ECLI:NL:RBROT:2017:10875

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 juli 2017
Publicatiedatum
3 mei 2018
Zaaknummer
10/700372-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling van taxichauffeur met voorwaardelijke gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 juli 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van mishandeling van een taxichauffeur. De verdachte heeft op 3 oktober 2015 in Rotterdam de taxichauffeur bij de keel vastgepakt en deze dichtgeknepen terwijl de taxi in beweging was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de taxichauffeur in een gevaarlijke situatie heeft gebracht, niet alleen voor de chauffeur zelf, maar ook voor andere weggebruikers. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de zwaardere aanklacht van poging tot doodslag, omdat er onvoldoende bewijs was voor opzet of voorwaardelijk opzet om de taxichauffeur van het leven te beroven. De rechtbank heeft echter wel de mishandeling bewezen verklaard, omdat de taxichauffeur verklaarde dat hij geen zuurstof meer kreeg en daardoor in paniek raakte. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een klinische opname voor behandeling van zijn verslavingsproblematiek. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn eerdere veroordelingen en de noodzaak voor behandeling van zijn verslaving.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/700372-16
Datum uitspraak: 27 juli 2017
Tegenspraak (artikel 279 van het Wetboek van Strafvordering)
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
Gemachtigd raadsvrouw mr. S.M.E. van Fraaijenhove, advocaat te Breda.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 13 juli 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.J.A. Segerink heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden meldplicht bij de Reclassering, een klinische opname bij de Hoop voor de duur van maximaal 3 maanden, en een ambulante behandeling (met, wanneer noodzakelijk, een klinische opname voor maximaal 7 weken ter detoxificatie).

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Vrijspraak feit 1 primair
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
Het dichtknijpen van de keel van de aangever [naam slachtoffer] , die op dat moment als bestuurder van een auto op de snelweg reed, en het trekken aan het stuur van die auto, kan worden gezien als een poging doodslag. Bij de verdachte bestond het opzet om [naam slachtoffer] van het leven te beroven, of werd in ieder geval de aanmerkelijke kans daartoe aanvaard. Uit de uitlatingen van de verdachte dat hij uit de auto wilde springen en voor een vrachtwagen wilde komen, blijkt dat de verdachte ook het opzet had om zichzelf van het leven te beroven.
4.2.2.
Beoordeling
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de ontkennende verklaring van de verdachte daaromtrent en de uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen, er geen sprake was van opzet dan wel voorwaardelijk opzet om [naam slachtoffer] van het leven te beroven dan wel om hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
4.2.3.
Conclusie
Het onder 1 primair en impliciet subsidiair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.3.
Bewijswaardering feit 1 subsidiair
4.3.1.
Standpunt verdediging
Er is geen sprake is geweest van mishandeling van [naam slachtoffer] , nu [naam slachtoffer] zelf heeft verklaard geen pijn of letsel te hebben ondervonden van de gedragingen van de verdachte.
4.3.2.
Beoordeling
Onder ‘mishandeling’ in de zin van art. 300 Sr moet niet alleen worden verstaan het aan een ander toebrengen van lichamelijk letsel of pijn, maar onder omstandigheden ook het bij een ander teweegbrengen van een min of meer hevige onlust veroorzakende gewaarwording in of aan het lichaam (zie HR 9 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2677). [naam slachtoffer] heeft verklaard dat hij, terwijl hij de auto bestuurde, voelde dat zijn keel door de verdachte werd samengeknepen en dat hij daardoor geen zuurstof binnenkreeg. Hierdoor werd hij bang en wist hij zich even geen raad meer. Gelet hierop acht de rechtbank de ten laste gelegde mishandeling bewezen.
4.3.3.
Conclusie
Het verweer dat er geen sprake is geweest van mishandeling omdat [naam slachtoffer] geen pijn of letsel heeft geleden, wordt verworpen.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
subsidiair
hij op 3 oktober 2015 te Rotterdam, [naam slachtoffer] heeft mishandeld door die [naam slachtoffer] bij de keel vast te pakken en in die keel te knijpen en die keel dicht te knijpen;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
mishandeling
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft tijdens een taxirit de taxichauffeur mishandeld door hem tijdens het rijden op de snelweg bij de keel te pakken en die dicht te knijpen. Het slachtoffer is hierdoor erg geschrokken en heeft door de emotionele gevolgen van dit incident een aantal dagen niet kunnen werken. Ook leverde het handelen van de verdachte een bijzonder gevaarlijke situatie op; niet alleen voor de inzittenden van de auto, maar ook voor andere weggebruikers. Het is slechts aan het rustige en koelbloedige handelen van de taxichauffeur te danken dat de taxi uiteindelijk tot stilstand is gebracht zonder ernstige gevolgen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 21 juni 2017, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Bouman GGZ, afdeling reclassering heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 29 juni 2017. Dit rapport houdt het volgende in. Het gebruik van alcohol en cocaïne heeft een ontremmende werking op de agressieregulatie van de verdachte. Dit vergroot de kans op agressief (delict)gedrag. Een ambulante behandeling is niet toereikend om het recidiverisico te doen afnemen omdat de problematiek te complex is. De verdachte is inmiddels vijf weken vrijwillig opgenomen in de kliniek van De Hoop GGZ. Weliswaar toont de verdachte zich nu gemotiveerd voor behandeling, maar als stok achter de deur acht de reclassering het wenselijk om deze klinische behandeling in het vonnis op te nemen. Geadviseerd wordt een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Hierbij worden als bijzondere voorwaarden een meldplicht, opname in zorginstelling ten behoeve van een klinische behandeling, en een ambulante behandelverplichting (met zo nodig een klinische opname voor de maximale duur van 7 weken) geadviseerd.
Psycholoog R. Zwaan heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 10 oktober 2016. Dit rapport houdt het volgende in. Bij de verdachte is sprake van afhankelijkheid van alcohol en cocaïne, een chronisch depressief toestandsbeeld, een posttraumatische stress-stoornis en een borderline persoonlijkheidsstoornis. Geadviseerd wordt de verdachte bij schuldigverklaring als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. Geadviseerd wordt bij schuldigverklaring een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als voorwaarde dat de verdachte de inmiddels ingezette behandeling volledig doorloopt en dat de verdachte zich laat begeleiden door de reclassering.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De rechtbank neemt het de verdachte zeer kwalijk dat hij een taxichauffeur tijdens zijn werk heeft aangevallen op de wijze zoals hiervoor omschreven en dat hij bovendien daarmee een zeer gevaarlijke situatie heeft doen ontstaan. Als strafverminderend neemt de rechtbank in aanmerking dat het een feit betreft dat bijna twee jaar geleden heeft plaatsgevonden, de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar wordt geacht en dat hij gemotiveerd is voor een behandeling. In plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt daarom een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er mede toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Omdat de reclassering en de psycholoog verplichte begeleiding en behandeling noodzakelijk achten, zal de rechtbank aan dit voorwaardelijk strafdeel de hierna genoemde bijzondere voorwaarden verbinden.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikelen, 14a, 14b, 14c en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair, en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden, en bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de
proeftijd, die hierbij wordt gesteld op
2 (twee) jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich melden bij de Reclassering, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt en moet zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde.
  • de veroordeelde zal zich voor behandeling klinisch laten opnemen bij de Hoop GGZ, althans een soortgelijke intramurale instelling, zulks ter beoordeling van het NIFP-IFZ, en zal zich houden aan de aanwijzingen die door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling worden gegeven, gedurende maximaal 3 maanden, of zoveel korter als de (geneesheer-) directeur van die instelling verantwoord vindt;
  • de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen bij Bouman GGZ of soortgelijke ambulante (forensische) zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, en zal zich houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling worden gegeven, ook indien dit een kortdurende klinische opname voor de duur van maximaal 7 weken ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek inhoudt;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis, dat bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. A. van Luijck en L. Daum, rechters,
in tegenwoordigheid van L. van Hemert, griffier.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 03 oktober 2015 te Rotterdam, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [naam slachtoffer] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (terwijl zij met hoge snelheid in een personenauto op de rijksweg A16 reden)
- die [naam slachtoffer] bij de keel/nek heeft vastgepakt/vastgegrepen en/of de keel van die [naam slachtoffer] heeft dichtgeknepen (gehouden) en/of
- heeft getrokken/gerukt/geduwd aan/tegen het stuur van voornoemd voertuig
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 287/45 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling zal leiden:
hij op of omstreeks 3 oktober 2015 te Rotterdam, althans in Nederland, [naam slachtoffer] heeft mishandeld door die [naam slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, bij de keel/nek vast te pakken en/of in die keel te knijpen en/of die keel dicht te knijpen;
(artikel 300 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 03 oktober 2015 te Rotterdam, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk
- een BCT-taximeter en/of
- een tablet en/of
- een telefoon en/of
- een (werk)trui en/of
- ( een) (werk)schoen(en)
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
(artikel 350 Wetboek van Strafrecht)