ECLI:NL:RBROT:2017:2076

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 februari 2017
Publicatiedatum
20 maart 2017
Zaaknummer
10/741360-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van dagvaarding wegens onjuiste betekening en afwezigheid verdachte

Op 28 februari 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die niet verschenen was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betekening van de dagvaarding niet op de juiste wijze heeft plaatsgevonden. De verdachte was niet ingeschreven in de basisregistratie personen en had een feitelijke verblijfplaats opgegeven. De rechtbank heeft twee dagvaardingen in de stukken aangetroffen. De eerste dagvaarding was betekend door uitreiking aan de griffier, terwijl een afschrift naar het opgegeven adres was gestuurd. De tweede dagvaarding was niet uitgereikt, omdat er twee tevergeefse bezorgpogingen waren gedaan zonder dat er een afhaalbericht was achtergelaten. De rechtbank oordeelde dat de betekening niet voldeed aan de wettelijke vereisten, omdat het ontbreken van een afhaalbericht niet gecompenseerd kan worden door de toezending van een afschrift per post. Hierdoor heeft de rechtbank besloten dat de dagvaarding nietig verklaard moest worden, zoals ook door de officier van justitie was verzocht. De rechtbank heeft in haar beslissing de dagvaarding nietig verklaard, wat betekent dat de zaak niet verder behandeld kan worden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/741360-16
Datum uitspraak: 28 februari 2017
Niet verschenen verdachte
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
volgens zijn opgave tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris verblijvend op het adres: [adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
(niet gemachtigd) raadsman mr. D.J. Moll, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 28 februari 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Bij de dagvaarding is de verdachte opgeroepen om op de terechtzitting van heden, 28 februari 2017, te verschijnen.

3.Betekening dagvaarding

Er bevinden zich twee dagvaardingen bij de stukken:
1. De dagvaarding, vermeldende dat de verdachte niet als ingezetene is ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens en zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland is.
2. De dagvaarding, vermeldende dat de verdachte als adres heeft: [adres verdachte] , [woonplaats verdachte] . Dit betreft het adres dat de verdachte tijdens zijn verhoor door de rechter-commissaris op 5 september 2016 heeft opgegeven als zijn verblijfadres in Nederland.
De onder 1 genoemde dagvaarding is, overeenkomstig artikel 588, eerste lid, aanhef en onder b ten derde Sv, betekend door uitreiking van het gerechtelijk schrijven bevattende die dagvaarding aan de griffier van deze rechtbank. Voorts is op de voet van artikel 588a Sv een afschrift van deze dagvaarding toegezonden aan het door de verdachte opgegeven adres aan de [adres verdachte] , [woonplaats verdachte] .
De onder 2 genoemde dagvaarding is niet uitgereikt. De Interdepartementale post- en koeriersdienst heeft op het adres aan de [adres verdachte] te [woonplaats verdachte] twee tevergeefse bezorgpogingen ondernomen. Een afhaalbericht is daarbij niet achtergelaten.
Vanwege de door de verdachte opgegeven verblijfplaats had in dit geval de betekening van (het gerechtelijk schrijven bevattende) de dagvaarding moeten plaatsvinden op de wijze bepaald bij de artikelen 588, eerste lid, aanhef en onder b ten tweede en 588, derde lid Sv.
Aan het bepaalde in artikel 588, derde lid Sv, meer in het bijzonder het in dat artikellid onder b bepaalde, is in dit geval niet voldaan, aangezien bij de twee tevergeefse bezorgpogingen door de IPKD op het adres aan de [adres verdachte] te [woonplaats verdachte] geen afhaalbericht is achtergelaten, terwijl evenmin is gebleken dat dit op een ander moment heeft plaats gevonden. De omstandigheid dat een afschrift van de onder 1 genoemde dagvaarding is toegezonden aan het door de verdachte opgegeven adres aan de [adres verdachte] , [woonplaats verdachte] , doet hieraan niet af. Dit brengt niet mee dat niet langer aan het vereiste van het achterlaten van een afhaalbericht hoeft te worden voldaan;
het niet achterlaten van een afhaalbericht wordt niet gecompenseerd door de toezending van een afschrift van de dagvaarding per post naar het verblijfadres van de verdachte.
De betekening van de dagvaarding heeft dus niet op de juiste wijze plaatsgevonden.
Nu de verdachte niet op de terechtzitting van heden, 28 februari 2017, is verschenen, dient de dagvaarding daarom nietig te worden verklaard. De officier van justitie heeft daartoe ook gerekwireerd.

4.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

5.Beslissing

De rechtbank
verklaart de dagvaarding nietig.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.K. Asscheman-Versluis, voorzitter,
en mrs. N. Doorduijn en J.H.J. Verbaan, rechters,
in tegenwoordigheid van S. Wongsokerto, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks [pleegdatum] te [pleegplaats]
aan [naam slachtoffer] opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten een breuk van het scheepsvormig
polsbotje,
heeft toegebracht door met een stoel naar/op/tegen die [naam slachtoffer] te slaan
en/of te gooien;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voor zo ver het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks [pleegdatum] te [pleegplaats]
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [naam slachtoffer] opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
met een stoel naar/op/tegen die [naam slachtoffer] heeft geslagen en/of gegooid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair, voor zo ver het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks [pleegdatum] te [pleegplaats]
[naam slachtoffer] heeft mishandeld door met een stoel naar/op/tegen die [naam slachtoffer]
te slaan en/of te gooien;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks [pleegdatum] te [pleegplaats]
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een mobiele telefoon, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam benadeelde] , in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht