ECLI:NL:RBROT:2017:1925

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 maart 2017
Publicatiedatum
14 maart 2017
Zaaknummer
10/660451-15/ TUL VV 10/731069-13
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot diefstal met geweld en bedreiging waarbij een dode is gevallen; medeplegen van handelen in strijd met de Wet wapens en munitie

Op 7 oktober 2015 vond er een gewapende overval plaats in een woning in [plaats], waarbij de verkoper van wiet, [naam medeverdachte 1], werd bedreigd met een pistool en een andere man, [naam slachtoffer], werd doodgeschoten. De rechtbank Rotterdam behandelt de zaak van de verdachte, die samen met twee anderen de overval heeft gepleegd. De rechtbank concludeert dat de verdachte en zijn medeverdachten gezamenlijk hebben gehandeld met het doel om wiet te stelen, wat resulteerde in de dood van [naam slachtoffer]. De rechtbank oordeelt dat de verdachte schuldig is aan poging tot diefstal met geweld en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van acht jaar, wat de rechtbank toekent, rekening houdend met de ernst van de feiten en de gevolgen voor de slachtoffers. De rechtbank benadrukt dat het gebruik van vuurwapens in de maatschappij onaanvaardbaar is en dat de verdachte geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden. De rechtbank gelast ook de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf van drie maanden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/660451-15
Parketnummer vordering TUL VV: 10/731069-13
Datum uitspraak: 8 maart 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in:
de Penitentiaire Inrichting Rijnmond - Stadsgevangenis Rotterdam,
raadsman mr. C.G.Th. van de Weerd, advocaat te Dordrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 22 februari 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. I.W. Streefland-Brink heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaar met aftrek van voorarrest;
  • tenuitvoerlegging van het nog niet ten uitvoer gelegde voorwaardelijk opgelegde strafdeel onder parketnummer [nummer 1] .

4.Waardering van het bewijs

De rechtbank gaat uit van het volgende.
Op 7 oktober 2015 werd om 20.50 uur bij de politie een gewapende overval gemeld in een woning aan de [adres delict] te [plaats 1] . Deze overval had vlak voor de melding plaats gevonden. Uit verklaringen van getuigen bleek, dat er drie overvallers waren, die waren gekomen om een partij wiet af te nemen.
De verkoper van de wiet, genaamd [naam medeverdachte 1] en tevens de aangever van de overval, werd door één van de overvallers bedreigd met een pistool en tegen zijn hoofd geslagen. Een tweede man, genaamd [naam slachtoffer] , bleek te zijn doodgeschoten.
Tijdens de overval was er nog een man in de woning aanwezig, te weten [naam medeverdachte 2] . Hij had tussen de kopers en [naam medeverdachte 1] bemiddeld. Uit de getuigenverklaringen en andere bewijsmiddelen valt niet te reconstrueren hoe het dodelijk schot precies is afgevuurd, anders dan dat de dodelijke kogel werd afgevuurd door een revolver van de kalibers . [kalibermaat/model 1] of . [kalibermaat/model 2] en dat de schutter en het slachtoffer heel dicht bij elkaar hebben gestaan. Onbekend is gebleven welke overvaller heeft geschoten. Verder is uit de getuigenverklaringen gebleken dat de drie overvallers kwamen aanrijden in een (zilver)grijze Volkswagen Polo. Eerst zijn twee van de drie overvallers de woning ingegaan; later, maar voorafgaand aan het dodelijke schot, heeft de derde overvaller zich bij hen gevoegd. Toen de drie overvallers na een worsteling met de aangever uit de woning wegvluchtten, zijn zij in het portaal voor de woning op [naam slachtoffer] gestuit en daar is het dodelijke schot gevallen. Een getuige die voor de woning heeft gestaan, heeft de drie mannen, waarvan er volgens de getuige tenminste twee een pistool in de hand hadden, na de overval alledrie met grote haast zien vertrekken in de grijze Volkswagen Polo.
De conclusie is dat de drie personen die met de grijze Volkswagen Polo zijn komen aanrijden en weer zijn weggereden, gezamenlijk een gewapende overval hebben uitgevoerd. Hoe de rechtbank die overval strafrechtelijk waardeert, komt later aan de orde.
Eerst zal zij de vraag beantwoorden wie, gelet op de inhoud van het dossier en het verhandelde op de zitting, op 7 oktober 2015 aan [adres delict] te [plaats 1] met de desbetreffende auto zijn komen aanrijden en vlak voordat de melding van de overval werd gedaan weer zijn weggereden.
Want dat zijn de overvallers.
De feiten
De rechtbank komt
in de eerste plaatstot het oordeel dat [naam medeverdachte 3] (hierna ook aangeduid met: [naam medeverdachte 3] ) één van de overvallers is geweest.
Zij baseert dit op de volgende feiten en omstandigheden.
Uit politieonderzoek is gebleken dat de laatste twee cijfers van het kenteken van de grijze Volkswagen Polo “ [nummer 2] ” zijn. Verder is uit dat onderzoek gebleken dat een grijze Volkswagen Polo met het kenteken [kentekennummer] van een autoverhuurbedrijf [naam autoverhuurbedrijf] . uit [plaats 2] op 7 oktober 2015 tussen 20:28 uur en 20:47 uur heeft stilgestaan op [adres delict] te [plaats 1] ; als gezegd heeft aangever om 20.50 de politie gebeld. Het voertuig is gehuurd op naam van [naam medeverdachte 3] . Twee verbalisanten hebben [naam medeverdachte 3] herkend op de foto’s die zijn genomen van de mannen die het voertuig bij [naam autoverhuurbedrijf] . hebben opgehaald. De conclusie is dat [naam medeverdachte 3] deze auto heeft gehuurd en opgehaald.
Van [naam medeverdachte 3] zijn twee telefoonnummers bekend bij het verhuurbedrijf, namelijk [gsm-nummer 1] (hierna: het 75-nummer) en [gsm-nummer 2] . Het eerste nummer staat op het huurcontract van de Volkswagen Polo. Het tweede nummer staat op de digitale klantenkaart van het verhuurbedrijf. Nu het tegendeel niet is gebleken, noch door [naam medeverdachte 3] is aangevoerd, gaat de rechtbank ervan uit dat [naam medeverdachte 3] deze nummers heeft opgegeven.
Gebleken is dat telefoontoestellen met daarin de simkaarten met deze nummers zich op
7 oktober 2015 min of meer langs dezelfde route hebben bewogen als de Volkswagen Polo, gedurende dezelfde periode voorafgaand en na de overval.
Zij bevonden zich op die dag tussen 20:28 en 20:47, als de Volkswagen Polo aan [adres delict] staat geparkeerd en de inzittenden de overval op de woning nummer [huisnummer] plegen, blijkens gegevens van zendmasten in de buurt van de [straatnaam 1] en de [straatnaam 2] . Beide straten zijn gelegen in de directe nabijheid van [adres delict] .
In de woning [adres delict] is op 8 oktober 2015 een stuk stof aangetroffen. Hierop is lichaamseigen materiaal aantroffen. Blijkens DNA-onderzoek van het NFI is de kans dat dit lichaamseigen materiaal van [naam medeverdachte 3] afkomstig is, een miljoen keer waarschijnlijker dan dat dit van een willekeurige andere persoon is.
De rechtbank is van oordeel dat de omstandigheden dat:
- de overval is gepleegd met gebruikmaking van een (zilver)grijze Volkswagen Polo
met een kenteken eindigend op ‘ [nummer 2] ’;
  • een Volkswagen Polo met het kenteken [kentekennummer] op 7 oktober 2015 tussen 20:28 uur en 20:47 uur heeft stilgestaan op [adres delict] ;
  • laatstgenoemde auto door [naam medeverdachte 3] is gehuurd;
  • twee telefoons met daarin nummers die bij [naam medeverdachte 3] in gebruik waren dezelfde route hebben gevolgd als die auto voorafgaand, tijdens en na de overval;
  • het op de plaats delict aangetroffen lichaamseigen materiaal van [naam medeverdachte 3] ;
in onderling verband beschouwd en daarmee elkaar versterkend het bewijs leveren dat de Volkswagen Polo met kenteken [kentekennummer] door de overvallers is gebruikt, dat [naam medeverdachte 3] voorafgaand en na afloop van de overval inzittende was van deze auto en dat de [naam medeverdachte 3] één van de overvallers is geweest. Er is geen andere logische verklaring voor de bovenstaande omstandigheden gebleken uit het politieonderzoek of naar voren gekomen tijdens het onderzoek op de terechtzitting. Meer in het bijzonder ontbreekt een verklaring van één van de verdachten die een aanknopingspunt zou kunnen bieden dat deze voor de hand liggende conclusie niet juist is.
De rechtbank komt
in de tweede plaatstot het oordeel dat de verdachte één van de andere overvallers is geweest. Zij baseert dit op de volgende feiten en omstandigheden.
De aangever [naam medeverdachte 1] , die de wiet zou leveren is, zoals eerder overwogen, via een bemiddelaar genaamd [naam medeverdachte 2] met de latere overvallers in contact gekomen. Deze bemiddelaar had, naar eigen zeggen, contact met een van de afnemers van de partij wiet, die gebruik maakte van het telefoonnummer [gsm-nummer 3] (hierna: het 06-19-nummer). Dit nummer was in de maand juni 2015 getapt in een politieonderzoek. Uit onderzoek naar gesprekken met dit telefoonnummer bleek dat dit nummer in gebruik was bij de verdachte (pagina 322/323 van het dossier). Dit nummer had in de periode voorafgaand aan de overval ook veelvuldig contact met nummers die bij de medeverdachte [naam medeverdachte 3] in gebruik waren. En op de dag van de overval zelf is het 75-nummer, in gebruik bij de medeverdachte [naam medeverdachte 3] , een van de nummers waarmee het meeste contact was. Daar komt bij dat een ander nummer waarmee veel contact was, een sinds 7 oktober 2015 nieuw contact was. Dit nummer bleek op naam te staan van de getuige [naam getuige] . Deze heeft desgevraagd verklaard dat zij in een restaurant werkte, waar sinds het begin van 2015 een groep jongens met een zekere regelmaat kwam lunchen. Zij had een van die jongens, die zij aanduidde met ‘R’, op 5 oktober 2015 in een nachtclub ontmoet. Later, zij dacht 6 of 7 oktober 2015, kwam de jongen weer in het restaurant lunchen en hadden zij en ‘R’ nummers uitgewisseld. Zij heeft de verdachte van een foto aangewezen als de jongen die zij op 6 of 7 oktober 2015 onder ‘R’ met het 06-19-nummer in haar telefoon had gezet.
De conclusie is dat het 06-19-nummer bij de verdachte in gebruik was, ook op de dag van de overval.
Het verweer van de raadsvrouw, dat de verklaring van de getuige [naam getuige] innerlijk tegenstrijdig is, gaat uit van een onjuiste lezing van de verklaring van de getuige en mist derhalve feitelijke grondslag. De rechtbank verwerpt ook het verweer van de raadsvrouw dat de herkenning door de getuige van de verdachte van een enkele foto onbetrouwbaar is. Immers, een herkenning van een enkele foto van een bekende zoals in onderhavige zaak, is toegelaten en als zodanig niet onbetrouwbaar.
Het 06-19-nummer maakte op 7 oktober 2015 tussen 20.25 en 20.26 driemaal contact met het telefoonnummer in gebruik bij de bemiddelaar [naam medeverdachte 2] . Het straalde toen een zendmast aan, aan [adres delict] te [plaats 1] . De Volkswagen Polo stond stil aan [adres delict] tussen 20.28 en 20.47 uur. Op dat moment heeft, als gezegd, de overval plaatsgevonden. Na de overval, als de Volkswagen Polo weer in beweging is gekomen, heeft de telefoon met daarin de simkaart met het 06-19-nummer min of meer dezelfde route als de Volkswagen Polo gevolgd, gedurende dezelfde periode. Uit bovenstaande feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat de verdachte kort voor en na de overval in de Volkswagen Polo heeft gezeten en dus een van de drie overvallers is geweest.
Doodslag onder verzwarende omstandigheden of (poging tot) diefstal met geweld in vereniging
Bovenstaand feitencomplex is in de dagvaarding onder 1 beschreven als het medeplegen van doodslag onder de verzwarende omstandigheid van diefstal met geweld, als bedoeld in artikel 288 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en onder 2 als diefstal met geweld de dood tot gevolg hebbend, subsidiair poging tot diefstal met geweld de dood tot gevolg hebbend, als bedoeld in de artikelen 312 jo. 45 Sr en onder drie als verboden wapenbezit als bedoeld in artikel 26 van de Wet Wapens en Munitie.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de feiten en omstandigheden duiden op een ripdeal die uit de hand is gelopen. Van opzet op de dood van [naam slachtoffer] is niet gebleken. Dit betekent dat de rechtbank in elk geval vrijspreekt van het feit onder 1. Verder is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat niet vast staat dat de ripdeal ook daadwerkelijk is gelukt. Weliswaar heeft [naam medeverdachte 1] aangifte gedaan van diefstal met geweld van ongeveer 500 gram wiet, maar niet valt uit te sluiten dat de wiet helemaal niet is weggenomen dan wel door een ander dan de overvallers is meegenomen.
Er is wel sprake van medeplegen. Als gezegd waren aanvankelijk twee daders in de woning aan de [adres delict] . Aan de aangever is gevraagd of de overvallers de wiet mochten testen. Eén van de overvallers is daarop met een hoeveelheid wiet naar buiten gegaan en teruggekomen met de man die aanvankelijk in de auto was achtergebleven. Daarna heeft een van de overvallers aan de aangever gevraagd of hij een weegschaaltje had. De aangever is op de bovenverdieping van de woning een weegschaaltje gaan halen en werd op de trap, terug naar beneden, bedreigd en met een vuurwapen geslagen. Terwijl de aangever wordt belaagd wordt ook getuige [naam medeverdachte 2] bedreigd met een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) terwijl “Dit is een overval” wordt geroepen. Dit duidt op een gezamenlijk, planmatig handelen, waarbij bovendien zeker twee (op) vuurwapens (gelijkende voorwerpen) in het geding zijn geweest. Niet alleen wordt dat verklaard door de getuige die voor de deur heeft gestaan, maar dit volgt ook uit de verklaring van de aangever die heeft gezegd zeker te weten dat hij met een pistool is geslagen, terwijl [naam slachtoffer] is doodgeschoten met een revolver, en uit de verklaring van [naam medeverdachte 2] .
Tot slot wijst ook het gezamenlijk aankomen en vertrekken met de Volkswagen Polo vanaf [adres delict] op medeplegen.
Anders dan door de raadsman van de verdachte is aangevoerd, is niet relevant wie het dodelijke schot heeft gelost, nu het gaat om een door het gevolg gekwalificeerd delict.
Dat een van de anderen dan de overvallers een vuurwapen voorhanden heeft gehad, zoals door de raadsman is gesuggereerd, is niet aannemelijk geworden.
Alles afwegende acht de rechtbank het onder 2 subsidiair en onder 3 ten laste gelegde bewezen.
4.1.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
2. subsidiair
hij op [pleegdatum] te [plaats 1] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/ een woning gelegen aan [adres delict] weg te nemen een hoeveelheid hennep, toebehorende aan
[naam medeverdachte 1] , en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of vergezellen
en doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam medeverdachte 1] en [naam slachtoffer] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan andere deelnemers van voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken,
- met kracht heeft geslagen met een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp)op
het hoofd van die [naam medeverdachte 1] , en
- op dreigende wijze een vuurwapen heeft getoond aan die [naam medeverdachte 1] , en
- met een vuurwapen een kogel heeft afgevuurd op de borst van die [naam slachtoffer] , althans laten afgaan van een vuurwapen, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, zulks terwijl dit feit de dood van die [naam slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
3.
hij op [pleegdatum] te [plaats 1] tezamen en in vereniging met anderen, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten vuurwapens in de zin van artikel 1, onder 3° van die wet in de vorm van een revolver
voorhanden heeft gehad.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
2. subsidiair
poging tot diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en de dood ten gevolge heeft;
3.
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55, eerste lid van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Het gezamenlijke en planmatige optreden van de verdachte en zijn medeverdachten, zoals dat wordt beschreven in de bewijsoverweging, heeft geleid tot de dood van [naam slachtoffer] . [naam slachtoffer] had helemaal niets met de deal te maken, kwam alleen de trap op toen hij de vriend van zijn zus, [naam medeverdachte 1] , hoorde roepen. In de worsteling die volgde toen de overvallers probeerden te vluchten is hij van dichtbij door een kogel geraakt. Deze kogel kwam uit een door de verdachten meegenomen vuurwapen.
Zijn leven is hem ontnomen, omdat de verdachte en zijn medeverdachten dachten dat zij met vuurwapengeweld een partij wiet buit zouden kunnen maken. Zij hebben de ripdeal gepland en voorbereid en zij zijn met minimaal één vuurwapen naar de woning gegaan, zonder zich te bekommeren om het risico dat zij daarmee namen. Hun enige gedachte was het inpikken van een partij wiet.
Door de dood van [naam slachtoffer] is zijn zus en zijn overige familie oneindig veel leed toegebracht. Zij moeten leven met het gemis. Vooral voor zijn zus, die haar woning aan [adres delict] in goed vertrouwen voor de deal beschikbaar heeft gesteld moet het gevolg van haar beslissing onvoorstelbaar verdrietig zijn.
[naam medeverdachte 1] heeft de ripdeal moeten bekopen met een bloedende hoofdwond. Hij is bedreigd door een van de daders, naar zijn zeggen met een pistool. Toen hij zich verzette is hij met dat wapen tegen zijn hoofd geslagen. Hij moet zeer geschrokken zijn van de actie van de verdachten en heeft pijn en letsel opgelopen.
Vuurwapengeweld is niet alleen voor de mensen die er direct mee geconfronteerd worden angstaanjagend, het heeft ook grote maatschappelijke gevolgen.
Het brengt onrust in de maatschappij teweeg en gevoelens van onveiligheid. Vuurwapengeweld zorgt ervoor dat mensen hun vertrouwen in de ander verliezen en brengt het risico mee dat ook anderen vuurwapens aanschaffen omdat zij zich denken te moeten verdedigen. Het voorhanden hebben en het gebruiken van vuurwapens is dan ook maatschappelijk onaanvaardbaar.
De verdachte heeft gedurende het hele onderzoek gezwegen. Hij heeft ook tijdens de zitting geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden en de gevolgen daarvan.
Evenmin wilde de verdachte met de reclassering praten.
Dat leidt ertoe dat bij de bepaling van de strafmaat het zwaartepunt ligt bij de ernst van het feit en het dodelijke gevolg.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
[datum uittreksel] , waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.

8.Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank is de verdachte ter zake van poging tot doodslag veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van
30 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 21 maart 2015.
8.2.
Standpunt officier van justitie
De officier stelt zich op het standpunt, gelet op de door haar gerequireerde bewezen-verklaring van het onder 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde, dat de vordering tenuitvoer-legging van de nog niet ten uitvoer gelegde voorwaardelijk opgelegde 3 maanden gevangenisstraf, dient te worden toegewezen.
8.3.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde en mitsdien geconcludeerd dat de vordering tenuitvoerlegging dient te worden afgewezen.
8.4.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, wederom niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van de nog niet ten uitvoer gelegde voorwaardelijk opgelegde 3 maanden gevangenisstraf.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 45, 47, 57, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en
de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) jaar;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis d.d. 18 juli 2013 van de meervoudige kamer van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 3 maanden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.V. Scheffers, voorzitter,
en mrs. J.L.M. Boek en C.A. van Beuningen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.C. Fraaij, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 maart 2017.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks [pleegdatum] te [plaats 1] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon genaamd [naam slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/ hebben verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) met dat opzet met een vuurwapen een kogel op (de borst van) die [naam slachtoffer] afgevuurd, welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enige strafbaar feit, te weten:
een (poging tot) diefstal (in vereniging) van 3 kilogram hennep, in elk geval een (grote) hoeveelheid hennep (strafbaar gesteld in (de) artikel(en) 310/311 (juncto artikel 45) van
het Wetboek van Strafrecht), en/of een (poging tot) diefstal met geweld (in vereniging) van
3 kilogram hennep, in elk geval een (grote) hoeveelheid hennep (strafbaar gesteld in
artikel 312 (juncto artikel 45) van het Wetboek van Strafrecht), en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
(artikel 288 jo 310/311/312 (jo 45) Wetboek van Strafrecht)
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 288 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks [pleegdatum] te [plaats 1] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning gelegen aan [adres delict] heeft weggenomen 3 kilogram hennep, in elk geval een (grote) hoeveelheid hennep, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [naam medeverdachte 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam medeverdachte 1] en/of [naam slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
- ( met kracht) slaan (met een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp)) op het hoofd/gezicht van die [naam medeverdachte 1] , en/of
- ( op dreigende wijze) tonen/voorhouden van een of meer (op (een)) vuurwapen(s) (gelijkend(e) voorwerp(en)) aan die [naam medeverdachte 1] , en/of
- met een vuurwapen afvuren van een kogel op (de borst van) die [naam slachtoffer] , althans laten afgaan van een vuurwapen, terwijl dat feit de dood van die [naam slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
(artikel 312 Wetboek van Strafrecht)
art 312 lid 3 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks [pleegdatum] te [plaats 1] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning gelegen
aan [adres delict] weg te nemen 3 kilogram hennep, in elk geval een (grote) hoeveelheid hennep, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[naam medeverdachte 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of vergezellen
en/of doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam medeverdachte 1] en/of [naam slachtoffer] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit
van het gestolene te verzekeren,
- ( met kracht) heeft geslagen (met een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp)) op
het hoofd/gezicht van die [naam medeverdachte 1] , en/of
- ( op dreigende wijze) een of meer (op (een)) vuurwapen(s) (gelijkend(e) voorwerp(en)) heeft getoond/voorgehouden aan die [naam medeverdachte 1] , en/of
- met een vuurwapen een kogel heeft afgevuurd op (de borst van) die [naam slachtoffer] , althans laten afgaan van een vuurwapen, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, zulks terwijl dit feit de dood van die [naam slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
(artikel 312 jo 45 Wetboek van Strafrecht)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks [pleegdatum] te [plaats 1] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer wapen(s) als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten een of meer vuurwapen(s) in de zin van artikel 1, onder 3° van die wet in de vorm van (een) pisto(o)l(en) en/of een revolver
voorhanden heeft gehad;
(artikel 26 jo 55 Wet wapens en munitie)
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie