ECLI:NL:RBROT:2017:1928

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 maart 2017
Publicatiedatum
14 maart 2017
Zaaknummer
10/682225-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling met een houten plank zonder noodweer

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 1 maart 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van mishandeling. De verdachte heeft de aangever, [naam slachtoffer], meerdere malen geslagen met een houten plank. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen sprake was van noodweer, omdat de wederrechtelijke aanranding niet van de aangever kwam, maar van de broer van de verdachte. De officier van justitie had vrijspraak van het primair ten laste gelegde gevorderd en bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde, met een taakstraf van 60 uren en een contactverbod met de aangever. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, maar het subsidiair ten laste gelegde bewezen verklaard. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet disproportioneel had gehandeld en dat er geen noodweersituatie was. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast is de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor een schadevergoeding van € 25,00 aan de benadeelde partij, [naam slachtoffer]. De rechtbank heeft de vordering tot immateriële schade afgewezen, omdat er geen direct verband was met het bewezen verklaarde feit. De uitspraak benadrukt de ernst van de mishandeling en de impact op de lichamelijke integriteit van de aangever, evenals de rol van de verdachte in de situatie.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 3
Parketnummer: 10/682225-16
Datum uitspraak: 1 maart 2017
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[naam verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [woonplaats] ,
gemachtigd raadsvrouw mr. R. van den Hemel, advocaat te Rotterdam.

Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 1 maart 2017.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N.Y. Rose heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, alsmede oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel, te weten een locatie- en contactverbod met [naam slachtoffer] , op straffe van een week hechtenis bij elke overtreding.

Waardering van het bewijs

Vrijspraak primair tenlastegelegde
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring subsidiair tenlastegelegde
Door de raadsvrouw is aangevoerd dat de verdachte weliswaar heeft verklaard de aangever te hebben geslagen, maar dat zij dit deed om een einde te maken aan de confrontatie. Er was sprake van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding waartegen verdediging geboden en noodzakelijk was. De verdachte heeft getracht te voorkomen dat de aangever of haar broer gewond zou raken. Het slaan met de plank is niet disproportioneel geweest, de verdachte is fysiek zwakker dan de aangever en haar broer. Ook de mate en intensiteit waarmee de verdachte de aangever heeft geslagen is niet te ver gegaan. Uit het dossier blijkt niet dat de aangever letsel heeft opgelopen door het slaan. Bovendien is geen sprake van eigen schuld aan de zijde van de verdachte. Gelet op deze omstandigheden dient vrijspraak te volgen.
Ten aanzien van het beroep op noodweer wordt als volgt overwogen. Op basis van het dossier valt niet met eenduidigheid vast te stellen op welk moment de verdachte de aangever is gaan slaan, aangezien de getuigenverklaringen hierover uiteen lopen. Wel is op basis van het dossier aannemelijk dat de ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding jegens de aangever uit ging van de broer van de verdachte. Om die situatie af te wenden, zoals zij blijkens haar verklaring wilde doen, had de verdachte zich moeten richten tegen haar broer en niet tegen de aangever. De getuigen hebben allen verklaard te hebben gezien dat de aangever meermaals is geslagen, terwijl geen van de getuigen heeft verklaard te hebben gezien dat de verdachte ook haar broer zou hebben geslagen. Gelet hierop is geen sprake geweest van een noodweersituatie, waarbij de wederrechtelijke aanranding uitging van de aangever, de persoon die de verdachte heeft geslagen. Aan een beoordeling of het handelen van de verdachte door te slaan met een houten lat proportioneel is geweest, komt de rechtbank dan niet toe. Het verweer wordt verworpen.
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
subsidiair
zij op [pleegdatum] te [pleegplaats] [naam slachtoffer] heeft mishandeld door (meermalen) met een houten plank of lat, tegen de rug en de zij van die [naam slachtoffer] te slaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
subsidiair
mishandeling.
Er zijn geen overige feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

Strafbaarheid verdachte

Subsidiair wordt door de raadsvrouw een beroep gedaan op noodweerexces.
De rechtbank verwijst naar de rechtsoverweging ten aanzien van het beroep op noodweer, waaruit volgt dat aan een beoordeling van het beroep op noodweerexces kan worden voorbij gegaan. Er is dus geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

Motivering straf

Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling door de aangever meerdere malen te slaan met een houten plank. De mishandeling heeft plaatsgevonden voor het huis van het slachtoffer en aan de openbare weg. Door aldus te handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Daarnaast versterkt een mishandeling gepleegd op de openbare weg de gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
6 februari 2017, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
24 november 2016. Dit rapport houdt kort samengevat en voor zover van belang - het volgende in. De verdachte woont in de buurt van aangever. Zij beschikt over een vaste baan. Er is sprake van schuldenproblematiek, waarvoor verdachte begeleiding krijgt van het sociaal wijkteam. Zij heeft een zoon en is in verwachting van haar tweede kind. De verdachte lijkt erg geschrokken te zijn van het voorval. Het recidiverisico wordt ingeschat als laag/gemiddeld, daar het lijkt te gaan om een incident. De reclassering acht de inzet van interventies momenteel niet geïndiceerd.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Straf
Gezien de ernst van het feit zal de rechtbank een taakstraf van de hierna te noemen duur opleggen. De rechtbank heeft acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), zoals die thans gelden voor mishandeling met behulp van een slagwapen en enig letsel ten gevolge hebbend. Het oriëntatiepunt bedraagt in dat geval een taakstraf van 120 uren. De rechtbank ziet aanleiding dit oriëntatiepunt te halveren, omdat niet is gebleken van enig letsel als gevolg van het bewezenverklaarde.
Daarnaast ziet de rechtbank in de rol die de verdachte heeft gespeeld en het ontbreken van recidive aanleiding de straf voorwaardelijk op te leggen. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Er zal geen vrijheidsbeperkende maatregel worden opgelegd zoals door de officier van justitie is geëist, omdat geen sprake is van een verdachte met recidivegevaar en de bij het incident aangewende agressie niet primair uit ging van de verdachte, maar van haar broer.
Algemene afsluiting
Alles afwegend wordt de hierna te noemen straf passend en geboden geacht.

Vordering benadeelde partij/ schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam slachtoffer] ter zake van het ten laste gelegde. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 150,00 aan materiële schade en een vergoeding van € 10.000,00 aan immateriële schade.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat ten aanzien van de gevorderde vergoeding van de materiële schade alleen het gedeelte dat rechtstreeks verband houdt met het tenlastegelegde kan worden toegewezen, te weten de schade aan het tuinhek van
€ 25,00. De gevorderde vergoeding van de immateriële schade lijkt met name te zien op het steekincident waardoor het gevorderde bedrag moet worden gematigd tot een bedrag van
€ 750,00. Tevens dient de schadevergoedingsmaatregel te worden opgelegd.
De vordering ter zake de materiële schade zal worden toegewezen tot een bedrag van
€ 25,00, te weten de schade aan het tuinhek. Er is sprake van rechtstreeks toegebrachte schade en de gevorderde schadevergoeding voor dit deel is niet betwist. Het overig gevorderde zal worden afgewezen wegens het ontbreken van een direct verband met het bewezen verklaarde feit.
De vordering ter zake immateriële schade zal worden afgewezen nu niet is komen vast te staan dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks verband houdt met het bewezen verklaarde feit. De rechtbank volgt hierin het standpunt van de verdediging.
Nu in het vonnis van 8 november 2016 betreffende de broer van de verdachte eveneens aan het slachtoffer een schadevergoeding is toegekend, waaronder begrepen het voornoemd bedrag van € 25,00, zal de rechtbank bepalen dat de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf [pleegdatum] .
Nu de vordering van de benadeelde partij grotendeels zal worden afgewezen, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 25,00, met wettelijke rente.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot
een taakstraf voor de duur van 60 (zestig) urenen bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de verdachte zich vóór het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
30 (dertig) dagen;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met haar mededader, inhoudende dat betaling door de een de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer] , te betalen een bedrag van
€ 25,00 (zegge: vijfentwintig euro), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf
17 juli 2016 , tot aan de dag der algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover haar mededader betaalt de verdachte in zoverre van deze verplichting is bevrijd;
wijst af het resterende deel van de vordering tot vergoeding van de materiële schade;

wijst af de vordering van € 10.000,00 aan immateriële schade;

veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 25,00 (hoofdsom, zegge: vijfentwintig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 juli 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening;
beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van
€ 25,00 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
1 dag, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door haar mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Verweij, voorzitter,
en mrs. E.M.D. Angela en J. van Dort, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.S. Zawierko, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I

Tekst tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
zij op of omstreeks [pleegdatum] te [pleegplaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, (meermalen) (met kracht) met een houten plank of lat, althans met een hard
voorwerp op en/of tegen de rug en/of de zij en/of het bovenlichaam van die [naam slachtoffer] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
zij op of omstreeks [pleegdatum] te [pleegplaats] [naam slachtoffer] heeft mishandeld door
(meermalen) met een houten plank of lat, althans met een hard voorwerp op en/of tegen de rug en/of de zij en/of het bovenlichaam van die [naam slachtoffer] te slaan;