In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 december 2017 uitspraak gedaan in een procedure betreffende de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De moeder van [voornaam minderjarige] heeft verzocht om beëindiging van de uithuisplaatsing, terwijl de gecertificeerde instelling (GI) en de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad) hebben verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing. De rechtbank heeft vastgesteld dat [voornaam minderjarige] nog steeds in een pleeggezin verblijft en dat de situatie ongewijzigd is ten opzichte van de eerdere beschikking van 6 juli 2017. De rechtbank heeft de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing verlengd tot 21 juli 2018, omdat het noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige]. De rechtbank heeft ook aangegeven dat het onderzoek naar de pedagogische vaardigheden van de moeder nog niet is afgerond en dat het van belang is om de voortgang van dit onderzoek te volgen. De behandeling van het verzoek van de moeder tot beëindiging van de uithuisplaatsing is aangehouden tot 1 april 2018, zodat de rechtbank op dat moment kan beoordelen of er aanleiding is voor een wijziging in de situatie van [voornaam minderjarige].