In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 10 maart 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Vestia en een huurder, aangeduid als [gedaagde]. Vestia vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning, omdat [gedaagde] zich niet als een goed huurder gedroeg. De procedure begon met een dagvaarding op 22 juli 2016, gevolgd door een conclusie van antwoord en een comparitie van partijen. Tijdens de comparitie werd duidelijk dat er herhaaldelijk klachten waren over overlast veroorzaakt door [gedaagde], waaronder geluidsoverlast en zelfs brand in de woning. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] zich niet als goed huurder heeft gedragen, wat resulteerde in de ontbinding van de huurovereenkomst. De rechter oordeelde dat de brand op 29 januari 2016, die was ontstaan door nalatigheid van [gedaagde], de druppel was die de emmer deed overlopen. De rechter concludeerde dat de overlast en het gedrag van [gedaagde] onacceptabel waren en dat de belangen van Vestia zwaarder wogen dan die van [gedaagde]. De ontruimingstermijn werd vastgesteld op één maand na betekening van het vonnis, en [gedaagde] werd veroordeeld tot betaling van de huur tot aan de ontruiming.