ECLI:NL:RBROT:2017:10892

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 december 2017
Publicatiedatum
31 mei 2018
Zaaknummer
10/710280-17 / vordering TUL VV: 10/660237-15
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging met zware mishandeling en poging tot zware mishandeling in TBS-kliniek

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 5 december 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging met zware mishandeling, poging tot zware mishandeling en vernieling. De verdachte, die verblijft in TBS-kliniek De Kijvelanden, heeft op 2 juni 2017 een houten bank in de richting van staflid [naam slachtoffer 1] gegooid, wat als bedreiging met zware mishandeling werd gekwalificeerd. Daarnaast heeft hij op dezelfde dag glasscherven gegooid in de richting van staflid [naam slachtoffer 2], maar hiervoor werd hij vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs. Op 23 juni 2017 heeft de verdachte een mes gegooid in de richting van staflid [naam slachtoffer 3], wat resulteerde in een verwonding, en hij heeft ook stoelen gegooid in de richting van vaktherapeut [naam slachtoffer 4], wat eveneens als bedreiging werd gekwalificeerd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de bewezenverklaring van de bedreiging en poging tot zware mishandeling. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van drie jaar, onder bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en meldplicht. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte, maar besloot tot een voorwaardelijke straf om de verdachte de kans te geven zich te rehabiliteren.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/710280-17
Parketnummer vordering TUL VV: 10/660237-15
Datum uitspraak: 5 december 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. R. van Veen, advocaat te Utrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 21 november 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A. de Beer heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 3 primair – impliciet primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 en 3 primair – impliciet subsidiair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van 3 jaar en als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering inzake dagbesteding en opleiding, alsmede een meldplicht;
  • dadelijke uitvoerbaarheid van de gestelde voorwaarden;
  • afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 10/660237-15.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering feit 2
Het onder 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard. Ten aanzien van de kwalificatie merkt de rechtbank het volgende op. De verdachte heeft in een korte tijd een aantal goederen in/uit zijn kamer vernield, maar heeft één voorwerp uitsluitend beschadigd. De rechtbank beschouwt dit als een geheel, en zal daarom deze feiten kwalificeren als één vernieling.
4.2.
Vrijspraak zonder nadere motivering feit 3 primair impliciet primair (poging doodslag)
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de onder 3 ten laste gelegde poging doodslag niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.3.
Bewijswaardering feit 1 primair
4.3.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Daartoe is aangevoerd dat er geen opzet (ook niet in voorwaardelijke zin) is geweest op de bedreiging van staflid [naam slachtoffer 1] , omdat het bankje niet in haar richting is gegooid maar richting de struiken. Er is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om tot een bewezenverklaring te komen. Indien de rechtbank op basis van het huidige dossier wel tot een bewezenverklaring denkt te komen, doet de verdediging het voorwaardelijk verzoek de behandeling van de zaak aan te houden en de getuigen [naam getuige 1] en [naam getuige 2] te horen. Zij waren aanwezig ten tijde van het incident en zijn niet eerder gehoord.
Ten aanzien van de bedreiging van staflid [naam slachtoffer 2] heeft de verdediging eveneens vrijspraak bepleit wegens gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs.
4.3.2.
Beoordeling
Verdachte was zeer boos op de leden van de staf, en uitte zijn agressie op diverse manieren. Eén ervan was het gooien met de houten bank. Het in deze agressieve toestand gooien van een houten bank in een betrekkelijk kleine (patio)ruimte waar mensen aanwezig zijn, levert op zichzelf al een bedreigende situatie op voor het daar aanwezige staflid. De specifieke richting waarin de bank werd gegooid, of dit nu richting de struiken was of richting staflid [naam slachtoffer 1] , maakt onder de gegeven omstandigheden geen verschil voor het bedreigende karakter van de gedraging. Reeds om die reden bestaat er geen noodzaak tot horen van de door de verdediging genoemde getuigen. Daar komt nog bij dat staflid [naam slachtoffer 1] heeft verklaard dat de bank wel degelijk in haar richting is gegooid. De rechtbank acht deze bedreiging met zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van de bedreiging van staflid [naam slachtoffer 2] door het gooien met glasscherven, merkt de rechtbank op dat dit niet bewezen kan worden. [naam slachtoffer 1] verklaarde dat het glas naar haar en staflid [naam slachtoffer 2] werd gegooid, maar staflid [naam slachtoffer 2] heeft verklaard dat het glas in de richting van staflid [naam slachtoffer 1] werd gegooid. Het dossier bevat te weinig bewijs voor dit feit. De verdachte wordt daarom van deze bedreiging vrijgesproken.
4.4.
Bewijswaardering feit 3
4.4.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Daartoe is aangevoerd dat er bij verdachte geen opzet (ook niet in voorwaardelijke zin) is geweest op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij staflid [naam slachtoffer 3] . Het is nooit de bedoeling van verdachte geweest [naam slachtoffer 3] te raken met het mes. Bovendien kan met het op afstand werpen van een dergelijk (smeer)mes geen zwaar lichamelijk letsel worden toegebracht.
Ten aanzien van de bedreiging van vaktherapeut [naam slachtoffer 4] heeft de verdediging eveneens vrijspraak bepleit. Aangevoerd is dat niet kan worden vastgesteld of vaktherapeut [naam slachtoffer 4] de situatie als bedreigend heeft ervaren, omdat [naam slachtoffer 4] zelf zich hier niet over heeft uitgelaten. De stoel werd in de richting van de tafeltennistafel gegooid en niet gericht naar iemand.
4.4.2.
Beoordeling
De verdachte heeft een mes hard in de richting van staflid [naam slachtoffer 3] gegooid. De verdachte heeft bij de politie verklaard dat het mes uit zijn handen glipte. De rechtbank gelooft dit niet. Aangever verklaart duidelijk dat verdachte eerst twee stappen van hem vandaan zet en dan met het mes gooit. Indien een mes “uit je handen glipt”, zoals verdachte heeft verklaard, dan raakt het mes niet een persoon die op twee meter afstand staat nabij de hals. De rechtbank volgt dus de verklaring van aangever, en ziet in het handelen van verdachte een gerichte worp met het mes. Bij dergelijk geweld is het toebrengen van ernstig letsel, zoals ernstige bloedingen of inwendig letsel aan vitale organen, een reëel en voorzienbaar gevolg. Op de plaats waar aangever werd geraakt bevinden zich betrekkelijk kort onder de huid vitale lichaamsdelen zoals de luchtpijp en grote bloedvaten. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zich realiseert dat hij ook wel een slagader had kunnen raken. De rechtbank is daarom van oordeel dat het geweld van verdachte een gedraging is die, beoordeeld naar zijn uiterlijke verschijningsvorm, gericht is op en geschikt is tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Hieruit volgt dat er in het bewuste en gerichte handelen van verdachte het opzet besloten ligt tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Verdachte zal daarom worden veroordeeld ter zake van poging tot zware mishandeling van staflid [naam slachtoffer 3] .
Dit geldt, anders dan door de officier van justitie is bepleit, niet voor het gooien van de stoelen in de richting van en tegen vaktherapeut [naam slachtoffer 4] . Wel valt het gooien van de stoelen aan te merken als bedreiging. De verdachte gooide met (zware) stoelen. Dit levert in de gegeven omstandigheden op zichzelf al een bedreiging met zware mishandeling op tegen de stafleden die verdachte wilden corrigeren en naar zijn kamer moesten (be)geleiden. De specifieke richting waarin de stoelen werden gegooid, of dit richting de tafeltennistafel was of richting vaktherapeut [naam slachtoffer 4] , maakt onder de gegeven omstandigheden geen verschil voor het zeer bedreigende karakter van die gedragingen.
4.4.3.
Conclusie
Bewezen is de poging tot zware mishandeling van staflid [naam slachtoffer 3] zoals ten laste gelegd onder feit 3 primair – impliciet subsidiair, en de bedreiging van vaktherapeut [naam slachtoffer 4] zoals ten laste is gelegd onder feit 3 subsidiair.
Dit betekent tevens dat het gedrag van verdachte richting vaktherapeut [naam slachtoffer 4] niet kan worden bewezen verklaard als poging tot zware mishandeling zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
4.5.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 (ten aanzien van staflid [naam slachtoffer 1] ) ten laste gelegde bedreiging, en de onder 3 primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling (ten aanzien van staflid [naam slachtoffer 3] ) en de onder 3 subsidiair ten laste gelegde bedreiging (ten aanzien van vaktherapeut [naam slachtoffer 4] ) heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen ten aanzien van de onder 2 ten laste gelegde vernieling, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
Primair
hij op 02 juni 2017 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard,
staflid [naam slachtoffer 1] van de Kijvelanden heeft bedreigd met zware mishandeling,
door een houten bank in de richting van dat staflid [naam slachtoffer 1] te gooien ;
2.
hij op 02 juni 2017 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard,
opzettelijk en wederrechtelijk een prullenbak en een ruit van een deur van zijn kamer en een deur van zijn kamer aan de kamerzijde en een stoel, toebehorende aan TBS-kliniek De Kijvelanden, heeft vernield en/of beschadigd
3.
Primair (ten aanzien van staflid [naam slachtoffer 3] )
hij op 23 juni 2017 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard,
ter uitvoering van het voornemen om opzettelijk staflid [naam slachtoffer 3] van de Kijvelanden zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
een mes heeft gegooid in de richting van dat staflid [naam slachtoffer 3] terwijl de uitvoering van dat voornemen niet is voltooid;
Subsidiair (ten aanzien van vaktherapeut [naam slachtoffer 4] )
hij op 23 juni 2017 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard,
vaktherapeut [naam slachtoffer 4] van de Kijvelanden heeft bedreigd met zware mishandeling,
door twee stoelen te gooien tegen het lichaam en in de richting van vaktherapeut [naam slachtoffer 4] ;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.
Kennelijke verschrijvingen zijn in de tenlastelegging
verbeterd. De verdediging is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.bedreiging met zware mishandeling;

2.
opzettelijk en wederrechtelijk een goed dat geheel aan een ander toebehoort vernielen;

3.(ten aanzien van staflid [naam slachtoffer 3] :) poging tot zware mishandeling en(ten aanzien van vaktherapeut [naam slachtoffer 4] :) bedreiging met zware mishandeling.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Strafmotivering
De verdachte heeft in De Kijvelanden, de instelling waar de verdachte verblijft in het kader van de tenuitvoerlegging van de eerder aan hem opgelegde PIJ-maatregel en waar de slachtoffers werkzaam zijn, geprobeerd om staflid [naam slachtoffer 3] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door vanaf korte afstand een mes tegen het lichaam van die medewerker te gooien. Dit heeft geresulteerd in een wond net onder het sleutelbeen. Dat het uiteindelijke letsel relatief beperkt is gebleven, is niet aan de verdachte te danken. De verdachte heeft zich hiernaast ook nog schuldig gemaakt aan bedreiging van staflid [naam slachtoffer 1] en vaktherapeut [naam slachtoffer 4] door met een bank en met stoelen te gooien. Dergelijk gedrag maakt inbreuk op de lichamelijke integriteit van de medewerkers, terwijl deze gewoon hun werk proberen te doen. Ook heeft hij in zijn kamer een aantal goederen van de kliniek beschadigd en vernield.
Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van enige duur. Met name het gooien van het mes richting staflid [naam slachtoffer 3] rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan. Daarbij komt ook nog dat uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van de verdachte van 23 oktober 2017 blijkt dat er sprake is van veelvuldige recidive op het gebied van geweldsdelicten, ook gedurende de tenuitvoerlegging van de PIJ-maatregel. De officier van justitie heeft echter sterk rekening gehouden met de situatie van verdachte en heeft om die reden een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf geëist, met name gelet op de achterliggende problematiek van de verdachte. Wel heeft de officier van justitie hierbij bijzondere voorwaarden voorgesteld waar de verdachte zich aan dient te houden. De voorwaardelijke gevangenisstraf met voorwaarden is geëist enerzijds om de verdachte op de goede weg te helpen nadat de PIJ-maatregel zal zijn geëindigd, en anderzijds om er voor te zorgen dat de verdachte in de toekomst niet opnieuw (gewelds)delicten zal plegen.
De rechtbank zal de officier van justitie volgen in zijn eis. Ondanks het feit dat de rechtbank minder bewezen acht dan de officier van justitie, acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste straf passend en geboden.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zullen de op te leggen bijzondere voorwaarden, inhoudende een meldplicht en het op te leggen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar worden verklaard vanaf het moment dat de PIJ-maatregel zal zijn geëindigd.

8.Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 9 november 2015 van de kinderrechter van deze rechtbank is de verdachte ter zake van diefstal (door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming) veroordeeld voor zover van belang tot jeugddetentie voor de duur van één maand voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 24 november 2015.
8.2.
Standpunt van de officier van justitie en verdediging
De officier van justitie en de verdediging hebben zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot tenuitvoerlegging moet worden afgewezen.
8.3.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd. In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. De rechtbank zal echter, overeenkomstig de standpunten van de officier van justitie en de verdediging, de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 57, 285, 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart
nietbewezen, dat de verdachte
de onder feit 1 ten laste gelegde bedreiging van staflid [naam slachtoffer 2] heeft begaan, verklaart eveneens
nietbewezen, dat de verdachte de onder feit 3 primair ten laste gelegde pogingen tot doodslag van staflid [naam slachtoffer 3] en vaktherapeut [naam slachtoffer 4] heeft begaan, verklaart ook
nietbewezen dat de verdachte de onder feit 3 ten laste gelegde poging tot zware mishandeling van vaktherapeut [naam slachtoffer 4] heeft begaan, en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart
bewezen, dat de verdachte de onder feit 1 ten laste gelegde bedreiging van staflid [naam slachtoffer 1] , het onder feit 2 ten laste gelegde, de onder feit 3 ten laste gelegde poging tot zware mishandeling van staflid [naam slachtoffer 3] en de onder 3 subsidiair ten laste gelegde bedreiging van vaktherapeut [naam slachtoffer 4] , zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden, bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de
proeftijd, die hierbij wordt gesteld op
3 (drie) jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich melden bij Palier, afdeling reclassering, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
  • de veroordeelde zal zich houden aan aanwijzingen die hem door of namens de reclasseringsinstelling worden gegeven, wanneer het gaat om het vinden van een dagbesteding en opleiding;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn vanaf het moment dat de pij-maatregel zal eindigen;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 9 november 2015 van de kinderrechter van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.A.F. Damen, voorzitter,
en mr. E.A. Poppe-Gielesen en mr. W.H.S. Duinkerke, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. van Hemert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
Primair
hij op of omstreeks 02 juni 2017 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard,
staflid [naam slachtoffer 1] van de Kijvelanden en/of vervolgens satflid [naam slachtoffer 2] van de Kijvelanden heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door een houten bank in de richting van dat staflid [naam slachtoffer 1] te gooien en/of
door glasscherven gericht te gooien in de richting van dat staflid [naam slachtoffer 2] ;
art. 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 02 juni 2017 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard,
ter uitvoering van het door voornemen om
aan staflid [naam slachtoffer 1] van de Kijvelanden en/of staflid [naam slachtoffer 2] van de Kijvelanden
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
een houten bank heeft gegooid in de richting van dat staflid [naam slachtoffer 1] en/of
glasscherven heeft gegooid in de richting van dat staflid [naam slachtoffer 2] ,
terwijl de uitvoering van dat voornemen niet is voltooid;
art. 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art. 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 02 juni 2017 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard,
opzettelijk en wederrechtelijk een prullenbak en/of een ruit van een deur van zijn kamer en/of een deur van zijn kamer aan de kamerzijde en/of en/of een stoel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan TBS-kliniek De Kijvelanden, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en / of beschadigd en / of onbruikbaar gemaakt;
art. 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
Primair
hij op of omstreeks 23 juni 2017 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard,
ter uitvoering van het voornemen om opzettelijk
staflid [naam slachtoffer 3] van de Kijvelanden en/of vaktherapeut [naam slachtoffer 4] van de Kijvelanden
van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
een mes heeft gegooid in de richting van dat staflid [naam slachtoffer 3] en/of
eenmaal of meermalen, telkens, een stoel heeft gegooid tegen het lichaam en/of in de richting van vaktherapeut [naam slachtoffer 4] ,
terwijl de uitvoering van dat voornemen niet is voltooid;
art. 287 Wetboek van Strafrecht
art. 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 23 juni 2017 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard,
staflid [naam slachtoffer 3] van de Kijvelanden en/of vaktherapeut [naam slachtoffer 4] van de Kijvelanden
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door een mes te gooien naar dat staflid [naam slachtoffer 3] en/of dat staflid te raken met een mes in het sleutelbeen en/of
door een of twee stoelen te gooien tegen het lichaam en/of in de richting van vaktherapeut [naam slachtoffer 4] ;
art. 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht