ECLI:NL:RBROT:2017:10894

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 november 2017
Publicatiedatum
1 juni 2018
Zaaknummer
10/661326-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwerping verweer nietige dagvaarding en veroordeling voor opzetheling, mishandeling van een ambtenaar in functie, poging tot zware mishandeling en overtreding van de Wegenverkeerswet

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 november 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder opzetheling, mishandeling van een ambtenaar in functie, poging tot zware mishandeling en overtreding van de Wegenverkeerswet. De rechtbank heeft het verweer van de verdediging, dat de dagvaarding nietig zou zijn, verworpen. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging voldoende feitelijk en duidelijk was, waardoor de verdachte in staat was zich te verdedigen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 243 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, en een hechtenis van 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht en ambulante behandeling.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 16 december 2016 in Capelle aan den IJssel een gestolen scooter voorhanden had en dat hij op diezelfde dag een ambtenaar, die hem wilde staande houden, heeft mishandeld door met de scooter door te rijden. Daarnaast heeft de verdachte op 9 april 2017 in Rotterdam tijdens een achtervolging met hoge snelheid gereden, wat gevaar voor andere weggebruikers veroorzaakte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk ernstig lichamelijk letsel heeft willen toebrengen aan een andere motorrijder, maar sprak hem vrij van poging tot doodslag. De rechtbank heeft de persoonlijke omstandigheden van de verdachte meegewogen in de strafmaat, waaronder zijn eerdere veroordelingen en de aanbevelingen van de reclassering.

De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen beoordeeld. De vordering van de benadeelde partij die schadevergoeding vroeg voor de gestolen scooter werd niet-ontvankelijk verklaard, terwijl de vorderingen van de andere benadeelde partijen voor immateriële schade werden toegewezen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot betaling van € 300,- aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/661326-16
Datum uitspraak: 13 november 2017
Tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
Raadsman mr. A.J.M. Vélu, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 30 oktober 2017 en van 23 augustus 2017 en 21 juni 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. I. Streefland heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3 primair (poging zware mishandeling), 4 en 5 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte – voor de feiten 1, 2, 3 (in de vorm van poging tot zware mishandeling) en 5 - tot een gevangenisstraf voor de duur van 243 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden een meldplicht, begeleid wonen, en een ambulante behandelverplichting bij Topzorg de Waag of soortgelijke instelling voor zijn gedragsproblematiek.
  • veroordeling van de verdachte – voor feit 4 [overtreding van art. 5 WVW]- tot een geldboete van € 250,-.

4.Geldigheid dagvaarding

4.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de dagvaarding ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit (heling) nietig is, omdat dit feit dermate ruim en zo weinig feitelijk is omschreven dat de verdachte niet begrepen heeft welke scooters hier worden bedoeld.
4.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft naar voren gebracht dat de tenlastelegging ziet op de scooters waarvan aangiften in het proces verbaal van politie zijn opgenomen.
4.3.
Beoordeling
Het verweer wordt verworpen. De tenlastelegging voldoet aan de daaraan in artikel 261, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering gestelde eisen. In de tenlastelegging is voldoende feitelijk en ook duidelijk omschreven welke goederen zijn bedoeld, namelijk o.a. de scooters die door de politie ter plaatse zijn aangetroffen en die ook verder in het proces-verbaal worden beschreven. Gedurende het onderzoek ter terechtzitting is het de rechtbank ook niet gebleken dat er bij de verdachte onduidelijkheid heeft bestaan op welke voorwerpen het verwijt onder 1 op de dagvaarding betrekking had, en tijdens de behandeling van dit feit ter zitting is gebleken dat verdachte begreep waartegen hij zich moest verdedigen.
4.4.
Conclusie
De dagvaarding is geldig.

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Bewijswaardering van feit 1 (heling scooter).
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 ten laste gelegde feit – voor zover deze ziet op de in de garage aangetroffen scooters/bromfietsen en onderdelen hiervan - niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
Op basis van de bewijsmiddelen acht de rechtbank met de officier van justitie en de verdediging bewezen dat de verdachte op 16 december 2016 te Capelle aan de IJssel op het moment dat hij werd aangehouden een gestolen scooter voorhanden had. Het betreft de scooter/bromfiets waarmee hij zich aan zijn staandehouding heeft willen onttrekken.
Conclusie:
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de onder 1 ten laste gelegde heling van
eenscooter/bromfiets.
5.2
bewijswaardering van feit 2 (mishandeling agent).
Standpunt verdediging
De verdediging heeft naar voren gebracht dat de verdachte niet het opzet heeft gehad om [naam slachtoffer 1] te mishandelen en daarom hiervan dient te worden vrijgesproken. Ter onderbouwing wordt aangevoerd dat verdachte gas heeft gegeven omdát [naam slachtoffer 1] zélf de verdachte vastpakte op zodanige wijze dat de hand van verdachte daarmee naar beneden werd gedrukt, waardoor de scooter is gaan rijden.
Beoordeling
De rechtbank verwerpt dit verweer. Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat [naam slachtoffer 1] hem vastgehouden heeft terwijl de scooter begon te rijden en dat als gevolg daarvan beiden ten val kwamen. Uit de bewijsmiddelen blijkt echter dat de verdachte pas heeft geprobeerd weg te rijden na aankomst van de politie bij de garage. De politieambtenaar was als zodanig herkenbaar en reed in een als zodanig herkenbare dienstauto. Pas toen deze politieambtenaar naar de verdachte kwam is de verdachte met versnelde pas naar zijn scooter gelopen, heeft hij de scooter gestart en heeft hij geprobeerd weg te rijden. Daarmee negeerde de verdachte het aanroepen door de in uniform geklede verbalisant [naam slachtoffer 1] om te blijven staan. Nadat [naam slachtoffer 1] daarbij de verdachte had vastgepakt, gaf de verdachte gas en reed hij weg. Hierdoor werd aangever meegesleurd en kwam hij ten val kwam. Als gevolg van dit handelen van verdachte heeft [naam slachtoffer 1] letsel aan arm en knieën opgelopen en pijn geleden.
Conclusie:
De rechtbank acht bewezen dat verdachte de politieman in functie [naam slachtoffer 1] heeft mishandeld.
5.3
Vrijspraak poging doodslag feit 3 primair, impliciet primair.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de onder feit 3 primair, impliciet primair ten laste gelegde poging tot doodslag niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
5.4
Bewijswaardering feiten 3 primair impliciet subsidiair, 4 en 5.
Standpunt verdediging:
Door de verdediging is naar voren gebracht dat de verdachte ontkent dat hij [naam slachtoffer 2] tijdens de achtervolging heeft (aan)geraakt.. De verdachte had niet het opzet [naam slachtoffer 2] zwaar te mishandelen. Met betrekking tot de feiten 4 en 5 heeft de verdediging zich gerefereerd aan het standpunt van de rechtbank, aangezien de verdachte deze feiten heeft bekend.
Beoordeling:
De rechtbank verwerpt het verweer dat de verdachte geen opzet had om [naam slachtoffer 2] zwaar te mishandelen en overweegt daartoe het volgende. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij op 9 april 2017 met zeer hoge snelheden met een bromfiets/scooter door de straten van Rotterdam en Nieuwerkerk aan de IJssel heeft gereden om zo aan een staande houding door de politie te kunnen ontsnappen. Hij reed op een bromfiets die een kentekenplaat voerde, waarvan verdachte wist dat deze van misdrijf afkomstig was. Zowel [naam slachtoffer 2] als verbalisant [naam verbalisant] hebben verklaard dat de verdachte tijdens de achtervolging met een snelheid reed, gelegen tussen de 70 en 100 km per uur. [naam slachtoffer 2] reed op sommige momenten op diens motorfiets naast de verdachte. [naam slachtoffer 2] en [naam verbalisant] voerden optische-, en geluidssignalen. Aan de verdachte zijn – zowel mondeling als met gebaren – diverse stoptekens gegevens om hem te doen stoppen. Beide verbalisanten hebben verklaard dat tijdens deze ontvluchtingsrit het wegverkeer werd gehinderd doordat meerdere voetgangers en bestuurders van fietsen en bromfietsen opzij moesten stappen of - springen en/of moesten uitwijken of afstappen om een botsing of aanrijding met de verdachte te voorkomen.
De Wollefoppenweg heeft, zo blijkt uit de bewijsmiddelen, veel bochten en langs deze weg staan veel auto’s geparkeerd. Beide politiemannen hebben verklaard dat de verdachte op deze weg twee maal zodanig zijn scooter heeft ingestuurd in de richting van de motor van [naam slachtoffer 2] , dat de schouders van beiden elkaar raakten. [naam slachtoffer 2] heeft verklaard dat door het eerste schoudercontact diens motorfiets uit balans werd gebracht en dat hij met veel moeite de motorfiets overeind heeft kunnen houden. Bij de tweede keer was [naam slachtoffer 2] hierop voorbereid en kon hij de motor onder controle houden.
Gezien de kwetsbare positie van motorrijders bij dergelijke snelheden was het gedrag van de verdachte naar de uiterlijke verschijningsvorm gericht op en geschikt tot zowel het veroorzaken van de val van [naam slachtoffer 2] met zijn motorfiets als op het laten botsen van [naam slachtoffer 2] tegen een geparkeerd staande auto. te. Dat dit niet heeft plaatsgevonden, is niet aan de verdachte te danken maar aan de stuurmanskunst van [naam slachtoffer 2] .
Het is een feit van algemene bekendheid dat wanneer rijders van motorfietsen met dergelijke hoge snelheden komen te vallen of tegen andere (stilstaande) objecten botsen, zij een grote kans lopen op ernstig letsel aan hoofd en/of ledematen en/of botbreuken.. Dergelijke verwondingen vergen in de regel een herstel van meerdere maanden en/of veroorzaken een verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden. Hiermee moet dit type letsel als zwaar lichamelijk letsel gekwalificeerd worden. Op grond hiervan acht de rechtbank het opzet voor de poging zware mishandeling bewezen.
Conclusie:
Op 9 april 2017 heeft de verdachte te Rotterdam een kentekenplaat op de door hem bestuurde bromfiets voorhanden gehad, waarvan hij ten tijde van het voorhanden krijgen wist dat deze van misdrijf afkomstig was (feit 5). Toen [naam slachtoffer 2] de verdachte wilde staande houden, probeerde de verdachte te ontsnappen. Tijdens de daarop volgende achtervolging heeft de verdachte ernstig gevaar voor andere weggebruikers en voetgangers veroorzaakt (feit 4). Tevens heeft hij toen en daar [naam slachtoffer 2] opzettelijk ernstig lichamelijk letsel willen toebrengen (feit 3).
5.1.
Bewezenverklaring
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 primair impliciet subsidiair, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 16 december 2016 te Capelle aan den IJssel
een goed, te weten 1 scooter/bromfiets
heeft voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dat goed wist, dat het een door misdrijf, namelijk door diefstal, verkregen goed betrof;
2.
hij op 16 december 2016 te Capelle aan den IJssel, een ambtenaar, [naam slachtoffer 1] , gedurende en terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door met zijn scooter door te rijden, terwijl die [naam slachtoffer 1] hem, ter staande
houding, had beetgepakt, ten gevolge waarvan die [naam slachtoffer 1] enkele meters werd meegesleurd en ten val kwam;
3. Primair
hij op 09 april 2017 te Rotterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [naam slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen met een bromfiets, met hoge snelheid, tegen die [naam slachtoffer 2] is aangereden, terwijl die [naam slachtoffer 2] tevens met hoge snelheid op een motor reed, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op 9 april 2017 te Rotterdam, en te Nieuwerkerk aan den IJssel als bestuurder van een bromfiets, daarmee rijdende op (het fietspad vande Sicilieboulevard en het Korfoepad, zijnde een voetgangerspad en de Wollefoppenweg en de Vlietkade en de Does en de Dieze en de Korne en het Ambachtsplein en het fietspad genaamd Gong en het Weidezoompad zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die wegen werd veroorzaakt, en het verkeer op die wegen werd gehinderd,
welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen aldaar
- moesten meerdere voetgangers opzij springen en moesten meerdere bestuurders van fietsen en bromfietsen uitwijken en/of afstappen, teneinde een botsing of aanrijding te voorkomen en
- gedurende de achtervolging heeft gereden met een snelheid gelegen tussen de 70 en 100 kilometer per uur, een veel hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid;
5.
hij op 09 april 2017 te Rotterdam, een goed, te weten een kentekenplaat ( [kentekennummer] ), heeft voorhanden gehad terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dat goed wist, dat het een door misdrijf, verkregen goed betrof;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Kennelijke verschrijvingen zijn in de tenlastelegging
verbeterd. De verdediging is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de redengevende inhoud van het voorgaande en op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende tot bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.

6.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1. Opzetheling;
2. Mishandeling, terwijl misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
3. Poging tot zware mishandeling;
4. Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994;
5. Opzetheling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straffen

8.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
Twee maal heeft de verdachte, terwijl hij van diefstal afkomstige goederen – te weten een scooter en een kentekenplaat – voor handen had, geweld gebruikt tegen politiemensen, die hem wilden staande houden. De verdachte heeft op 16 december 2016 een scooter, afkomstig van diefstal, voorhanden gehad. Toen hij werd staande gehouden, heeft hij geprobeerd te ontkomen door met de scooter weg te rijden terwijl de politieman [naam slachtoffer 1] hem vasthield. Hierdoor werd laatgenoemde meegesleurd en raakte deze politieambtenaar aan de arm en beide knieën verwond. Op 9 april 2017 reed de verdachte op een scooter, voorzien van een kentekenplaat die van diefstal afkomstig was. Tijdens de staande houding heeft de verdachte willen ontvluchten. Tijdens deze poging reed hij door diverse straten van Rotterdam met zeer hoge snelheden en vormde hiermee een gevaar voor overige weggebruikers en voetgangers. Tenslotte heeft verdachte met zijn scooter ingestuurd richting de naast hem rijdende politieman [naam slachtoffer 2] en heeft deze tweemaal met de schouder aangetikt, waardoor [naam slachtoffer 2] de eerste keer bijna de macht over het stuur verloor. Door dit gedrag van verdachte had [naam slachtoffer 2] ernstig letsel kunnen oplopen.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
8.2.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 2 oktober 2017, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
8.2.2.
Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 11 oktober 2017. Dit rapport houdt -onder meer- het volgende in.
De reclassering adviseert een reclasseringstoezicht met een flink voorwaardelijk strafdeel.
De reclassering is van mening dat er ingezet moet worden op een beschermde woonvorm waarbij (tevens) gewerkt moet worden aan de middelenproblematiek. Het toezicht zal overgedragen moeten worden aan de verslavingsreclassering. Er zal tevens een vorm van ambulante behandeling moeten worden opgelegd. De verdachte moet zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft - voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde-, met name aan de nadere aanwijzingen en afspraken die verband houden met de bijzondere voorwaarde(n). Daartoe moet betrokkene zich melden bij de reclassering. Hierna moet hij zich binnen de proeftijd blijven melden zo lang en zo frequent als deze instelling dit nodig acht. Er dient gezocht te worden naar een geschikte beschermde woonvorm in de omgeving van Rotterdam. In deze woonvorm moet er aandacht zijn voor de middelenproblematiek van betrokkene. Ook moet er specifiek aandacht zijn voor de problematiek horende bij de jong volwassene. De stichting Exodus zou een optie kunnen zijn.
De verdachte moet daarnaast worden verplicht om, indien nodig, mee te werken aan persoonlijkheidsonderzoek en zich laten behandelen bij Topzorg van De Waag Rotterdam of een soortgelijke ambulante forensische zorg, dit ter beoordeling van de reclassering. Hij zal zich moeten houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
Indien de overdracht naar de verslavingsreclassering nog niet direct doorgang zal kunnen vinden, dan dienen er wekelijkse controles gehouden te worden op alcohol en drugsgebruik. Deze zullen in eerste instantie nog niet gericht zijn op volledig abstinentie echter op afbouw van middelen.
Psycholoog A.M.I. Peelen heeft rapportages over de verdachte opgemaakt gedateerd 12 september 2017 en 26 oktober 2017. De rapportages houden onder meer en zakelijk weergegeven het volgende in.
Diagnostisch kan bij de verdachte gesproken worden van een aandachtsdeficiëntie- hyperactiviteitsstoomis (ADHD) - gecombineerd beeld. Tevens is sprake van een matige normoverschrijdend-gedragstoornis — beginnend in de adolescentie en met beperkte prosociale emoties (overtreding regels, gemis van berouw, bagatelliseren politiecontacten). Tot slot is sprake van een lichte stoornis in cannabisgebruik.
Gezien de structurele aard van de problematiek - deze bestaat al sinds de vroege kindertijd - waren de ADHD en normoverschrijdend-gedragstoomis aanwezig ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde. De ADHD en de normoverschrijdende gedragsstoornis maken dat onderzochte impulsief is, in het moment leeft en op eigen behoeftebevrediging uit is. Tevens is hij op zoek naar spanning en sensatie, niet geneigd rekening te houden met anderen en niet in staat vooruit te denken of ander gedrag na te streven.
Om deze reden wordt geadviseerd de ten laste gelegde feiten 2, 3 en 4 niet volledig aan verdachte toe te rekenen.
De feiten l en 5 worden door onderzochte ontkend en lijken niet impulsief gepleegd, omdat er vanuit kan worden gegaan dat hij meerdere momenten heeft kunnen nadenken over zijn handelen. Om deze reden kan geen advies worden gegeven aangaande het toerekenen. De stoornis in cannabisgebruik leidt bij geen van de ten laste gelegde feiten tot een advies voor het verminderd toerekenen.
Gezien de recentelijke ontwikkelingen lijkt de verslavingsproblematiek meer op de voorgrond te staan dan eerder gedacht werd. Derhalve verdient het aanbeveling behandeling te bieden, gericht op zowel de gediagnosticeerde ADHD problematiek als de verslavingsproblematiek. Onderzochte stond hier eerder wel voor open, inmiddels is zijn houding minder meewerkend geworden. Gedacht wordt dat dit (mede) komt doordat hij inmiddels geschorst is en niet langer in detentie verblijft. Toen hij in detentie verbleef stond hij open voor meer vormen van behandeling om daarmee een lager verblijf in detentie, dan wel terugkeer in detentie te voorkomen. Het toegenomen drugsgebruik en het beperkte probleembesef maakt dat gedacht wordt dat behandeling in een ambulant kader naast een begeleid woontraject niet van de grond zal komen.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapporten en kan zich geheel vinden in de weergegeven inhoud ervan.
8.3.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapporten en kan zich geheel vinden in de weergegeven inhoud ervan.
Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van de feiten 2,3 en 4 een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens waardoor hij voor die feiten in verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht.
Algehele conclusie:
Gezien de ernst van de feiten 1, 2, 3 en 5 kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Tevens is oplegging van een hechtenisstraf met de bewezen verklaarde overtreding van feit 4 aan de orde.. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf/hechtenis heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in min of meer vergelijkbare zaken zijn opgelegd.
Daarbij weegtin strafverzwarende zin mee dat de verdachte zich twee keer met geweld tegen politiemensen heeft proberen te onttrekken aan zijn staandehouding. Verder lijkt verdachte niet geheel doordrongen te zijn van de ernst en mogelijke gevolgen van zijn handelen. De verdachte lijkt niet geheel de noodzaak te onderkennen tot een drastische verandering in houding en gedrag tegenover anderen, en met name ook tegenover politieambtenaren. In de strafmaat betrekt de rechtbank in strafmatigende zin - zoals is aangegeven – dat verdachte voor de twee ernstigste (geweld tegen politieambtenaren) feiten verminderd toerekenbaar is. De verdachte heeft voorafgaand aan de behandeling van zijn strafzaak langere tijd in voorlopige hechtenis gezeten De rechtbank zal, in overeenstemming met de eis van de officier van justitie, ervan afzien een straf op te leggen die ertoe leidt dat verdachte opnieuw in detentie zal komen. Enkel om die reden zal de hechtenis (feit 4) in voorwaardelijke zin worden opgelegd. Daarbij betrekt de rechtbank dat van verdachte gedurende de proeftijd veel en gerichte inzet zal worden gevraagd. Gelet op de inhoud van de rapportages over verdachte, waaruit volgt dat begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk zijn, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen. Aan dat voorwaardelijk strafdeel zijn voorwaarden verbonden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

9.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 1] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.350,- aan materiële schade.
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 2] ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 300,- aan immateriële schade.
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 3] ter zake van het onder 3 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 300,- aan immateriële schade.
9.1.
Standpunt officier van justitie
De vordering van [naam benadeelde 1] dient niet-ontvankelijk te worden verklaard, nu de verdachte partieel – waar het gaat om de bromfiets van [naam benadeelde 1] – dient te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde feit.
De vorderingen van [naam benadeelde 2] en [naam benadeelde 3] kunnen in zijn geheel worden toegewezen.
9.2.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen worden te verklaard. De vordering van [naam benadeelde 1] ziet op een bromfiets zoals ten laste gelegd in feit 1 waarvan de verdachte dient te worden vrijgesproken. De vorderingen van [naam benadeelde 3] en [naam benadeelde 2] zijn onvoldoende onderbouwd.
9.3.
Beoordeling
De benadeelde partij [naam benadeelde 1] zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu aan de verdachte geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen toepassing heeft gevonden.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij [naam benadeelde 2] door het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 300,-, zodat de vordering in zijn geheel zal worden toegewezen.
Niet is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij [naam benadeelde 3] door het onder 3 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De vordering is onvoldoende onderbouwd. De vordering zal worden afgewezen.
De benadeelde partij [naam benadeelde 2] heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 16 december 2016.
Omdat de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 2] zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Omdat de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 3] zal worden afgewezen, en de benadeelde partij [naam benadeelde 1] niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
9.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [naam benadeelde 2] een schadevergoeding betalen van € 300,- te vermeerderen met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
De vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 3] zal worden afgewezen
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding van [naam benadeelde 1] geen inhoudelijke beslissing genomen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 62, 300, 302, 304 en 416 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5 en 177 van de Wegenverkeerswet.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart de dagvaarding geldig;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3 primair, 4 en 5 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte
voor de feiten 1, 2, 3 primair impliciet subsidiair en 5 tot een
gevangenisstraf voor de duur van 243 (tweehonderddrieënveertig) dagen,
voor feit 4 tot
hechtenisvoor de duur van
30 (dertig) dagen;
bepaalt dat van deze
gevangenisstrafeen gedeelte van
60 (zestig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, en dat deze
hechteniseveneens
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, een of meer van na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
  • de veroordeelde zal zich houden aan de aanwijzingen die Reclassering Nederland hem geeft, ook indien dit de verplichting inhoudt mee te werken aan bloedonderzoek en/of urineonderzoek, gedurende de proeftijd;
  • de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van Topzorg De Waag of soortgelijke instelling voor ambulante forensische zorg zijn gedragsproblematiek, gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering in overleg met de instelling verantwoord vindt;
  • de veroordeelde zal verblijven bij Exodus, of een soortgelijke instelling voor begeleid wonen, en zal zich houden aan de aanwijzingen die door of namens de directeur van die instelling worden gegeven, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de directeur van die instelling verantwoord vindt;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
wijst af de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 3] ;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 2] , te betalen een bedrag van
€ 300,- (zegge: driehonderd euro),bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 16 december 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam benadeelde 2] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
veroordeelt de benadeelde partijen [naam benadeelde 1] en [naam benadeelde 3] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 2] te betalen
€ 300,- (zegge: driehonderd euro),te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 december 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening;
beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 300,-
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
6 dagen;
toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
Dit vonnis is gewezen door:
mr. G.P. van de Beek, voorzitter,
en mrs. W.A.F. Damen en J. de Lange, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. van Hemert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 16 december 2016 te Capelle aan den IJssel tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, goederen, te weten
- 4, althans 1 of meer scooter(s)/bromfiets(en) en/of
- 3, althans 1 of meer frames van scooter(s)/bromfietsen en/of
- een buddyseat van een bromfiets/scooter,
heeft verworven en/of heeft voorhanden gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dat goed/die goederen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf, namelijk door diefstal, althans door enig (ander) misdrijf, verkregen goed(eren) betrof;
2.
hij op of omstreeks 16 december 2016 te Capelle aan den IJssel, een ambtenaar, [naam slachtoffer 1] , gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door met zijn scooter door te rijden, terwijl die [naam slachtoffer 1] hem, ter staande
houding, om zijn hoofd had beetgepakt, tengevolge waarvan die [naam slachtoffer 1] enkele meters werd meegesleurd en/of (vervolgens) ten val kwam;
3.
Primair
hij op of omstreeks 09 april 2017 te Rotterdam, althans in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [naam slachtoffer 2] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen met een bromfiets, met hoge snelheid, tegen, althans in de richting van die [naam slachtoffer 2] is (aan)gereden, terwijl die [naam slachtoffer 2] tevens met hoge snelheid op een motor reed, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 09 april 2017 te Rotterdam, althans in Nederland [naam slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is verdachte opzettelijk dreigend meermalen met een bromfiets, met hoge snelheid, tegen, althans in de richting van die [naam slachtoffer 2] is (aan)gereden, terwijl die [naam slachtoffer 2] tevens met hoge snelheid op een motor reed;
4.
hij op of omstreeks 9 april 2017 te Rotterdam, en/of te Nieuwerkerk aan den IJssel als bestuurder van een motorrijtuig (bromfiets), daarmee rijdende op de weg(en), (het fietspad van) de Sicilieboulevard en/of het Korfoepad, zijnde een voetgangerspad en/of de Wollefoppenweg en/of de Vlietkade en/of de Does en/of de Dieze en/of de Korne en/of het Ambachtsplein en/of het fietspad genaamd Gong en/of het Weidezoompad zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg(en) werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg(en) werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen aldaar
- geen gevolg heeft gegeven aan (een) stopteken(s) gegeven middels (een) op (een) dienstmotorvoertuig(en) (motorfiets(en)) van politie aangebracht(e) transparant(en) en/of
- terwijl hij, verdachte, werd gevolgd door meerdere, althans een dienstmotorvoertuig(en) van politie die optische- en/of geluidssignalen voerde(n), het door hem bestuurde voertuig, niet tot stilstand heeft gebracht en/of
- met een snelheid van ongeveer 100 kilometer per uur, althans met een veel te hoge snelheid rakelings langs een of meer kinderen heeft gereden en/of
- meer maal, althans eenmaal geen gevolg heeft gegeven aan gebaren te stoppen en/of mondeling gegeven bevelen zijn voertuig tot stilstand te brengen, welk(e) bevel(en) werd gegeven door een verbalisant van politie, die met zijn dienstvoertuig naast het door verdachte bestuurde voertuig reed en/of
- moesten meerdere voetgangers opzij springen en/of stappen en/of moesten meerdere bestuurders van fietsen en/of bromfietsen uitwijken en/of afstappen, teneinde een botsing of aanrijding te voorkomen en/of
- gedurende de achtervolging meermalen, althans eenmaal heeft gereden met een snelheid gelegen tussen de 70 en 100 kilometer per uur, althans met een (veel) hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid;
5.
hij op of omstreeks 09 april 2017 te Rotterdam, althans in Nederland (een) goed(eren), te weten een kentekenplaat ( [kentekennummer] ), heeft verworven en/of heeft voorhanden gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dat goed/die goederen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf, verkregen goed(eren) betrof;