ECLI:NL:RBROT:2017:10877

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 juli 2017
Publicatiedatum
3 mei 2018
Zaaknummer
10/811064-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal door twee verenigde personen met braak en vrijspraak voor afpersing

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 juli 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder diefstal en afpersing. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor diefstal door twee verenigde personen, waarbij hij zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak. De verdachte heeft samen met een ander een geldbedrag weggenomen uit een kledingwinkel in Vlaardingen. De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf opgelegd van 440 dagen, waarvan 300 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar en bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de afpersing, omdat het bewijs daarvoor niet wettig en overtuigend was. De rechtbank heeft de verklaringen van de getuigen en het slachtoffer niet eensluidend bevonden, waardoor er te veel twijfel bestond over de schuld van de verdachte aan dit feit.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte heeft een verleden van verslaving en recidive, wat heeft bijgedragen aan de beslissing om een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en een locatieverbod voor een bekend drugspand. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij, die schade heeft geleden door de diefstal. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen en de verdachte moet een bedrag van € 902,- betalen, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/811064-17
Datum uitspraak: 13 juli 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
preventief gedetineerd in de PI Krimpen aan den IJssel,
raadsman mr. J.J.A.P. van Breukelen, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 13 juli 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.J.A. Segerink heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 440 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 300 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, met uitzondering van het elektronisch toezicht.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering feit 1
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering feit 3
Het onder 3 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Vrijspraak feit 2
4.3.1.
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat het onder 2 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden op grond van de aangifte van [naam slachtoffer 1] en de getuigenverklaring van [naam getuige] . De verklaringen komen in hoofdlijnen overeen.
4.3.2.
Beoordeling
De rechtbank is onvoldoende overtuigd dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan. De verklaringen van [naam slachtoffer 1] en [naam getuige] zijn niet eensluidend. Daarbij heeft de verdachte een ander scenario geschetst van wat er in de woning gebeurd is en de rechtbank acht dat scenario niet onaannemelijk. Bij de rechtbank bestaat daarom teveel twijfel om tot een bewezenverklaring te komen.
4.3.3.
Conclusie
Het onder 2 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
3.
hij op 14 februari 2017 te Vlaardingen tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag toebehorende aan [naam kledingzaak] , waarbij verdachte en/of zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en dat weg te nemen geldbedrag onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak/verbrekingen inklimming;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal door twee verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en inklimming
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een diefstal met braak in een kledingwinkel. De ruit van het bedrijf is ingeslagen, waarna de verdachte naar binnen gegaan is. De verdachte heeft daar de kassa vernield en heeft hier geld uit meegenomen. De verdachte heeft hierbij kennelijk alleen gedacht aan zijn eigen financiële gewin.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 23 mei 2017, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten, waarbij onder meer ook een ISD-maatregel aan de verdachte opgelegd is.
7.3.2.
Rapportages
Bouman GGZ, afdeling reclassering, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 29 mei 2017. Verdachte beschikt al langere tijd niet over een vaste woon- of verblijfplaats. Sinds hij zich in november 2015 heeft onttrokken aan een klinische behandeling, heeft zijn dagelijks leven voornamelijk bestaan uit het verkrijgen en gebruiken van alcohol en drugs. De verdachte heeft gezegd dat het alcoholgebruik het grootste probleem is, dat hem tevens aanzet om cocaïne te gebruiken. De verdachte heeft een uitgebreid behandel verleden maar maakt een oprechte indruk als het gaat om zijn wens opnieuw een behandeling te volgen. Geadviseerd wordt een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Hierbij worden als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een klinische behandeling, een ambulante behandeling (met zo nodig een kortdurende klinische opname), opname in een instelling voor begeleid wonen en een locatieverbod voor de [adres] te Vlaardingen geadviseerd. Daarnaast wordt geadviseerd elektronische controle gedurende het hele toezicht toe te passen.
Bouman GGZ, afdeling reclassering, heeft tevens een voortgangsverslag over de verdachte opgemaakt, gedateerd 10 juli 2017. Dit verslag houdt het volgende in. Op 3 juli 2017 is een indicatie afgegeven voor plaatsing in een forensische zorginstelling. Op 7 juli 2017 is bevestiging ontvangen van de Forensische Psychiatrische Kliniek (FPK) te Assen dat de aanmelding voor opname geaccepteerd is.
Psycholoog H. Leijsen heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 7 juni 2017. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gelet op de ernst van het feit, op de verslaving van de verdachte en op de veelvuldige recidive, kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een langdurige gevangenisstraf. Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
De verdachte kan, blijkens een door de officier van justitie ter terechtzitting overlegd schrijven, op 28 juli 2017 terecht in de FPK te Assen om de door de reclassering geadviseerde klinische behandeling te kunnen ondergaan. De officier van justitie heeft vervolgens een strafeis geformuleerd die erop toegespitst is dat de verdachte op 28 juli 2017 vanuit detentie naar de FPK gaat. Hierbij is door de officier van justitie de opmerking gemaakt dat de door hem geëiste gevangenisstraf wel aan de lage kant is, maar dat het belangrijk is dat de verdachte op 28 juli 2017 naar de vrijkomende plek in de FPK gaat zodat hij die plek niet misloopt. De rechtbank acht het eveneens van groot belang dat de verdachte de hulp krijgt die hij nodig heeft en dus op voornoemde datum geplaatst kan worden in de FPK te Assen. De verdachte heeft zelf ter terechtzitting ook aangegeven gemotiveerd te zijn aan deze behandeling te beginnen en na enige aarzeling ook akkoord te zijn gegaan met plaatsing in Assen. De rechtbank acht het van belang dat de verdachte aansluitend aan zijn detentie in de FPK geplaatst wordt. In dat geval wordt het risico dat de verdachte terugvalt in zijn oude gedrag zoveel mogelijk ingeperkt.
Daarnaast acht de rechtbank van belang dat de verdachte – gelet op zijn verslavings-problematiek – een locatieverbod krijgt voor het pand aan de [adres] , nu dit een bij de politie bekend drugspand betreft dat met enige regelmaat door de verdachte wordt bezocht.
De rechtbank acht, gezien het strafblad van de verdachte, de strafeis van de officier van justitie – ook voor een bewezenverklaring van alleen feit 3 – passend.
Overigens ziet de rechtbank anders dan is geadviseerd door de reclassering, geen aanleiding de verdachte elektronische controle op te leggen gedurende de proeftijd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] namens [naam kledingzaak] , ter zake van het onder 3 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 902,- aan materiële schade, bestaande uit schade aan de kassalade à € 325,- en glasschade à € 577,-.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering kan worden toegewezen. De officier van justitie verzoekt tevens de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.2.
Standpunt verdediging
Het bedrag wat ziet op de schade aan de kassa, € 325,- is niet onderbouwd, waardoor dit deel van de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. De overige € 577,- is de verdachte bereid te voldoen.
8.3.
Beoordeling
Doordat vast is komen te staan dat de verdachte het onder 3 bewezenverklaarde strafbare feit heeft begaan jegens de benadeelde partij, staat daarmee tevens vast dat hij jegens de benadeelde partij onrechtmatig heeft gehandeld. Dat de benadeelde partij schade aan de kassa en de glazen deur van zijn winkel heeft geleden als gevolg van dit onrechtmatig handelen is door de verdachte niet betwist. Evenmin is de hoogte van de gevorderde glasschade door de verdachte betwist, zodat dit bedrag ad € 577,- zal worden toegewezen. De schade aan de kassalade begroot de rechtbank op het door de benadeelde partij gevorderde bedrag van € 325,-, welk bedrag eveneens zal worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 14 februari 2017, de datum waarop de schade is geleden.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 902,- , te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 februari 2017. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen, 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 63, en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 440 (vierhonderdveertig) dagen,en bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
300 (driehonderd) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de
proeftijd, die hierbij wordt gesteld op
3 (drie) jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft,
voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Daartoe moet de veroordeelde zich melden bij de reclassering zolang en zo frequent als de reclassering gedurende deze periode nodig acht;
  • de veroordeelde zal zich voor behandeling klinisch laten opnemen in de FPK te Assen, en zal zich houden aan de aanwijzingen die door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling worden gegeven, gedurende 15 maanden of zoveel korter als de (geneesheer-) directeur van die instelling verantwoord vindt;
  • de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van een instelling voor ambulante forensische verslavingszorg voor zijn verslavingsproblematiek, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling zullen worden gegeven, ook indien dit een kortdurende klinische opname voor de maximale duur van 7 weken omvat;
  • de veroordeelde zal aansluitend verblijven in een instelling voor begeleid of beschermd wonen, zulks ter beoordeling van de reclassering, en zal zich houden aan het (dag)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • de veroordeelde zal zich niet bevinden op het adres: [adres] te Vlaardingen, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde] ( [naam kledingzaak] ), te betalen een bedrag van € 902,- (negenhonderdtwee euro), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 14 februari 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
wijst af het resterende deel van de vordering van de benadeelde partij;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 902,- (negenhonderdtwee euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 februari 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening;
beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 902,- (negenhonderdtwee euro)
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
18 (achttien) dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
bepaalt dat de officier van justitie zorg zal dragen voor het transport van de veroordeelde op 28 juli 2017, vanuit de PI te Krimpen aan den IJssel naar de FPK te Assen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. A. van Luijck en L. Daum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. van Hemert, griffier.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 31 januari 2017 te Vlaardingen op de openbare weg, de [plaats delict] , in elk geval op of aan een openbare weg, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van geld (86 euro), in elk geval van enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan die [naam slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- tonen en/of voorhouden van een vuurwapen althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die [naam slachtoffer 2] , en/of
- ( daarbij) die [naam slachtoffer 2] toevoegen de woorden van de strekking: * "ik heb geld nodig, dus ga niet moeilijk doen, zoek geen problemen", en/of * "dit is een ladykiller met drie kogels, ik ben net drie weken vrij, ik heb schijt aan alles, je weet wie ik ben";
(artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht);
2.
hij op of omstreeks 07 maart 2017 te Vlaardingen met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer 1] (door tussenkomst van [naam mededader] ) heeft gedwongen tot de afgifte van geld (50 euro), in elk geval van enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan die [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- tonen en/of voorhouden van een mes aan die [naam slachtoffer 1] , en/of
- die [naam slachtoffer 1] meermalen in het gezicht slaan/stompen, en/of
- ( daarbij) die [naam slachtoffer 1] toevoegen de woorden van strekking: * geef mij nou maar die 40 euro dan ben je er vanaf, weet je wat, geef mij maar 70 euro dan ben je er vanaf";
(artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht);
3.
hij op of omstreeks 14 februari 2017 te Vlaardingen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag (250 euro of daaromtrent), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam kledingzaak] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen geldbedrag onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak/verbreking en/of inklimming;
(artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht);