ECLI:NL:RBROT:2017:1674

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 februari 2017
Publicatiedatum
3 maart 2017
Zaaknummer
C/10/500522 / HA ZA 16-424
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging dienstverband en uitoefening optierechten van een statutair directeur

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 februari 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser], voormalig statutair directeur van Marsh Eurofinance B.V., en de besloten vennootschap zelf. De zaak betreft de vraag of [eiser] na beëindiging van zijn dienstverband recht had op het uitoefenen van optierechten die aan hem waren toegekend. De rechtbank heeft vastgesteld dat [eiser] van 1 oktober 2002 tot en met 31 december 2010 in dienst was bij Marsh en dat hij op 31 juli 2010 een vaststellingsovereenkomst heeft gesloten ter beëindiging van zijn dienstverband. Deze overeenkomst bevatte bepalingen over de afwikkeling van optierechten, maar de rechtbank oordeelde dat de finale kwijting in de overeenkomst eraan in de weg stond dat [eiser] zijn optierechten na het einde van zijn dienstverband kon uitoefenen. De rechtbank concludeerde dat de voorwaarden van de optieregelingen niet voorzagen in uitoefenbaarheid na beëindiging van het dienstverband, en dat Marsh niet in de gelegenheid had gesteld om de opties uit de 2005-serie uit te oefenen. De rechtbank oordeelde dat Marsh niet onrechtmatig had gehandeld en dat de finale kwijting in de vaststellingsovereenkomst geldig was. De vorderingen van [eiser] werden afgewezen en hij werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Handel
Zittingsplaats Rotterdam
zaaknummer / rolnummer: C/10/500522 / HA ZA 16-424
Vonnis van 22 februari 2017
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. J.J. van Veen te 's-Hertogenbosch,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MARSH EUROFINANCE B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. E.S. de Bock te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en Marsh genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 21 september 2016
  • het proces-verbaal van comparitie van 24 januari 2017.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil en de beoordeling

2.1.
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
2.1.1.
[eiser] , geboren op 7 maart 1955, is van 1 oktober 2002 tot en met 31 december 2010 in dienst geweest bij Marsh. Hij was van december 2002 tot 1 oktober 2010 statutair directeur.
2.1.2.
Partijen hebben op 31 juli 2010 een vaststellingsovereenkomst gesloten ter beëindiging van het dienstverband. Aangaande optierechten bevat deze overeenkomst de volgende bepaling:
Any (unvested or vesting) type of Awards (…) which [eiser] may have received in connection with his employment for Marsh will be treated as provided in the applicable documentation such as terms and conditions, country specific notices and plan documents.
De overeenkomst bevat de volgende finale kwijting:
Subject to the fulfilment of obligations arising from this agreement, the parties have no other claim against one another, Marsh meaning including any affiliated company/business, by virtue of [eiser] ’s position under the articles of association, the employment contract, the (manner of) termination of [eiser] ’s position under the articles of association and the employment contract or otherwise, and the parties hereby grant one another full and final discharge from liability in this respect.
2.1.3.
Op 31 december 2010 beschikte [eiser] over personeelsopties, uitgegeven door Marsh & McLennan Companies, Inc. (MMC), voor zover hier van belang 25.380 opties in de 2005 serie, alle ‘vested’, en 3.376 opties in de 2007 serie, waarvan 844 nog ‘unvested’.
2.1.4.
De voorwaarden van de 2005-serie bepalen in artikel I.B Vesting and Exercisability of Option:
Subject to your continued employment, the Grant will vest and become exercisable on the vesting date(s) set forth in your Grant letter. Subject to the provisions of Section V herein, in the event of your termination of employment by reason of (…) retirement, any unvested portion of the Grant will vest at such termination of employment and will be exercisable as set forth in Section V. For all other terminations of employment, the Grant, whether vested or unvested, will be forfeited as of the date of your termination of employment.
Section V. Termination of Employment, onder D Early Retirement bepaalt voor zover hier van belang:
If (i) you retire on or after your Early Retirement Date (…) then any unvested portion of the Grant will vest and become exercisable on (…) your termination of employment. Such vested option shares (and any Option shares that were vested at the time of your termination of employment) shall be exercisable until the earlier of the fifth anniversary of your termination of employment and the expiration date of the option. (…)
In section V. Termination of Employment, onder E is bepaald dat “
Normal Retirement Date” and “Early Retirement Date” shall have the respective meanings given such terms (…) set forth in the Company’s primary retirement plan applicable to you upon your termination of employment.
Section V onder F bepaalt:
For all other terminations of employment, the Grant, whether vested or unvested, shall be forfeited on the date of termination, except to the extent that the compensation committee of the MMC Board of Directors (the “Committee”) may determine otherwise.
2.1.5.
Marsh heeft [eiser] niet in de gelegenheid gesteld de opties van de 2005 serie na 31 december 2010 uit te oefenen.
2.1.6.
De voorwaarden van de 2007 serie bevatten in artikel III. Termination of Employment onder C. Retirement Treatment de volgende bepaling:
In the event you are determined by the Retirement Treatment Committee to be eligible for retirement treatment upon your termination of employment, the Option will vest with respect to any unvested Option Shares (…), without regard to such termination of employment, provided that you satisfy the condition to vesting (…). Such vested Option shares (and any Option shares that were vested at the time of your termination of employment and for which the Performance Contingency is satisfied) shall be exercisable until the earlier of the fifth anniversary of your termination of employment and the expiration date of the Award. (…)
2.1.7.
Marsh heeft deze bepaling toegepast op de 2007 serie en heeft [eiser] in de gelegenheid gesteld deze serie na 31 december 2010 uit te oefenen.
2.2.
[eiser] stelt dat Marsh hem ten onrechte niet heeft toegestaan – met (overeenkomstige) toepassing van de Retirement Treatment uit het reglement voor serie 2007 – de opties uit serie 2005 uit te oefenen, hoewel Marsh (primair) daartoe was gehouden op grond van de voorwaarden van serie 2005 en (subsidiair) op grond van de eisen van goed werkgeverschap dan wel de redelijkheid en billijkheid. [eiser] stelt in dit verband dat Marsh hem op het verkeerde been heeft gezet. Marsh wist of moest weten dat voor [eiser] de optierechten uit serie 2005 van belang waren in verband met een mogelijke toekomstige waardestijging. De bij de onderhandelingen betrokken HR Manager Europa, [persoon 1] , heeft geruststellende uitlatingen gedaan (“
het komt wel goed”) en heeft nagelaten hem te wijzen op de mogelijkheid dat de optierechten uit de serie 2005 zouden vervallen. Tijdens de onderhandelingen is de afwikkeling van de optierechten ‘doorgeschoven’, er was onvoldoende tijd voor. Pas na zijn ontslag bleek dat de opties uit serie 2005 vervallen waren in tegenstelling tot de opties uit serie 2007.
2.3.
Marsh bestrijdt dit. De voorwaarden van de serie 2005 wijken af van de voorwaarden van de serie 2007. Een bepaling aangaande Early Retirement Treatment ontbreekt voor de 2005 serie. Slechts in geval van daadwerkelijk Retirement (pensioen) of Early Retirement (vroeg pensioen) wordt in een geval als hier aan de orde verval van de optierechten na het einde van het dienstverband voorkomen. Marsh is daartoe ook niet uit hoofde van goed werkgeverschap dan wel de redelijkheid en billijkheid gehouden. Partijen hebben onderhandeld over de voorwaarden voor beëindiging van het dienstverband en in de vaststellingsovereenkomst is niet afgesproken dat aan [eiser] meer of andere aanspraken werden toegekend dan zijn aanspraken op grond van de toepasselijke optie-regelementen. [eiser] werd in deze onderhandelingen bijgestaan door een ervaren advocaat. [eiser] was statutair directeur en was zelf goed op de hoogte van zijn optierechten bij einde dienstverband. De opties uit serie 2005 stonden op de ontslagdatum 31 december 2010 bovendien ‘onder water’, bij uitoefening op de ontslagdatum hadden zij geen waarde. De vaststellingsovereenkomst bevat een finale kwijting, waarin geen uitzondering is opgenomen voor de op 31 december 2010 uitstaande optierechten (voor zover deze niet op grond van artikel 5 Awards konden worden uitgeoefend). Marsh betwist dat Pamela Harrison misleidende (geruststellende) mededelingen heeft gedaan aan [eiser] en verwijst daartoe naar haar schriftelijke verklaring (prod. 2 bij antwoord) en naar de verklaring van [persoon 2] (prod. 1 bij antwoord) destijds de CEO voor Europa.
2.4.
De rechtbank overweegt als volgt. Bij de uitleg van de optiereglementen geldt een objectieve maatstaf, nu deze reglementen naar hun aard aanspraken aan niet bij de totstandkoming van die reglementen betrokken derden toekennen. Met toepassing van deze maatstaf legt de rechtbank artikel I.B Vesting and Exercisability of Option in verband met artikel V Termination of Employment van het reglement van serie 2005 aldus uit dat optierechten bij einde dienstverband vervallen, tenzij zich één van de in die artikelen gevallen voordoet, voor zover hier van belang de gevallen Retirement (artikel V, onder C) of Early Retirement (artikel V, onder D), een en ander zoals gedefinieerd in het op [eiser] toepasselijke pensioenreglement. Ter zitting is besproken dat [eiser] op de ontslagdatum 55 jaar oud was, dat zijn pensioenreglement niet voorzag in vroegpensioen op de leeftijd van 55 jaar en dat hij op zijn reguliere pensioendatum 1 maart 2017 met pensioen zou gaan (op de leeftijd van 62 jaar). Hiermee staat vast dat in geval van [eiser] geen sprake is ontslag in verband met Normal Retirement en evenmin van ontslag in verband met Early Retirement. Op grond van artikel V, onder F vervallen dan de optierechten uit de serie 2005 bij het einde van het dienstverband.
2.5.
De subsidiaire stelling van [eiser] dat Marsh hem beter had moeten voorlichten en hem in elk geval niet door het doen van geruststellende mededelingen op het verkeerde been had mogen zetten, stuit erop af dat de vaststellingsovereenkomst een finale kwijting bevat. Om deze finale kwijting opzij te zetten is nodig dat komt vast te staan dat handhaven van deze kwijting naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. De stellingen van [eiser] – als deze al komen vast te staan – rechtvaardigen een dergelijk vergaand rechterlijk ingrijpen niet. [eiser] werd bij de onderhandelingen bijgestaan door een ervaren advocaat. Bij beide partijen was bekend welke optierechten op de ontslagdatum uitstonden. Door het beding van artikel 5 Awards in de vaststellingsovereenkomst te aanvaarden, heeft [eiser] ermee ingestemd dat de optierechten in overeenstemming met de toepasselijke reglementen werden afgewikkeld, ook indien dat zou leiden tot verval daarvan. [eiser] en zijn advocaat hadden op deze mogelijkheid van verval als gevolg van het ontslag bedacht moeten zijn. Als op dat punt onduidelijkheid bestond, had het op de weg van [eiser] en zijn advocaat gelegen een voorbehoud bij de finale kwijting te maken. Aan bewijslevering op dit punt wordt dan ook niet toegekomen. De hiervoor besproken omstandigheden brengen tevens mee dat niet kan worden gezegd dat Marsh niet als een goed werkgever heeft gehandeld door [eiser] te houden aan afwikkeling van de opties uit serie 2005 in overeenstemming met het toepasselijke reglement dan wel door hem aan de finale kwijting te houden.
2.6.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Marsh worden begroot op:
- griffierecht € 3.903,00
- salaris advocaat
5.160,00(2 punten × tarief € 2.580,00)
Totaal € 9.063,00.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
wijst de vorderingen af;
3.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Marsh tot op heden begroot op € 9.063,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 14 dagen na de datum van dit vonnis;
3.3.
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiser] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening;
3.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. van den Bergh en in het openbaar uitgesproken op 22 februari 2017. [1]

Voetnoten

1.2504/2016