ECLI:NL:RBROT:2017:1879

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 maart 2017
Publicatiedatum
13 maart 2017
Zaaknummer
10/700293-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van bezit van verdovende middelen en vuurwapen, bewezenverklaring voorhanden hebben van ander vuurwapen en verbeurdverklaring van geld

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 maart 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van verdovende middelen en een vuurwapen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het bezit van de in de woning aangetroffen verdovende middelen en het vuurwapen, omdat er onvoldoende bewijs was voor de beschikkingsmacht van de verdachte over deze goederen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet kon worden bewezen dat hij wetenschap had van de aanwezigheid van de verdovende middelen en het vuurwapen in de woning, en dat hij niet de beschikkingsmacht had over deze goederen.

Echter, de rechtbank heeft wel bewezen verklaard dat de verdachte een ander vuurwapen voorhanden heeft gehad, op basis van het bewijs dat er DNA-materiaal van de verdachte op het wapen was aangetroffen. Daarnaast heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de beschuldiging van witwassen, omdat het geld dat in de woning werd aangetroffen, afkomstig was uit eigen misdrijf en er geen verhullingshandelingen waren verricht. De rechtbank heeft de in beslag genomen geldbedragen van € 5.000 en € 8.845 verbeurd verklaard, omdat deze geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van strafbare feiten zijn verkregen.

De rechtbank heeft in haar overwegingen de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, alsook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in aanmerking genomen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarbij de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering wordt gebracht op de opgelegde straf.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/700293-16
Datum uitspraak: 8 maart 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam , meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] , [woonplaats] ,
ten tijde van het onderzoek ter terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rijnmond, locatie Hoogvliet, te Hoogvliet.
Raadsman mr. A.A.T.X. Vonken, advocaat te Maastricht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 8 juli 2016, 22 september 2016, 14 december 2016, 14 februari 2017 en 8 maart 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L.C. Visser heeft gevorderd:
- bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde, voor zover het betreft 7.966,4 gram
heroïne, 12.259,7 gram amfetamine en 587, 2 gram cocaïne;
- bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde, voor zover het betreft 2.350 gram
paracetamol;
- bewezenverklaring van het onder 3 ten laste gelegde;
- bewezenverklaring van het onder 4 ten laste gelegde met uitzondering van de
pistoolmitrailleur [merk/modelnaam] ;
- bewezenverklaring van het onder 5 ten laste gelegde, voor zover het betreft het bedrag van
€ 13.845,--;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar met
aftrek van voorarrest;
- verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen geldbedragen € 5.000,-- en € 8.845,--.

4.De verdediging

De raadsman heeft vrijspraak bepleit, met uitzondering van feit 5 (witwassen). Hiervoor heeft de raadsman bepleit dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, nu het feit niet kan worden gekwalificeerd als witwassen. Subsidiair heeft de raadsman een strafmaatverweer gevoerd.

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Feiten 1, 2, 3, 4 en 5
5.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak voor de feiten 1 tot en met 4 bepleit, omdat niet kan worden bewezen dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de in de woning aangetroffen goederen zoals ten laste gelegd, noch de beschikkingsmacht had over deze goederen. Ook kan telkens niet worden bewezen dat er sprake is van medeplegen.
De verdachte heeft verklaard dat hij niets wist van de aanwezigheid van de in woning [adres 2] (hierna ook: [adres 2] ) aangetroffen harddrugs, het versnijdingsmiddel en de pistoolmitrailleur en dat hij die goederen niet kent. De goederen zijn ook niet zijn eigendom. Voorts heeft de verdachte verklaard dat hij bovendien hooguit vijftien minuten in de woning aanwezig is geweest. Verder heeft hij verklaard dat hij het inbeslaggenomen geldbedrag (€ 13.845,--) heeft meegenomen naar de woning om daarvan speciale weed te kopen, maar dat het geld niet van hem is. Hij wil niet verklaren van wie het geld dan wel is. Voorts heeft de verdachte verklaard dat hij geld heeft (bij)verdiend met het verkopen van weed en dat hij het aangetroffen pistool ( [merknaam 1] ) in de spoelbak van de keuken slechts heeft vastgepakt om het even opzij te leggen om zijn handen te kunnen wassen.
5.1.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft bewezenverklaring van genoemde feiten gevorderd. Hij heeft op basis van de feiten en omstandigheden gesteld dat de verdachte op 10 mei 2016 voor aanvang van de observaties (omstreeks 15.50 uur) reeds aanwezig was in de woning en dat hij samen met de medeverdachten [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] tot 20:25 uur (het tijdstip van binnentreden door de politie) in de woning aanwezig is geweest. In die periode zijn vier Franse drugstoeristen in de woning geweest. Twee van hen zijn later aangehouden en daarbij bleek dat zij ruim 200 gram heroïne en ruim 5 gram cocaïne in bezit hadden (feit 3). Zodoende kan het niet anders dan dat de verdachten wetenschap van en beschikkingsmacht hadden over de in de woning aanwezige goederen.
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor het onder feit 4 tenlastegelegde voorhanden hebben van een pistoolmitrailleur Ingram.
5.1.3.
Beoordeling
Feiten 1, 2 en 3
De rechtbank heeft op grond van het onderzoek ter terechtzitting de navolgende feiten en omstandigheden vastgesteld.
Vanaf 11 februari 2016 tot aan 10 mei 2016 heeft de politie in totaal tienmaal waarnemingen verricht bij een appartementencomplex aan [straatnaam] in [pleegplaats] . Aanvankelijk concentreren de waarnemingen zich op de woning op nummer [huisnummer 1] maar later komen ook de woningen met de nummers [huisnummer 2] en [huisnummer 3] in beeld. Gedurende die waarnemingen komt de politie niet alleen tot de conclusie dat er sprake is van een verdenking ter zake van handel in verdovende middelen maar komt zij ook steeds meer tot de conclusie dat er een zeker verband bestaat tussen de woningen met voornoemde nummers omdat er veelvuldig personen met tassen heen en weer lopen tussen genoemde woningen waarbij soms gebruik wordt gemaakt van een sleutel van de woningen.
Op 10 mei 2016 om 20:25 uur heeft de politie de woning [huisnummer 2] betreden. De politie heeft vervolgens zes personen, waaronder de verdachte, zijn medeverdachten [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] en twee Fransmannen aangehouden. In de woning zijn vervolgens de volgende goederen aangetroffen: hoeveelheden verdovende middelen (feit 1), een hoeveelheid versnijdingsmiddel (feit 2), twee wapens met bijbehorende munitie (feit 4), een geldbedrag van € 13.845,00 (feit 5). Daarnaast is er een aan woning [huisnummer 2] te relateren hoeveelheid verdovende middelen (feit 3) aangetroffen.
De verdachte heeft ter terechtzitting onder meer verklaard dat hij hooguit 15 minuten voor de inval van de politie de woning is binnen gegaan. Uit het proces-verbaal van bevindingen van de politie (dossierpagina’s 274-290) blijkt echter dat er tussen 19:34 en 20:25 uur niemand de woning [huisnummer 2] is binnen gegaan noch deze heeft verlaten. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie de verklaring van de verdachte betwist en de waarnemingen in voornoemd proces-verbaal onderschreven. Hij heeft gesteld dat ter voorbereiding op een dergelijke politie-inval de desbetreffende woning en de omgeving daarvan tenminste een half uur daarvoor zorgvuldig worden gemonitord en vrijwel worden afgegrendeld ter beveiliging van de betrokken politieambtenaren en ter voorkoming van andere onverwachte situaties.
De rechtbank acht de verklaring van de verdachte dan ook ongeloofwaardig en zij legt deze terzijde.
Gelet op de ruime tijdsduur dat de verdachte in de woning aanwezig is geweest in combinatie met de hiervoor door haar vastgestelde feiten en omstandigheden kan de rechtbank niet anders afleiden dan dat de verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van de in woning [huisnummer 2] aangetroffen goederen. De verdachte had dan ook wetenschap van en opzet op de aanwezigheid van verdovende middelen in de woning (feiten 1 en 3) en wetenschap van en opzet op het voorhanden hebben van versnijdingsmiddelen (feit 2) in de woning.
Vervolgens resteert de vraag of de verdachte ook de beschikkingsmacht had over de aangetroffen goederen.
Op grond van de hiervoor door haar vastgestelde feiten en omstandigheden heeft de rechtbank dit niet kunnen vaststellen. Uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen blijkt namelijk niet dat de verdachte met deze goederen handelingen heeft verricht waaruit die beschikkingsmacht is gebleken.
Feit 4
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het voorhanden hebben van de onder feit 4 ten laste gelegde pistoolmitrailleur Ingram (met bijbehorende munitie) niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
Met betrekking tot het in de woning [huisnummer 2] aangetroffen pistool ( [merknaam 1] ) en de voor dat wapen geschikte munitie overweegt de rechtbank het volgende.
Hetgeen de verdachte heeft verklaard, zoals hiervoor onder 5.1.1. is weergegeven, wordt op geen enkele wijze ondersteund of onderbouwd door enig ander bewijsmiddel.
Daartegenover staat vast dat er niet alleen DNA-materiaal van de verdachte is aangetroffen op het pistool, maar ook op het zich in het pistool bevindende patroonmagazijn dat was gevuld met 10 kogelpatronen. Op grond hiervan en met inachtneming van de overige feiten en omstandigheden zoals die hiervoor onder 5.1.3. zijn vastgesteld, acht de rechtbank de verklaring van de verdachte op dit onderdeel onaannemelijk en ongeloofwaardig en zij legt deze terzijde.
Uit alle feiten en omstandigheden kan de rechtbank niet anders afleiden dan dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van het in woning [huisnummer 2] aangetroffen pistool met daarvoor geschikte munitie en dat hij daarover ook daadwerkelijk kon beschikken en beschikte. Zij acht dan ook bewezen dat de verdachte het pistool en de munitie voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen dat er sprake is van medeplegen.
Feit 5
De rechtbank stelt vast dat de verdachte het geld voorhanden heeft gehad en dat aannemelijk is dat het geld afkomstig is van een door verdachte gepleegd misdrijf of misdrijven, nu de verdachte zich gedurende enige tijd - en in het bezit van geld en een vuurwapen - bevond in een woning waar drugs werd verhandeld. De verdediging heeft bovendien aangevoerd dat de verdachte ook daarvoor in die woning was en dat het aangetroffen geld uit eigen misdrijf afkomstig is. Echter, de rechtbank concludeert dat niet kan worden bewezen dat de verdachte het geld heeft verhuld/verborgen.
5.1.4.
Conclusie
De verdachte zal worden vrijgesproken van de onder 1, 2, 3 en 5 ten laste gelegde feiten.
De verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 4 ten laste gelegde met betrekking tot de in woning [huisnummer 2] aangetroffen pistoolmitrailleur (met bijbehorende munitie).
5.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
4
hij
op [pleegdatum] te [pleegplaats]
in een pand gelegen aan [adres 2] ,
een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3°, gelet op artikel 2 lid 1 van
Categorie III onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool,
(merk: [merknaam 1] , model: [modelnummer] kaliber: . [kalibermaat 1] )
en
(voor dat vuurwapen geschikte) munitie in de zin van artikel 1 onder 4°, gelet
op artikel 2 lid 2 van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 10
kogelpatronen, kaliber: . [kalibermaat 1]
voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

6.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
4 De voortgezette handeling van:
HANDELEN IN STRIJD MET ARTIKEL 26, EERSTE LID, VAN DE WET WAPENS EN MUNITIE EN HET FEIT BEGAAN MET BETREKKING TOT EEN VUURWAPEN VAN CATEGORIE III
en
HANDELEN IN STRIJD MET ARTIKEL 26, EERSTE LID, VAN DE WET WAPENS EN MUNITIE.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straf

8.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden en de draagkracht van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte is aangehouden in een drugspand. De aanwezigheid bij de verdachte van een fors geldbedrag in dit pand lijkt er op te duiden dat hij daar was voor de aankoop van verdovende middelen. In het pand heeft de verdachte een geladen vuurwapen voorhanden gehad. De combinatie van een geladen vuurwapen in een drugsomgeving past in het beeld dat de verdachte zijn eigen drugshandel wilde beschermen.
Een geladen vuurwapen kan ook worden gebruikt voor en bij diverse soorten andere criminaliteit. In de samenleving veroorzaakt een dergelijk feit dan ook gevoelens van angst, onrust en onveiligheid. Het voorhanden hebben van wapens moet dan ook worden uitgebannen en ontmoedigd. De rechtbank tilt zodoende zwaar aan het voorhanden hebben van een geladen vuurwapen en zij rekent het de verdachte zwaar aan. Dit alles maakt dat daartegen streng en consequent moeten worden opgetreden en dat een dergelijk feit streng moet worden bestraft.
8.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
8.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van [datum uittreksel] , waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
8.3.2.
Rapportages
De reclasseringsinstellingen hebben niet gerapporteerd over de verdachte.
8.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Gelet op de context waarin de feiten hebben plaatsgevonden, ziet de rechtbank geen enkele aanleiding om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen of om tot matiging over te gaan.
Alles afwegend worden de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaringen, passend en geboden geacht. Gelet op de op te leggen gevangenisstraf heeft de rechtbank reeds eerder de opheffing van de voorlopige hechtenis van de verdachte bevolen.

9.In beslag genomen voorwerpen

9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen geldbedragen van € 5.000,-- en € 8.845,-- verbeurd te verklaren.
9.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich hierover niet uitgelaten.
9.3.
Beoordeling
De verdachte heeft verklaard dat hij het in woning [huisnummer 2] inbeslaggenomen geldbedrag
(€ 13.845,--) heeft meegenomen naar de woning om daarvan speciale weed te kopen, dat het geld niet van hem is, dat hij niet wil verklaren van wie het geld is en dat hij bijverdient met het verkopen van weed.
Gelet op de eerder door haar aangehaalde en vastgestelde feiten en omstandigheden acht de rechtbank voldoende aannemelijk dat de geldbedragen geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van strafbare feiten zijn verkregen. Nu ook sprake is van een veroordeling van de verdachte voor een strafbaar feit is daarmee voldaan aan de wettelijke vereisten en zal het geldbedrag verbeurd worden verklaard.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikel 33, 33a en 56 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, 3 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf: een geldbedrag van € 5.000,00;
- verklaart verbeurd als bijkomende straf: een geldbedrag van € 8.845,00.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Verweij, voorzitter,
en mr. I.W.M. Laurijssens en mr. C.M.A.T. van der Geest, rechters,
in tegenwoordigheid van A. Gaal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij
op of omstreeks [pleegdatum] te [pleegplaats] , in een woning gelegen aan
[adres 2] ,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 11332.2 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende heroine en/of 11223,1 gram, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende amfetamine en/of 587,2 gram, in elk geval een hoeveelheid
van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroine en/of amfetamine en/of
cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst
I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij
op of omstreeks [pleegdatum] te [pleegplaats] in een woning gelegen aan
[adres 2] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken,
verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of buiten het grondgebied van
Nederland brengen van een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroine,
zijnde heroine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor
te bereiden en/of te bevorderen 6.806,6 gram versnijdingsmiddel, te weten
paracetamol, voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes
mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die
bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en);
3.
hij
op of omstreeks [pleegdatum] te [pleegplaats]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of
afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 219,3 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaine en/of 5,6 gram, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaine en /of heroïne (telkens) een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij
op of omstreeks [pleegdatum] te [pleegplaats]
in een pand gelegen aan [adres 2] ,
tezamen en in verening met (een) ander(en), althans alleen
een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2 lid 1 van
Categorie II onder 2 en 3 van de Wet wapens en munitie, te weten een
pistoolmitrailleur (merk: [merk/modelnaam] , kleur: zwart, kaliber: [kalibermaat 2] )
en/of
(voor dat vuurwapen geschikte)
munitie in de zin van artikel 1 onder 4, gelet op artikel 2 lid 2 van
categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 14 kogelpatronen
(merk: [merknaam 2] , kaliber: [kalibermaat 2] ),
en/of
een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2 lid 1 van
Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool,
(merk: [merknaam 1] , model: [modelnummer] kaliber:
. [kalibermaat 1])
en/of
(voor dat vuurwapen geschikte) munitie in de zin van artikel 1 onder 4, gelet
op artikel 2 lid 2 van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 10
kogelpatronen, kaliber: . [kalibermaat 1]
voorhanden heeft gehad;
5.
hij
op of omstreeks [pleegdatum] , te [pleegplaats] , althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen
een of meer geldbedragen (totaalbedrag: 13.000 euro),
heeft verworven, voorhanden gehad,
terwijl hij wist dat dit/deze geldbedrag(en) geheel of gedeeltelijk -
onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig(e)
misdrijf/misdrijven.