ECLI:NL:RBROT:2017:10873

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 december 2017
Publicatiedatum
2 mei 2018
Zaaknummer
4935569
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake arbeidsconflict en ontslag op staande voet met vorderingen tot salaris en vergoedingen

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam op 22 december 2017, heeft de kantonrechter uitspraak gedaan in een arbeidsconflict tussen een werknemer, aangeduid als [eiser], en de besloten vennootschap Seebregts & Saey Strafrechtadvocaten B.V. De werknemer maakte aanspraak op zijn brutosalaris en andere vergoedingen na een ontslag op staande voet dat op 16 juli 2015 was gegeven. In conventie vorderde de werknemer onder andere een verklaring voor recht dat het ontslag onterecht was en dat hij recht had op uitbetaling van zijn salaris en bonussen. In reconventie vorderde Seebregts een vergoeding voor meegenomen zaken en andere kosten. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig was en dat de vorderingen van de werknemer met betrekking tot het ontslag niet voor toewijzing vatbaar waren. De kantonrechter concludeerde dat de werknemer wel recht had op zijn salaris over de periode van 1 tot en met 16 juli 2015, maar dat de vorderingen met betrekking tot bonussen en onkostenvergoeding onvoldoende onderbouwd waren. De zaak werd aangehouden voor verdere behandeling en partijen werden opgeroepen om ter zitting te verschijnen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 4935569 \ CV EXPL 16-13825
uitspraak: 22 december 2017
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiser],
woonplaats: [plaatsnaam],
eiser in conventie bij exploot van dagvaarding van 18 maart 2016,
verweerder in reconventie,
voorheen als gemachtigde: mr. J.P. Vandervoodt,
thans procederend in persoon,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Seebregts & Saey Strafrechtadvocaten B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
gemachtigde: mr. O. Diels.
Partijen worden hierna aangeduid als “[eiser]” en ook als “Seebregts”.

1.Het verdere verloop van de procedure

Het verdere verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen.
- het vonnis van 31 maart 2017 (verder het tussenvonnis) en de daarin genoemde processtukken:
- de akte uitlaten tevens akte wijziging van eis, van 18 juli 2017 van Seebregts;
- de mondelinge en schriftelijke reactie van [eiser].
De kantonrechter heeft de uitspraak van het vonnis nader bepaald op heden.

2.Het geschil

in conventie

[eiser] heeft bij dagvaarding gevorderd in conventie bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
1. te verklaren voor recht dat het ontslag als gegeven bij brief van 16 juli 2015 is gegeven
zonder inachtneming van de daarvoor geldende opzegtermijn;
2. te verklaren voor recht dat het beding als verwoord in 12 van de arbeidsovereenkomst
door Seebregts niet jegens [eiser] kan worden ingeroepen, althans dit beding te
vernietigen;
3. Seebregts te veroordelen om tot het einde van het dienstverband, zijnde 16 juli 2015, het
gebruikelijke salaris (bruto per maand € 5.354,50) uit te betalen;
4. Seebregts te veroordelen tot betaling van de wettelijk verhoging wegens te late betaling
van het loon, openstaande vakantiedagen en verschuldigde bonussen;
5. Seebregts te veroordelen binnen 2 dagen na betekening van dit vonnis alle gegevens te overleggen die nodig zijn voor de vaststelling van de aan [eiser] toekomende bonus, zulks op straffe van een dwangsom van € 50.000,- voor iedere dag dat Seebregts hiermee in gebreke blijft;
6. te bepalen dat Seebregts aan [eiser] voldoet het netto equivalent van het niet uitbetaalde deel van de bonussen van 2013 en 2014 ad € 4.000,- ;
7. te bepalen dat Seebregts aan [eiser] voldoet de onkostenvergoeding ad € 195,68;
8. te bepalen dat Seebregts aan [eiser] voldoet de wettelijke rente over voormelde bedragen vanaf 16 juli 2015, althans vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
9. met veroordeling van Seebregts in de kosten van de procedure.
in reconventie
Seebregts heeft – na wijziging van eis– gevorderd, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
a. [eiser] terzake de vergoeding voor meegenomen zaken te veroordelen tot betaling binnen 3 dagen na betekening van dit vonnis van € 139.959,- subsidiair voor zover verrekening niet (geheel) mogelijk zou zijn € 154.880,- althans een in goede justitie vast te stellen vergoeding te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, subsidiair wettelijke rente vanaf 27 maart 2016 tot aan de dag der algehele voldoening alsmede de buitengerechtelijke kosten van rechtsbijstand ad € 2.135,- althans door een in goede justitie te bepalen bedrag;
[eiser] terzake vergoeding van ontvangen gelden waarvoor alleen tijdens het dienstverband is gewerkt te veroordelen binnen 3 dagen na betekening van dit vonnis van
€ 28.648,00, althans een in goede justitie vast te stellen vergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 juli 2015, subsidiair vanaf 25 mei 2016, meer subsidiair 31 maart 2017, meest subsidiair een door de kantonrechter vast te stellen datum tot aan de dag der algehele voldoening en subsidiair een veroordeling tot een schadevergoeding op te maken bij staat;
[eiser] terzake vergoeding van ontvangen gelden waarvoor deels tijdens het dienstverband is gewerkt te veroordelen binnen 3 dagen na betekening van dit vonnis van
€ 42.972,00, althans een in goede justitie vast te stellen vergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 juli 2015, subsidiair vanaf 25 mei 2016, meer subsidiair 31 maart 2017, meest subsidiair een door de kantonrechter vast te stellen datum tot aan de dag der algehele voldoening en subsidiair een veroordeling tot een schadevergoeding op te maken bij staat;
Seebregts te machtigen om in het kader van de vergoeding als gevorderd onder d om zelf de deken te berichten dat een bedrag van € 6.216,59 inclusief btw ten laste van het onder de deken bevindend bedrag kan worden overgemaakt op een bankrekening van Seebregts;
e. [eiser] te veroordelen in de kosten van de procedure zowel in conventie als in reconventie.

3.De beoordeling van de vordering

3.1
De kantonrechter verwijst naar en blijft bij hetgeen zij heeft overwogen in het tussenvonnis.
in conventie
het ontslag op staande voet
3.2
Partijen zijn het erover eens dat er geen rechtsmiddel is ingesteld tegen het op 16 juli 2015 gegeven ontslag op staande voet. Zoals reeds in het tussenvonnis onder r.o. 5.2 is overwogen is het ontslag daarmee onherroepelijk geworden en dat betekent dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen per 16 juli 2015 rechtsgeldig is geëindigd. De onder 1 gevorderde verklaring voor recht is derhalve niet voor toewijzing vatbaar.
het beding
3.3
Blijkens de arbeidsovereenkomst hebben partijen afgesproken dat wanneer de arbeidsovereenkomst eindigt, [eiser] gehouden is om een vergoeding per meegenomen zaak aan Seebregts te betalen. Niet is gebleken dat het beding niet rechtsgeldig tussen partijen tot stand is gekomen. Dit beding belemmert evenmin dat [eiser] de belangen van zijn cliënten niet meer verder kan behartigen. [eiser] mag die belangen blijven behartigen, maar daarvoor is hij wel een vergoeding aan zijn
(ex)-werkgever verschuldigd. Dit betekent dat er geen grond is om dit beding te vernietigen, zodat ook deze gevorderde verklaring voor recht niet voor toewijzing vatbaar is.
de bonussen
3.4
Blijkens de overgelegde stukken heeft [eiser] per e-mailbericht van 7 mei 2017 aan Seebregts een bijlage gestuurd met een overzicht van de zaken die hij heeft meegenomen en waarin verrekend zou moeten worden en de vaststelling in de afgeronde en vastgestelde zaken. Hij heeft verzocht om een overzicht van de uren die in de betreffende zaken tot aan zijn vertrek zijn gewerkt, teneinde tot een verrekeningsvoorstel te komen. Seebregts heeft op 21 mei 2017 op het e-mailbericht van 7 mei 2017 gereageerd. De urenstaten zijn vanwege de omvang via “wetransfer.com” verzonden. Dat bericht is op 29 mei 2017 zowel per gewone post als per aangetekende post naar het kantooradres van [eiser] verzonden. [eiser] heeft in zijn reactie van 11 oktober 2017 aangegeven dat hij de verzochte informatie niet heeft ontvangen, maar wel een grote stapel papier. Hij heeft voorts aangegeven dat het niet zijn taak is om de informatie daaruit mogelijk te kunnen destilleren. Weliswaar heeft [eiser] aangegeven dat hij de verzochte informatie niet heeft ontvangen, maar het had het wel op zijn weg gelegen om dan concreet aan te geven welke informatie hij wenste te ontvangen. Nu [eiser] dat niet heeft gedaan, zullen de vorderingen met betrekking tot de bonussen als onvoldoende onderbouwd worden afgewezen.
de onkostenvergoeding
3.5
Ter comparitie van partijen heeft [eiser] aangegeven dat hij een bedrag van
€ 195,68 aan daadwerkelijk gemaakte reiskosten vordert. Seebregts heeft ter zitting aangegeven dat zij bereid is tot uitbetaling over te gaan, indien [eiser] daarvan een nota overlegt. [eiser] heeft echter verzuimd een nota in het geding te brengen. Dit onderdeel van de vordering zal dan ook als onvoldoende onderbouwd worden afgewezen.
het salaris
3.6
Ten aanzien van het salaris over de periode 1 tot en met 16 juli 2015 heeft Seebregts erkend dat zij dit aan [eiser] is verschuldigd. Seebregts stelt echter dit brutosalaris verrekend te hebben met haar aanspraak op de vergoeding op basis van het beding. Dit onderdeel zal hierna in reconventie worden beoordeeld.
in reconventie
aanspraak van [eiser]
3.7
Volgens Seebregts heeft [eiser] nog aanspraak op onder meer loon over de periode 1 tot en met 16 juli 2015, vakantiegeld, reservering voor vrije besteding en vakantiedagen voor een totaalbedrag van € 14.921,00. Partijen zijn het eens over deze aanspraken, met uitzondering van het aantal niet opgenomen vakantiedagen.
Seebregts is uitgegaan van 35,2 niet opgenomen vakantiedagen, die corresponderen met een bedrag van € 8.699,00. Daarbij heeft zij rekening gehouden met de verjaringstermijn en verval van aanspraken op grond van artikel 7:640a BW. [eiser] is uitgegaan van 98,50 niet opgenomen vakantiedagen. [eiser] verwijst daarbij naar de opgave die mevrouw Van Rest namens Seebregts via een emailbericht van 5 juni 2015 heeft opgegeven en beroept zich op de afspraak met Seebregts dat hij die dagen later mocht opnemen dan wel mag laten uitbetalen. Ter comparitie van partijen heeft Seebregts niet betwist dat mevrouw Van Rest de opgave heeft gedaan dat er 98,50 uren openstaan. Seebregts heeft alleen aangevoerd dat mevrouw Van Rest niet wist van een vervaltermijn en dat er daarom niet mag worden uitgegaan van de opgave van die 98,50 uren die mevrouw Van Rest namens Seebregts heeft gedaan. De kantonrechter volgt het standpunt van Seebregts niet.
Indien Seebregts bij emailbericht van 5 juni 2015 aangeeft dat [eiser] nog 98,50 uren heeft openstaan, mag daarvan worden uitgegaan. Niet is gesteld of gebleken dat mevrouw Van Rest niet bevoegd was om namens Seebregts de opgave van de openstaande vakantiedagen aan [eiser] te doen. Bovendien is door Seebregts onvoldoende weersproken dat er met [eiser] is afgesproken dat hij die dagen later mag opnemen dan wel mag laten uitbetalen. Seebregts kan derhalve niet achteraf zich op de verjaringstermijn en het verval van aanspraken op grond van artikel 7:640a BW beroepen. Derhalve zal worden uitgegaan van 98,50 openstaande dagen, zodat dit neerkomt op een bedrag van € 24.342,00.
Derhalve heeft [eiser] nog aanspraak op een totaalbedrag van € 30.564,00.
aanspraak op vergoeding van meegenomen zaken
3.8
Seebregts heeft haar aanspraak op de vergoeding van meegenomen zaken op grond van artikel 7:632 BW verrekend met het nog uit te betalen loon en bijkomende aanspraken van [eiser] ad € 30.564,00. Er zal dan ook moeten worden beoordeeld hoe hoog die aanspraak is.
Seebregts stelt zich op het standpunt dat [eiser] in de periode van ontslag tot eind maart 2016 in totaal 128 lopende dossiers heeft meegenomen. Op grond van artikel 12 van de arbeidsovereenkomst is [eiser], aldus Seebregts, een bedrag van primair
€ 139.959,00 en subsidiair € 154.880,00 incl. BTW aan Seebregts verschuldigd. [eiser] betwist dat hij 128 lopende dossiers heeft meegenomen. Er is door hem informatie ten aanzien van 52 zaken verstrekt. Bij akte van 18 juli 2017 heeft Seebregts ter ondersteuning van haar standpunt een lijst van meegenomen zaken overgelegd. In deze lijst ontbreken echter de data, zodat niet kan worden nagegaan of er sprake was een lopende zaak op het moment dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen is geëindigd. Bovendien staan in de lijst namen opgenomen die meerdere keren voorkomen. Aan Seebregts zal derhalve de gelegenheid worden geboden ter gelegenheid van de hierna te bepalen comparitie van partijen om de lijst nader toe te lichten en te onderbouwen. Dit dient zij in ieder geval te doen aan de hand van (een) ten behoeve van de comparitie van partijen op voorhand aan de kantonrechter en [eiser] toe te zenden schriftelijk(e) stuk(ken).
de wijziging van eis
3.9
De kantonrechter stelt voorop dat op grond van artikel 130 lid 1 Rv aan Seebregts de bevoegdheid toekomt haar eis of de gronden daarvan te wijzigen. Met betrekking tot de toelaatbaarheid van een eiswijzing moet, zo nodig ambtshalve, worden beoordeeld of deze in strijd is met de eisen van een goede procesorde. De grenzen van het toelaatbare worden overschreden indien de eiswijziging leidt tot onredelijke vertraging van het geding en/of tot onredelijke bemoeilijking van de verdediging.
De eisverandering van Seebregts komt erop neer dat deze geen wijziging of aanvulling van de grondslag van de vordering is, maar een geheel nieuwe eis op basis van geheel andere gestelde normschending(en). Door pas na de comparitie van partijen en na een gewezen tussenvonnis, waarin deze vorderingen niet eerder ter sprake zijn gebracht en besproken, de eis te wijzigen wordt [eiser] onredelijk bemoeilijkt in de mogelijkheid om verweer te voeren. De eiswijziging is echter het gevolg van [eiser] zelf die heeft nagelaten de door Seebregts verzochte informatie over te leggen. Gegeven deze omstandigheden acht de kantonrechter het gewenst om in het kader van hoor en wederhoor om de gewijzigde vordering van Seebregts alsnog te bespreken in de hierna te melden zitting. De voortzetting van de comparitie van partijen zal tevens worden benut voor het beproeven van een minnelijke regeling.
3.1
Alle bescheiden die op de zaak betrekking (kunnen) hebben en die nog niet in het geding zijn gebracht, dienen door de partij die deze ter gelegenheid van de comparitie ter sprake wil brengen aan de kantonrechter en aan de wederpartij te worden toegezonden op een zodanige wijze dat die stukken uiterlijk een week voor de te houden comparitie van partijen in het bezit zijn van de kantonrechter en de wederpartij.
Partijen dienen in persoon ter zitting te verschijnen of zij moeten ter zitting worden vertegenwoordigd door een persoon die op de hoogte is van de feiten met betrekking tot de onderhavige vordering. Deze vertegenwoordiger moet schriftelijk gemachtigd zijn, ook tot het treffen van een minnelijke regeling.
Uitstel dient schriftelijk en gemotiveerd te worden verzocht binnen een week na ontvangst van dit vonnis. Ook moet worden vermeld of de wederpartij instemt met het uitstel. In het uitstelverzoek moeten voorts zowel de eigen verhinderdata als de verhinderdata van de wederpartij worden vermeld. Indien de partij die het uitstelverzoek doet met de wederpartij niet in contact heeft kunnen komen, dient deze te vermelden welke pogingen daartoe zijn ondernomen.
Zolang op het uitstelverzoek niet is beslist moet er van worden uitgegaan dat de zitting gewoon doorgang zal vinden op de hierna vastgestelde datum.
De kantonrechter wijst partijen er op dat het niet verschijnen ter zitting in het nadeel van de niet verschijnende partij kan worden uitgelegd.
3.11
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.De beslissing

De kantonrechter, alvorens verder te beslissen,
In conventie en in reconventie
bepaalt dat partijen (in persoon of behoorlijk vertegenwoordigd en desgewenst met haar gemachtigde) op
dinsdag 20 februari 2018 om 14.00 uurdienen te verschijnen ter zitting van de kantonrechter mr. K.J. Bezuijen. De zitting zal plaatsvinden in het gerechtsgebouw, Wilhelminaplein 100 te Rotterdam (melden in het rode gebouw B).
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Bezuijen en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
821