in zijn voordeel werd meegewogen. De vorderingen van de benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard, omdat de rechtbank oordeelde dat de schadevergoeding alleen bij de burgerlijke rechter kon worden aangebracht.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer:
[parketnummer]
Datum uitspraak: 4 januari 2017
Tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[Verdachte],
geboren te [geboorteplaats en geboortedatum],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres].
Raadsvrouw mr. V.S. Waterval, advocaat te Spijkenisse.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 21 december 2016.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.B.J. ten Have heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair (poging doodslag) en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden met aftrek van voorarrest en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 (twaalf) maanden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering feit 1 primair
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de verdachte met een snelheid van 60 tot 80 kilometer per uur heeft ingereden op een politieagent die op een motor reed. Naar algemene ervaringsregels is een botsing met een motor potentieel dodelijk. Gelet hierop kan worden bewezen dat sprake is van een poging doodslag.
4.1.2.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de verdachte geen opzet heeft gehad op de dood, dan wel op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel van de politieagent. Volgens de verdachte was het de agent die met zijn motor tegen de auto van de verdachte aanreed. De verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken.
4.1.3.
Beoordeling
De politieagent heeft in zijn aangifte verklaard dat de verdachte, nadat hij de verdachte een stopteken had gegeven, doorreed. Hij heeft gedurende een korte achtervolging van de verdachte meerdere malen getracht de verdachte te doen stoppen. Dit is echter niet gelukt. Op een bepaald moment reed de politieagent vóór de verdachte, waarna de verdachte links naast de politieagent is gaan rijden. De verdachte reed vervolgens met kracht met zijn auto tegen de motor van de politieagent aan. De drie getuigen die in een auto achter de verdachte en de politieagent reden, verklaren dat het de verdachte was die met zijn auto de motor van de agent aantikte/raakte. Gelet hierop acht de rechtbank de lezing van de verdachte, dat het de agent was die tegen zijn voertuig aanreed, niet aannemelijk.
Volgens de politieagent reden zij op dat moment tussen de 60-80 kilometer per uur. De verdachte heeft verklaard dat zij 50 kilometer per uur reden. Nu de getuige [getuige]eveneens heeft verklaard dat de gereden snelheid 50 kilometer per uur was, gaat de rechtbank uit van deze snelheid.
Door als bestuurder van een auto met een snelheid van 50 kilometer per uur tegen een motorfiets te rijden, heeft de verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de motorrijder als gevolg hiervan zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
4.1.4.
Conclusie
De verdachte had dan ook opzet (in voorwaardelijke zin) op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel van de politieagent. De (impliciet tenlastegelegde) poging toebrengen van zwaar lichamelijk letsel is mitsdien bewezen.
4.1.5.
Partiële vrijspraak
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, gaat de rechtbank, anders dan de officier van justitie, uit van een gereden snelheid van 50 kilometer per uur. Voorts heeft de politieagent verklaard dat de verdachte met kracht tegen zijn motor aanreed. Dit terwijl de drie getuigen verklaren dat de verdachte de motor raakte, dan wel aantikte. De rechtbank zal voor de beoordeling uitgaan van de verklaringen die zijn afgelegd door de getuigen. Uit de uiterlijke verschijningsvorm van deze handeling van de verdachte kan niet worden afgeleid dat die gericht is geweest op het doden van de politieagent. Ook verder zijn er in het dossier onvoldoende aanknopingspunten om te komen tot wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte opzet - ook niet in voorwaardelijke zin - had om de politieagent te doden. De verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van de (impliciet tenlastegelegde) poging tot doodslag.
4.2.
Bewezenverklaring
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij
op
of omstreeks09 maart 2016
te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
althans in Nederland
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een
persoon genaamd [slachtoffer]
van het leven te beroven, althanszwaar
lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet met een door hem, verdachte bestuurde personenauto (met een
snelheid gelegen tussen de 60 en 80 kilometer per uur, althans met een hoge,
althans gezien de situatie ter plaatse, aanzienlijke, althansaanmerkelijke
snelheid) de motorfiets waarop die [slachtoffer] reed op (zeer) korte afstand
is genaderd en
/of (vervolgens
)is gereden tegen de motorfiets waarop die [slachtoffer] reed,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op
of omstreeks09 maart 2016 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
althans
in Nederlandopzettelijk en wederrechtelijk een motorfiets (merk BMW, voorzien
van het kenteken 62-MD-ZJ,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan de Nationale Politie (Eenheid Rotterdam),
in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte,heeft
vernield en / ofbeschadigd
en /
of onbruikbaar gemaaktdoor opzettelijk met een voertuig tegen die rijdende
motorfiets aan te rijden
;.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de redengevende inhoud van het voorgaande en op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende tot bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1 primair:
Poging tot zware mishandeling
2.
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden en de draagkracht van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft een volgteken van een motoragent genegeerd en is doorgereden. De motoragent heeft de verdachte achtervolgd, waarbij de verdachte een aantal gevaarlijke manoeuvres heeft uitgehaald. Vlak voor een verhoogde middenberm is de verdachte naar rechts gereden waar op dat moment de motoragent reed en waarbij de verdachte tegen de motor is gereden, die daardoor beschadigd is geraakt. Dat de motoragent door het handelen van de verdachte geen zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, is niet aan de verdachte te danken geweest. De rechtbank weegt strafverzwarend mee dat het handelen van de verdachte gericht was tegen een politieambtenaar. Het is immers van groot maatschappelijk belang dat politieambtenaren hun werkzaamheden kunnen doen en niet worden tegengewerkt of belemmerd in de uitoefening van hun functie. Verdachte heeft door zijn gedragingen het gezag en respect dat de politie toekomt in ernstige mate miskend.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 28 november 2016, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Straffen
Uitgaande van hoe de rechtbank in vergelijkbare situaties oordeelt, rechtvaardigt het handelen van de verdachte in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, zoals ook door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank heeft echter geen poging tot doodslag bewezen verklaard, zoals door de officier van justitie is gevorderd, maar een poging tot zware mishandeling. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de samenleving er niet mee is gediend indien de verdachte in verband met het uitzitten van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf enige tijd niet zal kunnen werken, terwijl niet ondenkbaar is dat zijn bedrijf en het personeel hiervan schade zullen ondervinden. De rechtbank is van oordeel dat een taakstraf voor de duur van 240 uren passend en geboden is bij deze feiten.
Gelet op de aard van het onder 1 primair bewezenverklaarde feit, waarbij de verdachte zijn auto min of meer als wapen heeft ingezet – ziet de rechtbank aanleiding de verdachte gedurende een periode van twaalf maanden de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen te ontzeggen.
Algemene afsluiting
Alles afwegend wordt na te noemen straffen passend en geboden geacht.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen personenauto, Chrysler, type Stratos met kenteken [kenteken]verbeurd te verklaren.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van het beslag.
8.3.
Beoordeling
De in beslag genomen personenauto, Chrysler, type Stratos met kenteken [kenteken]zal worden verbeurd verklaard.
Het voorwerp behoort aan de verdachte toe. De onder 1 en 2 bewezen feiten zijn met behulp van dit voorwerp begaan.

9.Vorderingen benadeelde partijen

Als benadeelde partij hebben zich in het geding gevoegd:
- [
[slachtoffer]ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit.
De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 500,= aan immateriële schade en wettelijke rente.
-
Politie Eenheid Rotterdam, gemachtigde T. Verschoor, ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit.
De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.509,20 aan materiële schade.
9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van beide vorderingen met daarbij de maatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
9.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft afwijzing dan wel niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelden in hun vordering bepleit.
9.3.
Beoordeling
Vordering [slachtoffer]
Hoewel de rechtbank begrijpt dat het bewezen verklaarde feit indruk op de benadeelde heeft gemaakt en gevoelens van onveiligheid en onbehagen bij hem heeft veroorzaakt, is voor de toewijsbaarheid van een dergelijke vordering het uitgangspunt dat de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen. Een enkel psychisch onbehagen is niet voldoende, in beginsel zal sprake moeten zijn van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Niet gesteld of gebleken is dat daarvan sprake is (geweest). Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Vordering Politie Eenheid Rotterdam
De behandeling van de vordering van de benadeelde partij levert, mede gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan, een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij zal daarin niet-ontvankelijk worden verklaard. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
9.4.
Conclusie
De verdachte hoeft geen schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partijen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 22c, 22d, 33, 33a, 45, 57, 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 179a van de Wegenverkeerswet 1994.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair (poging toebrengen zwaar lichamelijk letsel) en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
238 (tweehonderdachtendertig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
119 dagen;
ontzegtde verdachte
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
12 (twaalf) maanden;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor de feiten:
personenauto, Chrysler, type Stratos met kenteken [kenteken]
verklaart de benadeelde partij
[slachtoffer]en
Politie Eenheid Rotterdamniet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de vorderingen slechts kunnen worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.A.M.J. Janssen-Timmermans, voorzitter,
en mrs. I.W.M. Laurijssens en S.N. Abdoelkadir, rechters,
in tegenwoordigheid van R. van Andel, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 januari 2017.