ECLI:NL:RBROT:2017:10941

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 oktober 2017
Publicatiedatum
6 juni 2019
Zaaknummer
10/681036-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor dreiging met een aanslag door middel van een atoombom en mishandeling

Op 20 oktober 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van dreiging met een aanslag met een atoombom en mishandeling. De verdachte, geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte], was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) Den Haag. De officier van justitie, mr. M. Reinders, eiste bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten, ontslag van alle rechtsvervolging wegens volledige ontoerekeningsvatbaarheid, en een maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor een jaar.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich op 6 februari 2017 had bedreigd met een aanslag op het station in Dordrecht, en op 17 januari 2017 had hij [naam slachtoffer 1] mishandeld. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tweede tenlastelegging, omdat er onvoldoende bewijs was. De rechtbank concludeerde dat de verdachte lijdt aan een ernstige psychiatrische stoornis, wat zijn ontoerekeningsvatbaarheid verklaarde. De psychiater adviseerde om de verdachte niet strafbaar te achten en hem te plaatsen in een psychiatrisch ziekenhuis.

De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging voor de bewezen verklaarde feiten, maar legde hem wel de maatregel op tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor een jaar, gezien het hoge recidiverisico en de gevaren die de verdachte voor anderen en de algemene veiligheid met zich meebracht.

Uitspraak

promis
RECHTBANK ROTTERDAM
Team straf2
Parketnummer: 10/681036-17
Datum uitspraak: 20 oktober 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) Den Haag,
raadsman mr. P.J. de Bruin, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 6 oktober 2017.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Reinders heeft gevorderd: bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
ontslag van alle rechtsvervolging van de verdachte omdat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar is;
oplegging van de maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor een termijn van 1 jaar.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 1 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere motivering bewezen worden verklaard.
4.2.
Vrijspraak van feit 2
De verdachte ontkent dit feit te hebben gepleegd. Het dossier bevat een aangifte van de moeder van de verdachte die zegt dat haar zoon haar op 31 januari 2017 heeft opgebeld vanuit een snackbar en haar heeft bedreigd met de woorden "Ik maak je af, ik kom nu naar je toe en ik steek een mes tussen je ribben en ook mijn zus maak ik af''. Omdat de rechtbank van oordeel is dat deze verklaring van de aangeefster onvoldoende steun vindt in de verklaring van de getuige [naam getuige 1] en de verklaring van de zus van de verdachte, oordeelt de rechtbank dat voor dit feit onvoldoende wettig bewijs voorhanden is. De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van de verdenking als tenlastegelegd onder feit 2.
4.3.
Bewijswaardering feit 3
4.3.1.
Standpunt verdediging
Ten aanzien van feit 3 heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De verdachte ontkent dit feit te hebben gepleegd. Voor dit feit is echter voldoende wettig bewijs aanwezig en de rechtbank acht dit bewijs ook overtuigend.
Op basis van de inhoud van de bewijsmiddelen is bewezen dat de verdachte zich op 17 januari 2017 schuldig heeft gemaakt aan de onder 3 ten laste gelegde mishandeling van [naam slachtoffer 1] door het (onverhoeds en met kracht) geven van een duw in de rug.
De aangifte vindt steun in de verklaring van de verdachte dat hij daar die dag was en vindt daarnaast steun in de verklaring van de getuige [naam getuige 2] die heeft gezien dat haar man in de rug werd geduwd en dat verdachte degene was die tot de komst van de politie in bedwang werd gehouden door haar man en zoon. Van de overige meer of anders ten laste gelegde geweldshandelingen wordt de verdachte (partieel) vrijgesproken, omdat deze geen steun vinden in de overige bewijsmiddelen.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
hij op 06 februari 2017 te Dordrecht, (telkens) gegevens, te weten e-mailberichten en mondelinge mededelingen, heeft doorgegeven aan de Politie en de sociale dienst van de gemeente Dordrecht, met de navolgende teksten: "Ik ga een aanslag plegen met een atoombom station Dordrecht, 17:00, 6 februari" en "Bomaanslag op het station Dordrecht om 17:00 uur", met het oogmerk anderen ten onrechte te doen geloven dat op een al dan niet voor het publiek toegankelijke plaats een voorwerp aanwezig was, waardoor een ontploffing kon worden teweeggebracht;
3.
hij op 17 januari 2017 te Dordrecht
[naam slachtoffer 1] heeft mishandeld door tegen de rug (met kracht) te duwen;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op: 1.
gegevens doorgeven met het oogmerk een ander ten onrechte te doen geloven
dat op een publiek toegankelijke plaats een voorwerp aanwezig is waardoor een ontploffing kan worden teweeggebracht
3.
mishandeling
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

6.1.
Standpunt officier van justitie en verdediging
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de verdachte ten aanzien van alle bewezen verklaarde feiten volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden verklaard en hij om die reden moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging. De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
6.2.
Beoordeling
Psychiater Dr. J. van der Meer heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 18 september 2017. Het rapport is opgemaakt naar aanleiding van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Een volledig psychiatrisch onderzoek is niet mogelijk geweest door de weigering van de verdachte om volledig mee te werken. Op basis van alleen dit onderzoek kan door de psychiater geen conclusie worden getrokken over de aan- of afwezigheid van een psychiatrische ziekte, maar door de psychiater zijn de hieronder in de voetnoot 1
1. Beschikbare en geraadpleegde stukken door de psychiater
- Proces verbaal rechter commissaris , d d 09-02-2017
- Uittreksel justitiële documentatie d.d. 08-02-2017
- Proces verbaal Politie Eenheid Rotterdam [proces-verbaalnummer]
- Pro Justitia Rapportage van psychiater J. Necleman , d.d. 10-03-2014
- Voorgcleidingsconsult van psychiater A.C. Hoek, d.d 21-01-2014
weergegeven stukken geraadpleegd , waaronder eerder over de verdachte opgemaakte rapporten en behandelinfonnatie.
Het rapport van de psychiater houdt - voor zover relevant onderzoek heeft plaatsgevonden omtrent de strafbaarheid van de verdachte - het volgende in:
Er wordt een redelijk verzorgde man gezien met een uiterlijk dat bij zijn kalenderleeftijd past. Hij komt geladen over en deze lading neemt in de loop van het gesprek ook toe. Het is met enige moeite mogelijk om contact te maken, maar er is geen contactgroei en alles wat de onderzoeker doet is voor verdachte reden voor irritatie en een toename van zijn geladenheid. Het bewustzijn is helder. De oriëntatie imponeert in tijd, plaats en persoon in tact. De aandacht is te trekken, maar moeilijk vast te houden. Verdachte vertelt zijn eigen verhaal en is hierin niet te structureren. De oriëntatie imponeert in trias in tact. Er is geen geremde psychomotoriek of monotone spraak. Et is geen evident hallucinatoir gedrag, maar de waarneming kon niet worden beoordeeld. Het denken is verhoogd associatief en er lijkt een paranoïde waan te zijn. De waarneming, de stemming en de suïcidaliteit kunnen niet worden beoordeeld.
Op basis van de eerdere pro justitia rapportages zijn er wel aanwijzingen voor het bestaan van een ernstige psychiatrische stoornis. In de eerdere pro justitia rapportage van maart 2014 van psychiater Neeleman wordt een psychotische stoornis nao, alcoholafhankelijkheid en zwakbegaafdheid vastgesteld. Volgens het projustitia onderzoek van de psycholoog H. Leijssen van juli 2012 wordt een psychotische stoornmis nao en afhankelijkheid van alcohol in remissie vastgesteld. Op as II worden enkele paranoïde en schizo typische persoonlijkheidstrekken vastgesteld. Volgens het voorgeleidingsconsult van de psychiater
A.C. Hoek van januari 2014 zijn er bij verdachte aanwijzingen voor het bestaan van psychotische problematiek.
Daarnaast komen er uit het proces verbaal aanwijzingen naar voren voor het bestaan van een psychose. Verdachte schrijft volgens het proces verbaal dat hij een aanslag gaat plegen met een atoombom, omdat hij meent dat hij radioactief is besmet. Dit zal waarschijnlijk berusten op het bestaan van een waan. Daarnaast geeft de moeder van verdachte volgens het proces verbaal aan dat verdachte lijdt aan schizofrenie.
Tenslotte vinden ook de medewerker van de reclassering en de mederapporteur dat verdachte psychotisch overkomt. Verdachte spreekt met hen over een veelheid aan complotten. Zo denkt verdachte dat hij radioactief is besmet door België en dit was voor hem de reden om een Belgische man te mishandelen . De moeder van verdachte heeft aan de reclasseringsmedewerker aangegeven dat verdachte steeds zijn medicatie weigert en dat het hierdoor steeds slechter met hem gaat.
Ook in het korte contact met verdachte zijn er aanwijzingen voor het bestaan van een psychotische stoornis nao. Verdachte komt (ook dan) geladen over en in het psychiatrisch onderzoek blijkt het denken verhoogd associatief te zijn en is er een paranoïde waan.
Al met al zijn er aanwijzingen voor het bestaan van een psychotische stoornis. Toch kunnen op basis van het huidige onderzoek geen definitieve conclusies worden getrokken over het huidige psychiatrische toestandsbeeld van verdachte, omdat verdachte niet kon worden onderzocht. Het risico op recidive wordt vooralsnog hoog in geschat.
Het advies van de psychiater is om het ten laste gelegde in het geheel niet toe te rekenen aan de verdachte.
Psycholoog B.Y. van Toorn heeft een rapport opgemaakt, gedateerd 26 september 2017. Een psychologisch ·onderzoek is niet mogelijk geweest door de weigering van verdachte om
  • Pro Justitia Rapportage van psycholoog H. Leijssen, d.d. 09-07-2012
  • Voorgeleidingsconsult van psycholoog C. Moerland, d.d. 09-02-2017
In de onderhavige zaak werd tevens een onderzoek gedaan door ].F.G.M. van Nunen , psycholoog
mee te werken. Gelet daarop heeft de psycholoog zich ook niet uitgelaten over de toerekeningsvatbaarheid van de verdachte.
Gesteld wordt door de psycholoog dat de psychiater wel voldoende informatie heeft verzameld om te kunnen komen tot een diagnose en conclusies. De psycholoog beveelt aan de verdachte te plaatsen op een FPA of een FPK in verband met verzet en/of mogelijk beheers problematiek.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van het rapport van Reclassering Nederland van 29 maart 2017, opgemaakt door [naam reclasseringsmedewerker] . Geadviseerd wordt wegens de ernst van de psychiatrische- en verslavingsproblematiek en de zorg mijdende houding van de verdachte een klinische opname in een dubbel diagnose kliniek in het kader van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht. Na zijn klinische opname zal een opname in een passende beschermde woonvorm noodzakelijk zijn.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapporten.
Nu de verdachte heeft geweigerd om mee te werken aan het psychologisch onderzoek, beantwoordt de rechtbank de vraag naar de toerekeningsvatbaarheid uitsluitend op basis van het rapport van de psychiater en hetgeen overigens op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank acht op basis van het rapport van de psychiater zich ook voldoende geïnformeerd om deze vraag te kunnen beantwoorden. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de psychiater de verdachte één keer heeft gesproken en daarnaast veel informatie van derden in zijn beoordeling heeft betrokken.
D rechtbank is van oordeel dat de conclusies van de psychiater gedragen worden door zijn bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt deze conclusies dan ook over en maakt die tot de hare.
De psychiater heeft zich niet uitgesproken over de toerekeningsvatbaarheid van de verdachte ten tijde van het begaan van feit 3 (op 17 januari 2017). Uit de conclusies van de psychiater en de onderliggende bevindingen volgt wel dat de verdachte al langere tijd lijdt aan de genoemde stoornissen. Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat kan worden geconcludeerd dat ook ten tijde van het begaan van feit 3 bij de verdachte sprake was van een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens in verband waarmee dit feit niet aan hem kan worden toegerekend
De verdachte wordt dus volledig ontoerekeningsvatbaar geacht ter zake van de bewezen verklaarde feiten.
De verdachte is derhalve niet strafbaar en dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Gelet op het hoge recidiverisico vormt de verdachte een gevaar voor anderen en/of de algemene veiligheid van personen of goederen.
6.3.
Conclusies van de rechtbank
De feiten I en 3 kunnen niet aan de verdachte worden toegerekend. De verdachte is voor deze feiten niet strafbaar. Hij zal dan ook voor deze feiten worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

7..Motivering van de maatregel

7.1.
Algemene overweging
De maatregel die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten , de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke
omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de maatregel is gebaseerd
De verdachte heeft gedreigd dat hij een aanslag zou plegen met een atoombom, omdat hij meent radio-actief te zijn besmet. Daarmee heeft hij onrust gezaaid.
Ook heeft hij uit het niets een Belgische man mishandeld, omdat de vermeende besmetting in België zou hebben plaatsgevonden. Daarmee heeft hij pijn toegebracht aan deze man.
Ook heeft dit geleid tot gevoelens van onveiligheid bij deze man en zijn gezin.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 14 september 2017, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld ter zake van geweldsdelicten.
Rapportages
De rechtbank heeft acht geslagen op de hiervoor genoemde rapporten van de psychiater en de psycholoog.
7.4
Conclusie van de rechtbank
De psychiater adviseert om aan de verdachte de maatregel als bedoeld in artikel 37 Sr op te leggen. De psycholoog ziet geen contra-indicaties voor een dergelijke maatregel.
De rechtbank overweegt dat terugdringen van het recidiverisico uitsluitend mogelijk is door behandeling van de ziekelijke stoornis van de verdachte. Nu de verdachte zelf geen ziektebesef heeft en geen noodzaak voor behandeling ziet , dient behandeling plaats te vinden in het kader van een maatregel als bedoeld in artikel 37 Sr, door hem te plaatsen in een psychiatrische inrichting.
De verdachte dient op grond van het vorenstaande voor een termijn van één jaar in een psychiatrisch ziekenhuis te worden geplaatst.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 37, 142a en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde onder 1 en 3 niet strafbaar en ontslaat de verdachte ten aanzien daarvan van alle rechtsvervolging;
gelast dat de verdachte in
een psychiatrisch ziekenhuiszal worden geplaatst voor een termijn van
1 (één) jaar.
Dit vonnis is gewezen door: mr. V.F. Milders, voorzitter,
en mrs. E.A. Poppe-Gielesen en K.T. van Barneveld, rechters, in tegenwoordigheid van J. Nederlof, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 oktober 2017.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat 1.
hij op of omstreeks 06 februari 2017 te Dordrecht, althans in Nederland (telkens) gegevens, te weten e-mailberichten en/of mondelinge mededelingen, heeft doorgegeven aan de Politie en/of de sociale dienst van de gemeente Dordrecht, met de navolgende teksten:"Ik ga een aanslag plegen met een atoombom station Dordrecht, 17:00, 6 februari" en/of "Bomaanslag op het station Dordrecht om 17:00 uur", met het oogmerk anderen ten onrechte te doen geloven dat op een al dan niet voor het publiek toegankelijke plaats
een voorwerp aanwezig was, waardoor een ontploffing kon worden teweeggebracht;
art 142a lid 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 31 januari 2017 te Dordrecht, althans in Nederland
[naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] heeft bedreigd met
enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandel ing, immers heeft verdachte (telefonisch) opzettelijk voornoemde [naam slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik maak je af, ik kom nu naar je toe en ik steek een mes tussen je ribben en ook mijn zus maak ik af', althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
van welke bedreiging voormelde [naam slachtoffer 3] (de zus van verdachte) op of omstreeks 31 januari te Dordrecht, althans in Nederland, kennis heeft genomen;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 17 januari 2017 te Dordrecht
[naam slachtoffer 1] heeft mishandeld door meermalen, althans eenmaal in/op/tegen de rug, althans op/tegen het lichaam te slaan en/of (met kracht) te duwen;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht