ECLI:NL:RBROT:2017:140
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- J.F. Frankruijter
- R.H.L. Dallinga
- C.F.J. de Jongh
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid bezwaar van eiseres wegens gebrek aan belanghebbendheid in vergunningverlening beroepsvisserij
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 januari 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres, een onderneming in hengelsportmaterialen, en de staatssecretaris van Economische Zaken. De eiseres had bezwaar gemaakt tegen de vergunningverlening aan beroepsvissers voor de vaste vistuigenvisserij, maar haar bezwaar werd door de staatssecretaris niet-ontvankelijk verklaard. De eiseres stelde dat zij als belanghebbende moest worden aangemerkt, omdat de vergunningen haar omzet negatief zouden beïnvloeden door de afname van sportvissers in het Europoortgebied. De rechtbank oordeelde echter dat de eiseres geen rechtstreeks belang had bij de vergunningen, aangezien zij zelf niet in de betrokken wateren vist en haar belang afgeleid was van de sportvissers. De rechtbank concludeerde dat er geen voldoende causaal verband was tussen de verleende vergunningen en de gestelde schade aan de omzet van de eiseres. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiseres ongegrond en bevestigde de beslissing van de staatssecretaris.