ECLI:NL:RBROT:2017:10871

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 september 2017
Publicatiedatum
1 mei 2018
Zaaknummer
10/811123-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met vuurwapen en vrijspraak van diefstal en bedreiging

Op 21 september 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van bedreiging met een vuurwapen en diefstal van een auto. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten 2 (diefstal) en 3 (bedreiging) wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangevers niet voldoende steun boden voor de beschuldigingen en dat er te veel tegenstrijdigheden in het dossier waren. De verdachte werd echter wel schuldig bevonden aan feit 1, de bedreiging met een vuurwapen, die op 1 juni 2017 in Vlaardingen plaatsvond. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte de aangever had bedreigd met de woorden: 'stap uit en ik schiet je dood'.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/811123-17
Uitspraakdatum: 21 september 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] in [woonplaats verdachte] ,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie De Schie,
bijgestaan door mr. W.A.E.M. Amesz, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 7 september 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding.
De tekst van de tenlastelegging is als
bijlage Iaan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E. Baars heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met daaraan gekoppeld de door Reclassering Nederland geadviseerde bijzondere voorwaarden;
  • de dadelijke uitvoerbaarheid van de hiervoor genoemde bijzondere voorwaarden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit. De verdachte heeft alle feiten ontkend.
Ten aanzien van de onder 1 ten laste gelegde bedreiging bevatten de stukken in het dossier te veel tegenstrijdigheden om tot een bewezenverklaring te komen.
Ten aanzien van de onder 2 primair ten laste gelegde diefstal, subsidiair ten laste gelegde heling van een auto bevat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om tot een bewezenverklaring te komen.
Ten aanzien van de onder 3 ten laste gelegde bedreiging bevat het dossier uitsluitend valse aangiftes. Aangevers hebben door het doen van aangifte tegen de verdachte slechts hun eigen gedrag willen goedpraten.
4.2.
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van feit 2
Hetgeen de verdachte onder 2 is ten laste gelegd is niet wettig en overtuigend bewezen en hij zal daarvan worden vrijgesproken.
Dat oordeel is gegrond op het volgende.
Op enig moment is tussen 7 maart om 18.30 uur en 8 maart om 5.45 uur de auto van aangever [naam slachtoffer 1] , een Land Rover, gestolen. Op 8 maart omstreeks 5.45 uur hebben de verbalisanten de Land Rover aangetroffen naar aanleiding van een melding dat de auto tegen een flat was aangereden. Bij aankomst troffen verbalisanten de auto onbeheerd aan. De airbags waren uitgeklapt en er was geen braakschade aan het voertuig. Op de uitgeklapte airbag voor de bijrijdersstoel is van de verdachte afkomstig bloed aangetroffen. Ook lagen op de bestuurdersstoel handschoenen, waarop DNA van de verdachte is aangetroffen.
De verdachte heeft verklaard dat hij in de nacht van 8 maart 2016 een lift heeft gekregen van jongens die hij uit de buurt, maar niet persoonlijk kent. De verdachte zat gedurende de rit op de bijrijdersstoel. Op enig moment is de auto tegen een flat aangereden en is de verdachte buiten bewustzijn geraakt. Toen hij bijkwam, waren de overige inzittenden van de auto spoorloos. De op de bestuurdersstoel aangetroffen handschoenen zijn van hem en zaten in zijn zak. De verdachte heeft verklaard dat hij niet wist dat de auto gestolen was.
Het dossier bevat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte betrokken is geweest bij de diefstal van de Land Rover. Het enkele feit dat hij in deze auto heeft gezeten en daarin zijn handschoenen heeft achtergelaten, is onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen. Ook is er geen sprake van een zodanig korte tijdspanne tussen het eerst mogelijke moment van wegnemen van de auto en het aantreffen van de auto door de politie dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte betrokken is geweest bij de diefstal van deze auto, zoals de officier van justitie heeft betoogd.
Evenmin zijn er omstandigheden gebleken op grond waarvan de verdachte had moeten weten dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de auto van diefstal afkomstig was. Daarbij weegt mee dat de auto noch het contactslot braakschade had.
De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van het primair en subsidiair aan hem ten laste gelegde.
Vrijspraak van feit 3
Evenmin is hetgeen de verdachte onder 3 is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en zal hij daarvan worden vrijgesproken.
Dat oordeel is gegrond op het volgende.
Op 13 juli 2016 hebben [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 3] aangifte gedaan tegen de verdachte van bedreiging op 4 juli 2016. Zij hebben – kort gezegd – verklaard dat de verdachte hen door het tonen van een mes en het uiten van de woorden ‘
Jullie gaan dit doen anders gaan jullie niet meer naar huis’, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, heeft aangezet om telefoonabonnementen af te sluiten.
De verdachte heeft ontkend aangevers te hebben bedreigd. Aangevers hebben de telefoonabonnementen op verzoek van een ander dan de verdachte afgesloten. Toen bleek dat zij het afsluiten van de abonnementen niet ongedaan konden maken, hebben zij valse aangifte gedaan tegen de verdachte. Volgens de verdachte hebben zij dat gedaan, omdat zij via hem in contact zijn gekomen met de persoon voor wie zij de telefoonabonnementen hebben afgesloten en zij deze persoon niet meer konden traceren.
Tegen deze achtergrond overweegt de rechtbank dat de verklaringen van aangevers elkaar weliswaar in de kern ondersteunen, maar dat de lezing van de verdachte bij gebrek aan enig steunbewijs van de aangiftes, als niet geheel onaannemelijk kan worden aangemerkt. Het staat daarom niet buiten redelijke twijfel vast dat de verdachte de aangevers daadwerkelijk heeft bedreigd, zodat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring van feit 1
De rechtbank acht, op grond van de wettige bewijsmiddelen die in
bijlage IIzijn opgenomen en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, bewezen dat de verdachte het onder
1ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 1 juni 2017 te Vlaardingen [naam slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die [naam slachtoffer 3] te tonen en/of voor te houden en daarbij die [naam slachtoffer 3] de woorden toe te voegen : "stap uit en ik schiet je dood".
Bewijsmotivering
De door de raadsman gesignaleerde tegenstrijdigheden in de aangifte van [naam slachtoffer 3] en zijn aanvulling daarop een dag later betreffen ondergeschikte details en doen geen afbreuk aan de geloofwaardigheid van de aangever. Hierbij is van belang dat de verklaring van de aangever niet alleen wordt ondersteund door verklaringen van zijn familieleden, maar op een cruciaal onderdeel (het rijden op een scooter met in de hand een vuurwapen, of een daarop gelijkend voorwerp) ook door de verklaring van een onafhankelijke derde.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering van de straf

Bij de beslissing over de straf die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan, alsmede de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Op 1 juni 2017 heeft op de openbare weg in Vlaardingen een confrontatie plaatsgevonden tussen de verdachte en aangever [naam slachtoffer 3] . De confrontatie is snel geëscaleerd en op enig moment is er een vechtpartij tussen [naam slachtoffer 3] en de verdachte ontstaan, waarbij de verdachte op de grond is gevallen. De verdachte is daarop weggegaan en is vervolgens teruggekeerd om verhaal te halen met een (op een) shotgun (gelijkend voorwerp) in zijn hand. De verdachte is met deze shotgun naar de auto waarin [naam slachtoffer 3] zat gegaan en heeft gezegd ‘Stap uit en ik schiet je dood’. Uit de toelichting van [naam slachtoffer 3] op zijn vordering tot schadevergoeding komt naar voren dat het incident een grote impact op hem heeft gehad en dat hij nog steeds kampt met gevoelens van angst. Bovendien is het tonen van een shotgun niet alleen beangstigend voor degene die daarmee geconfronteerd wordt, maar wakkert het ook gevoelens van onveiligheid in de samenleving aan. Het feit dat dit incident op de openbare weg heeft plaatsgevonden, rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op een op naam van de verdachte staand uittreksel justitiële documentatie van 7 augustus 2017, waaruit blijkt dat de verdachte in de afgelopen vijf jaar eerder voor een geweldsmisdrijf is veroordeeld.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van het over de verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies gedateerd 30 augustus 2017 van [naam] , reclasseringswerker bij Reclassering Nederland. De rapporteur signaleert aanwijzingen voor agressieproblematiek en impulsiviteit. Mogelijk is sprake van een verstandelijke beperking. In 2009 is de verdachte namelijk door het NIFP gediagnosticeerd met een gedragsstoornis beginnend in de adolescentie, een zwakbegaafd functioneringsniveau en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met narcistische en antisociale trekken. Vanwege het ontbreken van een dagbesteding en een inkomensbron, de gesignaleerde impulsiviteit en agressieproblematiek, de beperkte copingsvaardigheid en het bestaan van een deels negatief sociaal netwerk wordt het recidiverisico als hoog ingeschat. Om het recidiverisico in te dammen, adviseert de reclassering een deels voorwaardelijke straf op te leggen, waarbij diverse bijzondere voorwaarden geïndiceerd zijn, waaronder een meldplicht, een (ambulante) behandelverplichting en een contactverbod met aangever [naam slachtoffer 3] .
De reclassering adviseert de dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf moet worden opgelegd. Bij het bepalen van de duur daarvan zal de rechtbank afwijken van de vordering van de officier van justitie, nu zij de verdachte zal vrijspreken van de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten. De rechtbank zal bepalen dat een gedeelte van de op te leggen straf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan nieuwe strafbare feiten.
Daarnaast acht de rechtbank met het oog op het terugdringen van het recidiverisico verplichte begeleiding door de reclassering noodzakelijk. Een dergelijke verplichting zal als bijzondere voorwaarde aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden, evenals de verplichting om mee te werken aan een agressieregulatiebehandeling en begeleiding op het vlak van dagbesteding en financiën. Tot slot acht de rechtbank een contactverbod met de aangever [naam slachtoffer 3] noodzakelijk.
Dit verbod zal eveneens als bijzondere voorwaarde aan de voorwaardelijk op te leggen straf worden verbonden.
De rechtbank acht echter onvoldoende grond aanwezig om de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden te bevelen, nu aan de voorwaarde voor een dergelijke bevel niet is voldaan.

8.Vordering van de benadeelde partij

8.1.
[naam benadeelde 1]
De benadeelde partij [naam benadeelde 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 1.279,34 ingediend wegens materiële (€ 29,34) en immateriële (€ 1.250,00) schade die hij als gevolg van de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gevorderde materiële schade bestaat uit reiskosten van en naar Slachtofferhulp Nederland.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen, subsidiair de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering.
De rechtbank is van oordeel dat het bedrag dat als reiskosten is opgevoerd, gelet op het onder 1 bewezen verklaarde handelen van de verdachte, als rechtstreekse materiële schade kan worden aangemerkt. De rechtbank zal daarom dit onderdeel van de vordering toewijzen.
Wat betreft de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank het volgende. Vaststaat dat de benadeelde partij mede als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde feit immateriële schade heeft geleden. Dit is door de benadeelde partij uitvoerig in de schriftelijke toelichting op de vordering gesteld en door de verdachte niet betwist. Gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting, en het gegeven dat voor een van de feiten waarop de vordering betrekking heeft een vrijspraak volgt, komt de rechtbank vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 250,- billijk voor.
De rechtbank zal dit bedrag dan ook toewijzen.
De benadeelde partij zal voor het resterende gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Nu de vordering van [naam benadeelde 1] gedeeltelijk zal worden toegewezen, zal de verdachte tevens worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot nu toe begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van de verdachtes handelen aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
8.2.
[naam benadeelde 2]
De benadeelde partij [naam benadeelde 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 458,74 ingediend tegen de verdachte wegens materiële (€ 8,74) en immateriële schade
(€ 450,00) die hij als gevolg van het onder 3 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
Nu niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte onder 3 is ten laste gelegd, kan de benadeelde partij niet in zijn vordering worden ontvangen. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in zijn vordering. De benadeelde partij zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in zoverre worden veroordeeld in de kosten van het geding aan de zijde van de verdachte. Deze kosten worden tot heden op nihil vastgesteld.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte de
onder 2 (primair en subsidiair) en 3ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het onder
1ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor onder 5. vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden,
bepaalt dat een gedeelte, groot
2 (twee) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd,
tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als
algemene voorwaardendat de veroordeelde:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
stelt als
bijzondere voorwaardendat de veroordeelde:
  • zich meldt bij Reclassering Nederland op het adres Marconistraat 2 te Rotterdam, zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • zijn medewerking verleent aan een ambulante behandeling bij een Forensische Polikliniek De Waag Rijnmond of een soortgelijke forensische zorginstelling voor onder andere zijn agressieproblematiek;
  • zijn medewerking verleent aan begeleiding door Middin te Rotterdam of een soortgelijke instelling voor begeleiding bij werk, dagbesteding en financiële problemen;
  • op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen of zoeken met
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[naam benadeelde 1]geleden schade tot een bedrag van
€ 279,34bestaande uit materiële en immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf heden tot aan de dag der algehele voldoening, aan [naam benadeelde 1] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam benadeelde 1] gemaakt, tot nu toe aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[naam slachtoffer 1]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 279,34vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 juni 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
5 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
verklaart de benadeelde partij
[naam benadeelde 2]niet-ontvankelijk in zijn vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij
[naam benadeelde 2]in de proceskosten door de verdachte gemaakt, tot nu toe aan de zijde van de verdachte begroot op nihil;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.J.P. van Essen, voorzitter,
mr. B.A. Cnossen en mr. F.A. Hut, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Ince, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 september 2017.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 01 juni 2017 te Vlaardingen [naam slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die [naam slachtoffer 3] te tonen en/of voor te houden en/of (daarbij) die [naam slachtoffer 3] de woorden toe te voegen van de strekking: "stap uit en
ik schiet je dood".
2.
hij op of omstreeks 08 maart 2016 te Vlaardingen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een auto (Land Rover Freelander 2.5, kenteken [kentekennummer] ), geheel of ten dele
toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , in elk geval (telkens) enig goed, geheel of ten dele toebehorende een ander of anderen dan aan de verdachte en/of zijn mededaders, zulks nadat hij, de verdachte en/of zijn mededader(s) die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik had(den) gebracht door middel van een valse sleutel.
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 08 maart 2016 te Vlaardingen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (een) goed(eren), te weten een auto (Land Rover Freelander 2.5, kenteken [kentekennummer] ), geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , heeft verworven en/of heeft voorhanden gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dat goed/die goederen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf, namelijk door diefstal, althans door enig (ander) misdrijf, verkregen goed(eren) betrof.
3.
hij op of omstreeks 04 juli 2016 te Vlaardingen [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een mes, althans enig/scherp puntig voorwerp aan die [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] te tonen en/of voor te houden en/of (daarbij) die [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] de woorden toe te voegen van de strekking: "jullie gaan dit doen anders gaan jullie niet meer naar huis".