ECLI:NL:RBROT:2017:10841

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 mei 2017
Publicatiedatum
9 april 2018
Zaaknummer
10/661285-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging met zware mishandeling en overtredingen van de Wegenverkeerswet

Op 24 mei 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 7 november 2016 in Capelle aan den IJssel meerdere strafbare feiten heeft gepleegd. De verdachte werd beschuldigd van bedreiging met zware mishandeling, diefstal van een auto, en diverse overtredingen van de Wegenverkeerswet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de feiten 4, 5, 6 en 7 heeft begaan, maar sprak hem vrij van de feiten 1, 2 en 3. De verdachte heeft opzettelijk dreigend met een auto gereden in de richting van een politieambtenaar, wat leidde tot de bedreiging met zware mishandeling. Daarnaast heeft hij zonder rijbewijs gereden en zich onttrokken aan een bloedonderzoek. De rechtbank heeft de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht, gezien zijn psychische toestand en eerdere ervaringen met de politie. De opgelegde straf omvat een gevangenisstraf van vijf maanden en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor zeven maanden. Tevens werd de voorwaardelijke invrijheidstelling herroepen, waarbij de verdachte nog 60 dagen moet uitzitten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/661285-16
VI-nummer: 99/000514-37
Datum uitspraak: 24 mei 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd
in de PI Rotterdam, locatie Hoogvliet.
raadsman mr. G.A.J. Purperhart, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 10 mei 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L.H.M. Jager – Huiskens heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 primair, 3 primair, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 7 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar voor de feiten 1, 2 primair, 3 primair, 4 en 5 met als bijzondere voorwaarden dat hij zich zal melden bij de reclassering, dat hij zich klinisch zal laten behandelen in Ipse de Bruggen of bij Palier (indien de indicatiesteling dit toelaat) met een maximale duur van 12 maanden, gevolgd door begeleid wonen, en dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering. Daarnaast een oplegging van een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 maanden voor feit 7, en ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 5 maanden voor feit 3 primair. Voor feit 6 een schuldigverklaring zonder oplegging van straf.
  • herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling, in de zaak met VI-nummer 99-000514-37 voor de duur van 94 dagen.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering feit 4, 6 en 7
Het onder 4, 6 en 7 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Vrijspraak feiten 1, 2 en 3
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde diefstallen heeft begaan. [naam slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan van diefstal van haar autosleutels en haar auto. Nadat de verdachte had verklaard dat hij toestemming had haar sleutels en auto mee te nemen, heeft zij haar aangifte nog bevestigd. De door de verdediging ter zitting overhandigde verklaring van aangeefster, waarin zij zegt dat het verhaal van de verdachte klopt en de verdachte inderdaad haar auto mocht lenen, wordt door de officier van justitie ongeloofwaardig geacht.
Tevens is aangevoerd dat het onder 3 primair ten laste gelegde poging zware mishandeling bewezen kan worden. De verdachte is in de auto met grote snelheid achteruit gereden waarbij [naam slachtoffer 2] nog maar net kon wegspringen om niet onder de auto terecht te komen. Door met grote snelheid achteruit te rijden terwijl [naam slachtoffer 2] achter zijn auto stond heeft de verdachte voorwaardelijk opzet gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [naam slachtoffer 2] .
4.2.2.
Beoordeling
Feiten 1 en 2.
Voor het bewijs dat de verdachte de autosleutels en de auto heeft gestolen of verduisterd is slechts één bewijsmiddel beschikbaar, namelijk de verklaring die de aangeefster bij de politie tot twee keer toe heeft afgelegd. Van meet af aan heeft de verdachte verklaard dat hij de auto(sleutels) niet heeft gestolen maar met toestemming van aangeefster heeft geleend. Deze lezing van de verdachte heeft aangeefster, zo blijkt uit een ter zitting door de verdediging overhandigde schriftelijke verklaring, alsnog bevestigd. Alles afwegend acht de rechtbank het bewijs onvoldoende om de tenlastegelegde feiten bewezen te verklaren.
Feit 3.
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde overweegt de rechtbank als volgt. De verdachte heeft in zijn verklaringen steeds volgehouden dat hij [naam slachtoffer 2] niet heeft gezien, maar dat hij alleen probeerde aan de politie te ontkomen. Er is geen bewijsmiddel waaruit blijkt dat hij [naam slachtoffer 2] wel heeft gezien en dat hij met opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, met grote snelheid achteruit op haar af is gereden om haar te doden, zwaar te mishandelen of te bedreigen. Het onder 3 primair en subsidiair tenlastegelegde kan dan ook niet worden bewezen.
Conclusie
Het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 5 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 4, 6 en 7 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
4.
hij op 07 november 2016 te Capelle aan den IJssel [naam slachtoffer 3] (politieambtenaar in functie) heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend als bestuurder van een personenauto (merk/type Ford Ka met kenteken [kentekennummer] ) met hoge/verhoogde snelheid gereden in de richting van die [naam slachtoffer 3] , terwijl die [naam slachtoffer 3] stond achter het portier van een dienstmot
orvoertuig;
5.
hij op 08 november 2016 te Capelle aan den IJssel als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een personenauto te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het vermoeden bestond dat hij onder invloed van een andere in artikel 8, eerste lid, van genoemde wet bedoelde stof dan alcoholhoudende drank verkeerde, nadat hij de door een opsporingsambtenaar aan hem gevraagde toestemming tot het verrichten van een bloedonderzoek, als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder b van genoemde wet, niet had verleend, geen gevolg heeft gegeven aan een aan hem gegeven bevel van een hulpofficier van justitie, zich aan dat bloedonderzoek te onderwerpen en geen medewerking daaraan heeft verleend;
6.
hij op 07 november 2016 te Capelle aan den IJssel als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op voor het openbaar verkeer openstaande wegen zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
7.
hij op 07 november 2016 te Capelle aan den IJssel als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op voor het openbaar verkeer openstaande wegen, zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die wegen werd veroorzaakt, en het verkeer op die wegen werd gehinderd, ;
welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
ten einde zich aan staandehouding en/of aanhouding door de politie te onttrekken
met dat motorrijtuig met slippende banden over het trottoir achteruit heeft gereden, waardoor een voetganger moest wegspringen om een aanrijding te voorkomen en
een politievoertuig heeft geramd en daarna met piepende banden is weggereden en
met slippende banden achteruit is gereden en (meermalen) tegen een garagedeur en een regenpijp en een pui is gereden en
tegen een geparkeerde auto is gebotst of aangereden en (meermalen) met een hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximum snelheid heeft gereden en
(meermalen) over trottoirs en fietspaden heeft gereden, waarbij het overige verkeer werd gehinderd;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

4.Bedreiging met zware mishandeling;

5.overtreding van art. 163, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;

6.overtreding van art. 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;

7.overtreding van art. 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

6.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat bij de verdachte sprake was van psychische overmacht gedurende het plegen van de feiten 4 en 7, waardoor ontslag van alle rechtsvervolging dient te volgen. De verdachte heeft een trauma opgelopen van eerdere aanhoudingen. Dit trauma is nog versterkt nu zijn broer ten gevolge van een aanhouding is overleden. Het klemrijden van de verdachte met een dienstvoertuig en het voeren van groot licht terwijl het donker was heeft op de verdachte gewerkt als een rode lap op een stier. De verdachte heeft tijdens zijn handelen niet rationeel nagedacht. Dit wordt ondersteund door de bevindingen van de psychiater en psycholoog. De verdediging stelt zich op het standpunt dat gelet op deze omstandigheden niet van de verdachte kan worden gevergd dat hij weerstand bood tegen de van buiten komende drang. Voorts heeft de verdachte onbewust voldaan aan de eis van proportionaliteit en subsidiariteit door weg te sturen van het dienstvoertuig en achteruit te rijden, aldus de verdediging.
6.2.
Beoordeling
Bij de beoordeling van de vraag of er sprake is psychische overmacht dient de vraag te worden beantwoord of de verdachte, gezien zijn persoonlijkheid en de specifieke omstandigheden waaronder hij in een conflictsituatie een keus moest maken een gerechtvaardigde keus heeft gemaakt. De vraag is verder of de van buiten komende druk zodanig was dat dat gezegd kan worden dat de wilsvrijheid van de verdachte is aangetast en of van de verdachte in concreto redelijkerwijs gevergd kan worden dat hij weerstand biedt aan de druk van de omstandigheden. Vaste jurisprudentie stelt hoge eisen aan de ongewone psychische toestand waarin de verdachte door de druk van buiten is komen te verkeren. Er moet sprake zijn van een ernstige psychische toestand, zoals een toestand van decompensatie, van bewustzijnsvernauwing of van dissociatieve reacties.
De verdachte heeft persoonlijkheidsproblematiek waardoor hij een gebrekkige impulscontrole heeft. Als gevolg van zijn verstandelijke beperking heeft betrokkene in het algemeen te kampen met een gebrek aan overzicht en des te sterker in stressvolle situaties. Ook heeft hij een gebrek aan inzicht in de gevolgen van eigen handelen. Daarnaast stelt hij getraumatiseerd te zijn door eerdere ervaringen met de politie.
De verdachte was voorafgaand aan de delicten klem gereden door de politie. Dat door deze situatie druk op de verdachte ontstond kan worden aangenomen. Het is echter niet aannemelijk dat daardoor bij de verdachte een zodanig ernstige psychische toestandsbeeld ontstond dat hij niet meer zijn eigen wil kon bepalen. De verdachte wilde ontkomen en heeft daarom zijn auto zo gemanoeuvreerd dat hij aan de politie is ontkomen. Bij die manoeuvres is hij onder meer dreigend in de richting van de politieman [naam slachtoffer 3] afgereden. Uiteindelijk is hij op dat moment ontkomen aan aanhouding en de verdachte heeft vervolgens door een zeer gevaarlijke rijwijze geprobeerd alsnog aan aanhouding te ontkomen. De handelingen van de verdachte waren doordacht en doelgericht en gaven blijk van een bewuste keuze koste wat kost aan de politie te ontkomen. Het beroep op psychische overmacht wordt verworpen.
6.3.
Conclusie
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte is, zonder dat hij in het bezit was van een rijbewijs, vertrokken in de auto van zijn vriendin. De verbalisanten krijgen -een achteraf onjuiste- melding van die vriendin dat haar auto gestolen zou zijn, en probeerden de verdachte klem te rijden toen ze hem zagen in die auto. De verdachte is toen met hoge snelheid op een van de agenten ingereden en heeft in een woonwijk, tijdens een lange en wilde poging tot ontsnappen aan de politie gevaarlijk en hinderlijk verkeersgedrag veroorzaakt. Zo reed hij met hogere snelheid dan toegestaan, raakte hij bijna een voetganger, botste hij tegen een pui van een garage en een geparkeerde auto, en ramde hij het dienstvoertuig van de politie.
De verdachte heeft de verkeersveiligheid in gevaar gebracht. Door zijn rijdwijze hadden gemakkelijk gewonden of zelfs doden kunnen vallen. Dat dit niet is gebeurd is niet aan de verdachte te danken. Daarnaast heeft hij een van de verbalisanten grote angst aangejaagd. De verdachte heeft er kennelijk niet bij nagedacht dat een auto in verkeerde handen tot grote schade kan leiden. Hij heeft schade en angst veroorzaakt. De verdachte heeft er werkelijk alles aan gedaan om uit handen te blijven van de politie en heeft zich daarbij niet bekommerd om de veiligheid van anderen. Ook het feit dat de bedreiging was gericht tegen een gezagsdrager, die zorgt voor de handhaving van de openbare orde en veiligheid op straat, weegt de rechtbank mee.
Tenslotte heeft hij ook nog geweigerd mee te werken aan een hem bevolen bloedproef.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 13 april 2017, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Bouman GGZ, afdeling reclassering heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 9 mei 2017. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
Psychiater A. van Zessen heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 11 april 2017. Dit rapport houdt kortgezegd het volgende in. Bij de verdachte is sprake van een persoonlijkheidsstoornis en een verstandelijke beperking. Deze zijn in het algemeen van invloed op het gedrag van de verdachte en daarmee ook zijn delictgedrag. Gezien de ernstige en gecombineerde psychopathologie die ook ten tijde van het ten laste gelegde aanwezig was, kan het ten laste gelegde in een verminderde mate worden toegerekend.
Psycholoog I.I. Schultze heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 26 april 2017. Dit rapport houdt kortgezegd het volgende in. Bij de verdachte is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een licht verstandelijke beperking en een antisociale persoonlijkheidsstoornis. De gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens beïnvloedde de gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het tenlastegelegde. Dit leidt tot het advies het tenlastegelegde in een verminderde mate toe te rekenen.
7.3.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Nu de conclusies van de psychiater en psycholoog gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. De verdachte wordt dus in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht.
De rechtbank heeft acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank is daarom van oordeel dat een gevangenisstraf en een geheel onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen passend en geboden is. De verdachte bevindt zich al geruime tijd, 184 dagen, in voorlopige hechtenis. Nu de rechtbank de verdachte vrij spreekt van de feiten 1, 2 en 3 gaat deze ondergane voorlopige hechtenis de duur van de op te leggen gevangenisstraf te boven. Er is daarom geen ruimte meer voor het opleggen van een voorwaardelijk deel met daaraan te verbinden bijzondere voorwaarden. Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling

8.1.
Beslissing waarvan herroeping wordt gevorderd
Bij vonnis van 26 november 2015 van de meervoudige kamer van deze rechtbank is de verdachte veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 15 maanden, met aftrek van voorarrest.
De verdachte is op 17 juni 2016 voorwaardelijk in vrijheid gesteld, onder de algemene voorwaarde dat hij zich voor het einde van de hierbij gestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De proeftijd is ingegaan op 17 juni 2016 en bedraagt 365 dagen.
8.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de voorwaardelijke invrijheidsstelling dient te worden herroepen, en de verdachte alsnog 94 dagen hechtenis moet ondergaan.
8.3.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat gelet op de aangewezen klinische plaatsing het herroepen van de voorwaardelijke invrijheidsstelling niet passend is. De vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling dient daarom te worden afgewezen.
8.4.
Beoordeling
Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan de voorwaardelijke invrijheidstelling verbonden algemene voorwaarde niet nageleefd. Echter is de rechtbank ambtshalve bekend met het gegeven dat de verdachte 34 dagen langer in voorlopige hechtenis heeft gezeten dan de blijkens dit vonnis op te leggen gevangenisstraf. De herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling biedt de mogelijkheid dit door de verdachte geleden nadeel te compenseren. De vordering van de officier van justitie tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling zal daarom gedeeltelijk worden toegewezen en worden verminderd met het aantal dagen dat de verdachte te lang in voorarrest heeft gezeten. De rechtbank gelast dat een gedeelte van de vrijheidsstraf dat niet ten uitvoer is gelegd, te weten 60 dagen, moet worden ondergaan.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 57, 62, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 5, 8, 107, 163 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
bepaalt dat ten aanzien van het onder 6 bewezenverklaarde feit geen straf of maatregel wordt opgelegd;
veroordeelt de verdachte voor de feiten 4 en 5 tot een
gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) maanden, en beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
ontzegtde verdachte
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
7 (zeven) maandenvoor feit 5;
ontzegt de verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van 7 (zeven) maanden voor feit 7;
wijst toe de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling;
gelast dat van het gedeelte van de
vrijheidsstraf dat niet ten uitvoer is gelegd, alsnog een gedeelte, groot
60 (zestig) dagen, moet worden ondergaan;
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.V. Scheffers, voorzitter,
en mrs. C.A. van Beuningen en M. Timmerman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. van Hemert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 mei 2017.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 07 november 2016 te Capelle aan den IJssel met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (in/uit een woning gelegen aan [adres delict] ) een autosleutel behorende bij een personenauto (merk/type Ford Ka met kenteken [kentekennummer] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
(artikel 310 Wetboek van Strafrecht)
2.
Primair
hij op of omstreeks 07 november 2016 te Capelle aan den IJssel met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een personenauto (merk/type Ford Ka met kenteken [kentekennummer] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, zulks nadat hij, verdachte, die weg te nemen auto onder zijn bereik had gebracht door middel van een valse sleutel, te weten het gebruik maken van de (door hem, verdachte, gestolen) autosleutel, tot het gebruik waarvan, hij, verdachte niet gerechtigd was;
(artikel 311 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair
hij op of omstreeks 07 november 2016 te Capelle aan den IJssel opzettelijk een personenauto (merkt/type Ford Ka met kenteken [kentekennummer] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten door bruikleen, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
(artikel 321 Wetboek van Strafrecht)
3.
Primair
hij op of omstreeks 07 november 2016 te Capelle aan den IJssel ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [naam slachtoffer 2] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet als bestuurder van een personenauto (merk/type Ford Ka met kenteken [kentekennummer] ) (over het trottoir) met hoge/verhoogde snelheid is gereden in de richting van die [naam slachtoffer 2] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 287 Wetboek van Strafrecht)
(artikel 302 Wetboek van Strafrecht)
(artikel 45 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair
hij op of omstreeks 07 november 2016 te Capelle aan den IJssel [naam slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend als bestuurder van een personenauto (merk/type Ford Ka met kenteken [kentekennummer] ) (over het trottoir) met hoge/verhoogde snelheid gereden in de richting van die [naam slachtoffer 2] ;
(artikel 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
4.
hij op of omstreeks 07 november 2016 te Capelle aan den IJssel [naam slachtoffer 3] (politieambtenaar in functie) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend als bestuurder van een personenauto (merk/type Ford Ka met kenteken [kentekennummer] ) met hoge/verhoogde
snelheid gereden in de richting van die [naam slachtoffer 3] , terwijl die [naam slachtoffer 3] stond achter het portier van een dienstmotervoertuig;
(artikel 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
5.
hij op of omstreeks 08 november 2016 te Capelle aan den IJssel als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een personenauto te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het vermoeden bestond dat hij onder invloed van een andere in artikel 8, eerste lid, van genoemde wet bedoelde stof dan alcoholhoudende drank verkeerde, nadat hij de door een opsporingsambtenaar aan hem gevraagde toestemming tot het verrichten van een bloedonderzoek, als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder b van genoemde wet, niet had verleend, geen gevolg heeft gegeven aan een aan hem gegeven bevel van een hulpofficier van justitie of een daartoe bij
regeling van de Minister van Justitie aangewezen ambtenaar van politie, zich aan dat bloedonderzoek te onderwerpen en/of geen medewerking daaraan heeft verleend;
(artikel 163 lid 6 Wegenverkeerswet 1994)
(artikel 8 lid 1 Wegenverkeerswet 1994)
(artikel 8 lid 2 ahf/ond b Wegenverkeerswet 1994)
6.
hij op of omstreeks 07 november 2016 te Capelle aan den IJssel als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op voor het openbaar verkeer openstaande wegen zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
(artikel 107 lid Wegenverkeerswet 1994)
7.
hij op of omstreeks 07 november 2016 te Capelle aan den IJssel als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op voor het openbaar verkeer openstaande wegen, zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die wegen werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die wegen werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
ten einde zich aan staandehouding en/of aanhouding door de politie te onttrekken
met dat motorrijtuig met slippende banden over het trottoir achteruit heeft gereden, waardoor een voetganger moest wegspringen om een aanrijding te voorkomen en/of
een politievoertuig heeft geramd en/of daarna met piepende banden is weggereden en/of
met slippende banden achteruit is gereden en/of (meermalen) tegen een garagedeur en/of een regenpijp en/of een pui is gereden en/of
tegen een geparkeerde auto is gebotst of aangereden en/of
(meermalen) met een hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximum snelheid heeft gereden en/of
(meermalen) over trottoirs en fietspaden heeft gereden, waarbij het overige verkeer werd gehinderd;
(artikel 5 Wegenverkeerswet 1994)