ECLI:NL:RBROT:2017:10872

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 oktober 2017
Publicatiedatum
1 mei 2018
Zaaknummer
10/750221-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Invoer van cocaïne en voorbereidingshandelingen in Nederland

Op 18 oktober 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van de invoer van cocaïne. De verdachte, bijgestaan door advocaat mr. M.E.P. Somers, werd beschuldigd van het opzettelijk binnenbrengen van ongeveer 64,9 kilogram cocaïne in Nederland, alsook van voorbereidingshandelingen voor deze invoer. De tenlastelegging werd op de terechtzitting van 4 oktober 2017 besproken, waarbij de officier van justitie, mr. T.M. Rethmeier, een gevangenisstraf van vijf jaar eiste. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de feiten had bekend en dat er geen vrijspraak was bepleit. De rechtbank concludeerde dat de verdachte samen met anderen opzettelijk cocaïne had ingevoerd en voorbereidingshandelingen had verricht, wat leidde tot een bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten.

De rechtbank overwoog dat de verdachte een cruciale rol had gespeeld in de invoer van de cocaïne, hoewel hij niet de initiator was. De cocaïne was verborgen in een zeecontainer afkomstig uit Costa Rica, en de verdachte had planten besteld die als deklading dienden. De rechtbank nam in overweging dat de verdachte financieel gewin nastreefde en dat de invoer van harddrugs ernstige gevolgen heeft voor de volksgezondheid en de criminaliteit. De rechtbank weegt de ernst van de feiten zwaar en oordeelt dat een substantiële gevangenisstraf noodzakelijk is om een signaal af te geven tegen de invoer van verdovende middelen.

Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest had doorgebracht. De rechtbank baseerde haar beslissing op de artikelen 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de relevante artikelen van de Opiumwet. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. A.J.P. van Essen als voorzitter, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/750221-17
Uitspraakdatum: 18 oktober 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
bijgestaan door mr. M.E.P. Somers, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 4 oktober 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als
bijlage Iaan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. T.M. Rethmeier heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.

4.Waardering van het bewijs

Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 1 en 2 tenlastegelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
In
bijlage IIheeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder
1 en 2ten laste gelegde feiten heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij in
deperiode van 19 tot en met 21 juni 2017 in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 64,9 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
2.
hij in
deperiode van 1 mei 2017 tot en met 21 juni 2017 in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk afleveren, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van 64,9 kilogram, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I
voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit
hebbende/is verdachte en/of (een of meer van) zijn, verdachtes, mededader(s):
- ( organisatie)telefoons voorhanden gehad, en/of
- in persoon
en/oftelefonisch contact met één of meer mededaders(s) onderhouden, en/of
- geld in het vooruitzicht gesteld gekregen en/of
- afspraken gemaakt over het afgeven/verstrekken van geld, en/of
- een container met planten (met daarin een aantal dozen met cocaïne) vanuit Costa Rica ingevoerd, en/of
- afspraken met zijn mededader(s) gemaakt over het lossen van voornoemde container, en/of
- met een auto naar de [adres] te Leidschendam is gereden, en/of
- een grote som geld voorhanden heeft gehad, en/of
- die container vanaf Vlissingen naar een terrein gelegen aan de [adres] in Leidschendam laten vervoeren, en/of
- de containerzegel van voornoemde container doorgeknipt en/of (vervolgens) de deuren van de container geopend, en/of
- de planten en/of de dozen met daarin de cocaïne uit de container geladen en/of in/onder een tent in een loods/kas geplaatst.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
ten aanzien van feit 1:medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
ten aanzien van feit 2:
medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde en vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet voor te bereiden of te bevorderen, een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen of om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen of om voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden te hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

Bij de beslissing over de straf die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan, alsmede de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de invoer van nagenoeg 65 kilogram cocaïne, verborgen in een zeecontainer afkomstig uit Costa Rica. De verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen die gericht waren op de invoer en het vervoer van die partij cocaïne. De verdachte was weliswaar niet de initiator van dit transport, maar heeft wel een cruciale rol gespeeld – namelijk die van facilitator – bij de daadwerkelijke invoer van de lading. Via het op zichzelf legitieme bedrijf van de verdachte werden planten uit Costa Rica besteld die als deklading voor de cocaïne werden gebruikt. Aan de verdachte is een geldsom in het vooruitzicht gesteld per kilogram cocaïne.
De aangetroffen hoeveelheid cocaïne was van dien aard dat die bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en grootschalige handel. De verdachte heeft zich begeven op het terrein van grootschalige internationale handel in verdovende middelen en daarmee bijgedragen aan de instandhouding van het illegale circuit van de handel in harddrugs.
Door harddrugs wordt de volksgezondheid ernstig bedreigd en harddrugs als cocaïne leiden veelal tot andere vormen van criminaliteit. De verdachte heeft hiervoor kennelijk geen oog gehad en was slechts uit op eigen financieel gewin.
Dit rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan. Dat de verdachte dit deed nadat zijn onderneming financieel in zwaar weer was beland, maakt dit niet anders.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op een op naam van de verdachte staand uittreksel justitiële documentatie van 4 september 2017, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van het over de verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies gedateerd 18 september 2017 van [naam] , reclasseringswerker bij Reclassering Nederland. Daarnaast is acht geslagen op hetgeen door de raadsvrouw over de persoon van de verdachte naar voren is gebracht. Zij heeft onder meer aangegeven dat de verdachte zichzelf na zijn aanhouding een spiegel heeft voorgehouden en mentaal is ingestort. Ook heeft zij er op gewezen dat een (langere) onvoorwaardelijke gevangenisstraf grote gevolgen zal hebben voor het gezin van de verdachte. Zij verzoekt de rechtbank in ieder geval geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf langer dan het voorarrest op te leggen, mogelijk in combinatie met een voorwaardelijk strafdeel of een werkstraf.
De ernst van de feiten verzet zich echter tegen een dergelijke afdoening. Daarbij is van belang dat de rechtbank de officier van justitie volgt in zijn betoog dat een effectieve aanpak van de invoer cocaïne in ieder geval deels afhankelijk is van het voorkomen dat facilitators, zoals in deze zaak: de verdachte, zich laten verleiden tot het zich inlaten met deze activiteiten. Dat brengt met zich dat de bestraffing in deze zaak in grote mate in de sleutel van de generaal-preventieve werking moet worden gesteld. De straftoemeting dient een signaal in te houden naar Nederlandse ingezeten om af te zien van het faciliteren van invoer van verdovende middelen. Uit de bestraffing moet blijken dat met de misdrijven zoals door de verdachte gepleegd het risico van langdurige vrijheidsbeneming zich ook verwezenlijkt.
Voorts is gelet op de oriëntatiepunten van het LOVS voor de in- en uitvoer van harddrugs. Bij een hoeveelheid van boven de 20 kilogram wordt gevangenisstraf van in ieder geval 60 maanden in overweging gegeven.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat voor de onderhavige feiten slechts een vrijheidsbenemende straf van een substantiële duur passend en geboden is.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en
op de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet .

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder
1 en 2ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.J.P. van Essen, voorzitter,
mr. E. Fels en mr. M. Timmerman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Ince, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 oktober 2017.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks periode van 19 tot en met 21 juni 2017 te Vlissingen en/of Stompwijk, gemeente Leidschendam-Voorburg en/of Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 64,9 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
2.
hij in of omstreeks periode van 01 mei 2017 tot en met 21 juni 2017 te Vlissingen en/of Stompwijk, gemeente Leidschendam-Voorburg, en/of Amsterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van 64,9 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de
Opiumwet behorende lijst I
voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit
hebbende/is verdachte en/of (een of meer van) zijn, verdachtes, mededader(s):
- één of meer (organisatie)telefoon(s) aangeschaft en/of voorhanden gehad, en/of
- in persoon, telefonisch en/of via e-mail contact met één of meer mededaders(s) onderhouden, en/of
- geld in het vooruitzicht gesteld gekregen en/of
- afspraken gemaakt over het afgeven/verstrekken van geld, en/of
- contact gelegd met personen en bedrijven in Costa Rica en/of met verdachte met als doel een of meer containers met planten (met daarin cocaïne) te laten verschepen, en/of
- een container met planten (met daarin een aantal dozen met cocaïne) vanuit Costa Rica ingevoerd, en/of
- afspraken met zijn mededader(s) gemaakt over het lossen van voornoemde container, en/of
- met een auto naar de [adres] te Leidschendam is gereden, en/of
- een grote som geld voorhanden heeft gehad, en/of
- die container vanaf Vlissingen naar een terrein gelegen aan de [adres] in Leidschendam laten vervoeren, en/of
- de containerzegel van voornoemde container doorgeknipt en/of (vervolgens) de deuren van de container geopend, en/of
- de planten en/of de dozen met daarin de cocaïne uit de container geladen en/of in/onder een tent in een loods/kas geplaatst.