ECLI:NL:RBROT:2017:1145

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 januari 2017
Publicatiedatum
14 februari 2017
Zaaknummer
5406805 CV EXPL 16-7537 17-01-12
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen in het kader van no cure no pay overeenkomst met betrekking tot belastingaanslag

In deze zaak vordert de maatschap [A. & B.] belastingadviseurs, gevestigd te Rotterdam, betaling van een bedrag van € 17.151,82 van de besloten vennootschap [X. & Y.] Projectontwikkeling B.V., gevestigd te Papendrecht. De vordering is gebaseerd op een 'no cure no pay' afspraak die partijen hebben gemaakt in het kader van een naheffingsaanslag die door de Belastingdienst aan [X. & Y.] was opgelegd. De naheffingsaanslag van € 48.211,- werd verminderd met € 16.638,- na een bezwaarschrift van [A. & B.]. De partijen kwamen overeen dat [A. & B.] namens [X. & Y.] zou procederen op basis van deze afspraak.

De procedure bij de rechtbank leidde niet tot een verdere vermindering van de naheffingsaanslag, maar na hoger beroep bij het gerechtshof te Den Haag werd alsnog een verdere vermindering van € 16.440,- bereikt. [A. & B.] vorderde betaling van de gefactureerde werkzaamheden, maar [X. & Y.] verweerde zich door te stellen dat de gemaakte afspraken geen recht op betaling gaven, omdat de vermindering van de naheffingsaanslag niet het gevolg was van de inspanningen van [A. & B.].

De kantonrechter oordeelde dat de afspraken tussen partijen redelijkerwijs zo moesten worden begrepen dat de vergoeding voor de werkzaamheden van [A. & B.] ook betrekking had op de procedure bij de rechtbank en het hof. De rechter kende een bedrag van € 1.558,02 toe aan [A. & B.] voor de verrichte werkzaamheden, evenals een bedrag voor buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat elke partij de eigen kosten draagt. Het vonnis werd uitgesproken door mr. P. Joele op 12 januari 2017.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 5406805 CV EXPL 16-7537
uitspraak: 12 januari 2017
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,
in de zaak van:
de maatschap [A. & B.] belastingadviseurs,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: J.A. Pruijn,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [X. & Y.] Projectontwikkeling B.V.,
gevestigd te Papendrecht,
gedaagde,
procederend bij de heer [Y.].
Partijen worden hierna [A. & B.] en [X. & Y.] genoemd.

1.Verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 27 september 2016, met producties;
- de conclusie van antwoord;
- het vonnis van 13 oktober 2016, waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
- de aantekening van de griffier dat voormelde comparitie, waarvan geen proces-verbaal is opgemaakt, op 12 december 2016 is gehouden.
1.2.
De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Een aan [X. & Y.] door de Belastingdienst opgelegde naheffingsaanslag van
€ 48.211,- is vanwege een door [A. & B.] ingediend bezwaarschrift verminderd met € 16.638,-.
2.2.
Nadien hebben partijen afgesproken dat [A. & B.] in het kader van de naheffingsaanslag namens [X. & Y.] zal procederen op basis van ‘no cure no pay’ zoals hierna omschreven.
2.3.
Een op voormelde afspraak betrekking hebbend e-mailbericht van 18 december 2014 van [A. & B.] aan [X. & Y.] houdt in:
“In de bijlage het gemotiveerde beroepschrift dat ik uiterlijk maandag moest indienen bij de rechtbank.
Ten aanzien van de betaling geldt het volgende:
Uiterlijk eind januari 2015 wordt de helft € 4.500 (inclusief BTW) van het openstaande bedrag zoals blijkt uit de laatste email van [mevrouw M.] overgemaakt.
Bij winst in de procedure wordt de andere helft overgemaakt, als mede de uren die ik nu aan de procedure heb besteed.”
2.4.
[X. & Y.] heeft € 4.534,- aan [A. & B.] voldaan.
2.5.
De procedure bij de rechtbank heeft niet tot een verdere vermindering van de naheffingsaanslag geleid.
2.6.
Nadat door [A. & B.] namens [X. & Y.] hoger beroep was ingesteld bij het gerechtshof te Den Haag, is ter zitting met de Belastingdienst overeenstemming bereikt over een verdere vermindering van de naheffingsaanslag met € 16.440,-.
2.7.
Door en namens [A. & B.] is [X. & Y.] aangemaand tot betaling van
€ 15.580,21 aan gefactureerde fiscale werkzaamheden.

3.Het geschil

3.1.
[A. & B.] vordert veroordeling van [X. & Y.] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van € 17.151,82, te vermeerderen met de wettelijke rente over
€ 15.580,21 vanaf 27 september 2016 tot de dag van algehele voldoening, met veroordeling van [X. & Y.] in de proceskosten.
3.2.
[A. & B.] stelt daartoe dat zij in opdracht en voor rekening van [X. & Y.] boekhoudkundige werkzaamheden heeft verricht. [X. & Y.] heeft ondanks aanmaning facturen van in totaal € 15.580,21 onbetaald gelaten. Naast de hoofdsom van
€ 15.580,21 maakt [A. & B.] aanspraak op € 930,80 aan buitengerechtelijke incassokosten en € 640,81 aan tot en met 27 september 2016 verschenen wettelijke rente.
3.3.
[X. & Y.] voert verweer. Zij stelt dat zij niets meer verschuldigd is, aangezien partijen een ‘no cure no pay’ afspraak hebben gemaakt en de naheffingsaanslag niet is verminderd door toedoen van [A. & B.], maar omdat het hof Den Haag een fout had ontdekt in de berekening van de Belastingdienst.

4.Beoordeling van het geschil

4.1.
Partijen twisten over de uitleg van de - na ommekomst van de bezwaarfase, waarbij de naheffingsaanslag met een bedrag van € 16.638,- was verlaagd, en vóór aanvang van de procedure bij de rechtbank - gemaakte afspraak zoals neergelegd in het e-mailbericht van de heer Wintermans d.d. 18 december 2014. Ter zitting hebben partijen hierover nader verklaard dat deze regeling uitdrukkelijk geen betrekking had op (behaalde resultaten in) de bezwaarfase, maar op de procedure bij rechtbank en eventueel hof en Hoge Raad. Partijen zijn het er voorts over eens dat de procedure ten overstaan van de rechtbank niet heeft geleid tot enig nader resultaat (in voor [X. & Y.] gunstige zin).
4.2.
Op de comparitie van partijen in de onderhavige zaak hebben partijen over de gang van zaken bij het hof nader verklaard dat ter zitting (van het hof) de raadsheer heeft gewezen op een “fout” aan de zijde van de belastingdienst, maar dat nog niet zeker was of en, zo ja, hoe dit precies zou uitwerken in het te wijzen arrest. Wel was zeker, aldus beide partijen, dat het in de bezwaarfase bereikte - en door de rechtbank bekrachtigde - resultaat, gehandhaafd zou blijven. Partijen zijn vervolgens met elkaar in gesprek gegaan en hebben een minnelijke regeling bereikt in die zin dat de naheffingsaanslag met nog eens € 16.440,- is verminderd.
4.3.
[A. & B.] stelt zich op het standpunt dat niet relevant is dat laatstbedoelde (extra) vermindering in beginsel tot stand is gekomen doordat het hof de hiervoor bedoelde “fout” heeft geconstateerd. Reeds op de enkele grond dát er een extra vermindering van de naheffingsaanslag heeft plaatsgevonden, heeft zij recht op betaling van de door haar gevorderde factuurbedragen. Het standpunt van [X. & Y.] komt erop neer dat niet betaald hoeft te worden nu de inspanningen van [A. & B.] niet tot het bereikte resultaat hebben bijgedragen.
4.4.
Naar het oordeel van de kantonrechter kunnen de tussen partijen gemaakte afspraken zoals neergelegd in het e-mailbericht van [A. & B.] van 18 december 2014 redelijkerwijs niet anders worden begrepen dan dat met de woorden “Bij winst in de procedure” wordt gedoeld op winst die - in de procedure bij rechtbank, hof en/of Hoge Raad - in redelijkheid aan de werkzaamheden of inspanningen van [A. & B.] kan worden toegerekend. Het ligt immers niet voor de hand dat partijen het al dan niet verschuldigd worden van een vergoeding voor verrichte werkzaamheden zouden hebben willen laten afhangen van externe omstandigheden c.q. van omstandigheden die met die werkzaamheden niets van doen hebben. Aan [A. & B.] kan worden nagegeven dat, indien er geen hoger beroep zou zijn ingesteld, de (extra) vermindering van de naheffingsaanslag niet zou hebben plaatsgevonden. Daar staat tegenover dat die (extra) vermindering evenmin zou hebben plaatsgevonden als het hof de meer bedoelde “fout” van de belastingdienst niet zou hebben ontdekt. Aldus doet zich hier een situatie voor, waarin de winst slechts voor een (gering) deel is toe te schrijven aan de werkzaamheden van [A. & B.]. Nu partijen slechts hebben voorzien in de situatie dat (al dan niet) enigerlei resultaat zou worden bereikt als gevolg van de inspanningen van [A. & B.], maar niet in het zich hier voordoende geval dat het bereikte resultaat mede het gevolg is van externe factoren als hierboven bedoeld, zal de kantonrechter de (gevolgen van de) overeenkomst aanvullen in die zin dat een met de omvang van de door [A. & B.] verrichte werkzaamheden corresponderend bedrag zal worden toegewezen. Vaststaat dat [A. & B.] de zaak bij (de rechtbank en) het hof heeft aangebracht, in het kader waarvan zij het dossier heeft bestudeerd en stukken heeft opgesteld. Voorts heeft [A. & B.] [X. & Y.] ter zitting bij het hof bijgestaan bij de onderhandelingen c.q. heeft [A. & B.] daar namens [X. & Y.] onderhandeld. De kantonrechter zal dit deel schattenderwijs vaststellen op 10% van het totale gevorderde bedrag. Aldus zal ter zake van de gevorderde hoofdsom een bedrag worden toegewezen van € 1.558,02.
4.5.
De vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, waarop [A. & B.] aanspraak maakt, zal worden berekend aan de hand van de toewijsbare hoofdsom, waarvoor
de kantonrechter aansluiting zoekt bij het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief. Derhalve is aan buitengerechtelijke incassokosten een bedrag van € 233,70 exclusief btw toewijsbaar.
4.6.
De medegevorderde rente wordt op basis van de toe te wijzen hoofdsom toegewezen als na te melden.
4.7.
Nu partijen over en weer (gedeeltelijk) in het ongelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.

5.Beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [X. & Y.] aan [A. & B.] te betalen een bedrag van
€ 1.791,72, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119a BW over
€ 1.558,02 vanaf 18 maart 2016 tot de dag van algehele voldoening;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten aldus dat elke partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Joele en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
546