In de zaak tegen de verdachte, die niet ingeschreven is in de basisregistratie personen, heeft de rechtbank Rotterdam op 16 februari 2017 uitspraak gedaan. De verdachte was beschuldigd van het vervalsen van reisdocumenten, waarbij hij zijn foto had ingeleverd bij een paspoortaanvraag op naam van een ander. De medeverdachte, een ambtenaar Publiekszaken bij het Stadskantoor, was betrokken bij deze aanvragen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, maar de rechtbank oordeelde dat de gedragingen van de verdachte niet onder de delictsomschrijving van artikel 231 van het Wetboek van Strafrecht vallen. De rechtbank concludeerde dat niet bewezen kon worden dat de reisdocumenten daadwerkelijk zijn opgemaakt en afgegeven. De verdachte werd vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten.
De rechtbank heeft het bewijs en de argumenten van zowel de officier van justitie als de raadsman zorgvuldig gewogen. De raadsman stelde dat het enkele invullen van een aanvraagformulier met onjuiste gegevens niet strafbaar is. De rechtbank volgde dit standpunt en oordeelde dat de verdachte en de medeverdachte wisten dat de gegevens op het aanvraagformulier niet klopten, maar dat dit niet voldoende was om tot een veroordeling te komen. De rechtbank verklaarde het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen en sprak de verdachte vrij.