ECLI:NL:RBROT:2017:10885

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 mei 2017
Publicatiedatum
29 mei 2018
Zaaknummer
10/700482-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak woningoverval en veroordeling voor Opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 mei 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder een woningoverval en opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten 1, 2, 3 en 5, omdat het bewijs daarvoor niet wettig en overtuigend was. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van getuigen onvoldoende waren om de verdachte te veroordelen voor deze feiten. De verdachte werd echter wel schuldig bevonden aan het onder 4 ten laste gelegde feit, namelijk het opzettelijk aanwezig hebben van heroïne en cocaïne. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vier maanden op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten. Daarnaast werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat de verdachte was vrijgesproken van de feiten waarop de vordering was gebaseerd. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/700482-16
Datum uitspraak: 30 mei 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] .
raadsvrouw mr. T. Sandrk, advocaat te Dordrecht..

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 16 mei 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H.A. van Wijk heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 5 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar en 4 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering feit 4
Het onder 4 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Vrijspraak zonder nadere motivering feit 5
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 5 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.3.
Vrijspraak feit 1, 2 en 3
4.3.1.
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan. Getuige [naam getuige] verklaart dat de verdachte, [naam medeverdachte 1] , en [naam medeverdachte 2] op enig moment weggingen van zijn feest na een telefoontje. Later heeft hij gehoord dat de verdachten door een chickie waren getipt waar zij moesten zijn, en dat zij daar met een wapen een overval hebben gepleegd waarbij zij een Audi hebben weggenomen. Het meisje wat hen getipt had, [naam 1] , heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat zij drie personen heeft binnen gelaten; [naam 2] , [naam 3] en ‘ [naam 4] ’. Zij heeft aangegeven maar één [naam 4] te kennen. Blijkens een proces-verbaal van de politie ten aanzien van de bijnamen van de verdachten, zou de verdachte de bijnaam ‘ [naam 4] ’ hebben.
4.3.2.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat zich onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier bevindt. Buiten de verklaring van [naam getuige] is er geen bewijs tegen de verdachte. [naam 1] heeft weliswaar verklaard dat zij drie personen heeft binnen gelaten, te weten [naam 2] , [naam 3] en ‘ [naam 4] ’, maar het staat niet vast of met ‘ [naam 4] ’ de verdachte wordt bedoeld. In het proces-verbaal van bijnamen is alleen gezegd dat het de verbalisant bekend is dat de verdachte ‘ [nickname verdachte] ’ genoemd wordt, maar dat het niet uitgesloten wordt dat de verdachte zich aan [naam 1] heeft voorgesteld als ‘ [naam 4] ’. Als ondersteunend argument wordt hierbij enkel aangedragen dat ‘ [naam 4] ’ een Turkse naam is, en de verdachte ook de Turkse nationaliteit bezit. De rechtbank vindt dit onvoldoende om te komen tot een bewezenverklaring en spreekt de verdachte vrij van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
4.3.3.
Conclusie
Het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 4 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
4.
hij op 30 augustus 2016 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- 65,7 gram, heroïne en
- 17,3 gram, cocaïne, zijnde heroïne en cocaïne middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, ;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
4. Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft in zijn woning een hoeveelheid heroïne en cocaïne voorhanden gehad. Cocaïne en heroïne zijn stoffen waarvan het gebruik niet alleen schadelijk is voor de volksgezondheid, maar die ook direct en indirect oorzaak zijn van vele vormen van criminaliteit. Op een dergelijke feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf.
Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf tevens acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 12 april 2017, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 15 november 2016. Dit rapport houdt onder meer het volgende in. De reclassering acht, gezien de stellige ontkenning van betrokkene en zijn lage motivatie voor reclasseringsbegeleiding de kans reëel dat een reclasseringstoezicht niet of nauwelijks uitvoerbaar is. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om een voorwaardelijk strafdeel op te leggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden
8. Vordering benadeelde partij
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] , wonende te Rotterdam, ter
zake van de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 9.353.- aan materiële schade en een bedrag van € 5.500.- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 december 2015, alsmede de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het deel van de vordering wat ziet op de immateriële schade in zijn geheel kan worden toegewezen. Het materiele gedeelte kan met uitzondering van de gederfde inkomsten worden toegewezen. Dit komt uit op een bedrag van € 2.657,00. De officier van justitie vordert de schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 december 2016 en hierbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen, en de verdachte en zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk te stellen.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt zich primair op het standpunt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu vrijspraak is bepleit. Subsidiair verzoekt de verdediging de immateriële schadevergoeding fors te matigen, en het materiele deel wat ziet op de gederfde inkomsten af te wijzen.
8.3.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de verdachte wordt vrijgesproken voor het de laste gelegde feiten ten aanzien waarvan de vordering is ingediend.
8.4.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 4 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden, en beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
Dit vonnis is gewezen door:
mr. K.T. van Barneveld, voorzitter,
en mrs. E.A. Poppe-Gielesen en D. Visser, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. van Hemert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 26 december 2015 te Rotterdam in/uit een woning gelegen aan het [adres delict] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een of meerdere jas(sen) en/of een laptop en/of een tas inhoudende (onder andere) een portemonnee (inhoudende ongeveer 200 euro) en/of autopapieren en/of (een) autosleutel(s) en/of een of meerdere bankpas(sen) en/of een of meerdere mobiele telefoon(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of diens mededader(s)
- de woning en/of slaapkamer van die [naam slachtoffer] heeft/hebben betreden en/of
- die [naam slachtoffer] op bed heeft/hebben geduwd en/of
- ( daarbij) tegen die [naam slachtoffer] heeft/hebben geroepen:"Where is the money" en/of
- een pistool, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp, tegen het hoofd van die [naam slachtoffer] heeft/hebben gedrukt en/of
- tegen die [naam slachtoffer] heeft/hebben geroepen:"I have killed twenty people or more" en/of
- die [naam slachtoffer] om zijn pincode(s) heeft/hebben gevraagd en/of
- die [naam slachtoffer] heeft/hebben vastgehouden en/of (vervolgens) in het gezicht, althans tegen het hoofd heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of
- de benen van die [naam slachtoffer] met een snoer heeft/hebben vastgebonden;
2.
hij op of omstreeks 26 december 2015 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een auto (merk Audi, type A4), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte,
en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door met een autosleutel tot het gebruik waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) niet gerechtigd was/waren die auto te starten;
3.
hij op of omstreeks 26 december 2015 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een geldautomaat heeft weggenomen een geldbedrag (in totaal ongeveer 200 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een
ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door met een bankpas, tot het gebruik waarvan de verdachte niet gerechtigd was, een geldbedrag te pinnen van een rekening van genoemde;
4.
hij op of omstreeks 30 augustus 2016 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval aanwezig heeft gehad, ongeveer - 65,7 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of - 17,3 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5.
hij op of omstreeks 30 augustus 2016 te Rotterdam van onderstaand(e) voorwerp(en) de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, dan wel heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op onderstaand(e) voorwerp(en) was of wie onderstaand(e) voorwerp(en) voorhanden had, en/of onderstaand(e) voorwerp(en) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of
heeft overgedragen en/of omgezet of van onderstaand(e) voorwerp(en) gebruik
heef gemaakt, te weten - een geldbedrag van 3.000 euro terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;