ECLI:NL:RBROT:2017:10890

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 oktober 2017
Publicatiedatum
29 mei 2018
Zaaknummer
10/720035-14 (vonnis ontneming)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering wederrechtelijk verkregen voordeel in strafzaak

Dit vonnis is gewezen door de rechtbank Rotterdam op 3 oktober 2017 in de zaak met parketnummer 10/720035-14. De zaak betreft een vordering van de officier van justitie, mr. M. Tiebosch, die strekt tot het vaststellen van het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel, zoals bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. De vordering is gebaseerd op feiten waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd. De verdediging heeft vrijspraak bepleit van de ten laste gelegde feiten en heeft tevens de afwijzing van de vordering van het wederrechtelijk verkregen voordeel bepleit, gezien de bepleite vrijspraak.

Tijdens de zitting op 19 september 2017 heeft de rechtbank de zaak behandeld. Bij vonnis van 3 oktober 2017 is de veroordeelde vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. Dit vonnis is als bijlage aan het huidige vonnis gehecht. Aangezien de verdachte is vrijgesproken, heeft de rechtbank de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen. De rechtbank heeft in haar beslissing overwogen dat er geen grond is voor het opleggen van een verplichting tot betaling aan de staat van een geldbedrag, omdat de verdachte niet is veroordeeld voor de feiten die aan de vordering ten grondslag liggen.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie afgewezen en dit vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting, waarbij mr. L. van Hemert als griffier aanwezig was.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/720035-14
Datum uitspraak: 3 oktober 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, op de vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht van de officier van justitie in de zaak tegen de veroordeelde:
[naam veroordeelde] ,
geboren te [geboorteplaats veroordeelde] op [geboortedatum veroordeelde] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres veroordeelde] , [woonplaats veroordeelde] ,
raadsvrouw mr. K. van de Wijngaart, advocaat te Schiedam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 september 2017.

2.Vordering

De vordering van de officier van justitie, mr. M. Tiebosch, strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en tot het opleggen aan de veroordeelde van de verplichting tot betaling aan de staat van een geldbedrag ter ontneming van dat geschatte voordeel tot een maximum van € 674.212,32.
De vordering van de officier van justitie is uitsluitend gebaseerd op artikel 36e lid 1 en lid 2 van het Wetboek van Strafrecht. Zij betreft voordeel verkregen door middel van of uit de baten van feiten waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd, waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door de veroordeelde zijn begaan.

3.Standpunt verdediging

De verdediging heeft vrijspraak bepleit van de ten laste gelegde feiten, alsmede afwijzing van de vordering van het wederrechtelijk verkregen voordeel vanwege de bepleite vrijspraak.

4.Vrijspraak

Bij vonnis van deze rechtbank van heden (3 oktober 2017) is de veroordeelde vrijgesproken voor de ten laste gelegde feiten. Van dat vonnis is een kopie, aangeduid als A, als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

5.Afwijzing vordering wederrechtelijk verkregen voordeel

Omdat de verdachte bij vonnis van heden voor de ten laste gelegde feiten is vrijgesproken, zal de vordering wederrechtelijk verkregen voordeel worden afgewezen.

6.Beslissing

De rechtbank:
- wijst de vordering af.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.A.F. Damen, voorzitter,
en mrs. M. Smit en G.P. van de Beek, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. van Hemert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.