ECLI:NL:RBROT:2017:10840

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 december 2017
Publicatiedatum
9 april 2018
Zaaknummer
10/660420-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging en wederrechtelijk binnendringen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 december 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van belaging van zijn ex-vrouw en wederrechtelijk binnendringen in haar woning. De verdachte, die ten tijde van de zitting preventief gedetineerd was, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. C. van der Kuilen. De officier van justitie, mr. S.M. Scheer, eiste een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en een ambulante behandelverplichting. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan belaging door gedurende een jaar stelselmatig inbreuk te maken op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster, door onder andere bij haar woning aan te bellen en via de regenpijp naar haar balkon te klimmen. De rechtbank achtte de feiten bewezen en legde een gevangenisstraf op van acht maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast werd een maatregel tot beperking van de vrijheid opgelegd, inclusief een gebiedsverbod en contactverbod met de aangeefster en haar kinderen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een ernstig gevaar vormde voor de aangeefster en dat de opgelegde maatregelen noodzakelijk waren om herhaling te voorkomen. Tevens werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij, die bestond uit materiële en immateriële schade.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/660420-17
Datum uitspraak: 15 december 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum gevestigd te PI Haaglanden, locatie Scheveningen,
gemachtigd raadsvrouw mr. C. van der Kuilen, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 1 december 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S.M. Scheer heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 (periode 1 juli 2016 – 23 juli 2017) en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een ambulante behandelverplichting;
  • dadelijke uitvoerbaarheid van de gestelde voorwaarden;
  • de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 2 jaren, inhoudende een gebiedsverbod voor de woning van aangeefster ( [adres slachtoffer] te Rotterdam) en een straal van 100 meter daaromheen, een contactverbod met [naam slachtoffer 1] (aangeefster), en een contactverbod met de drie kinderen van aangeefster tenzij hierbij hulpverlening aanwezig is of indien toestemming is gegeven door aangeefster;
  • waarbij bij het niet voldoen aan de maatregel per keer vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 1 week;
  • dadelijke uitvoerbaarheid van de vrijheidsbeperkende maatregel.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering feit 2
Het onder 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering feit 1
4.2.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdediging zich refereert aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de veroordeling voor dit feit, maar dat dit slechts kan zien op een periode van 3 weken, te weten vanaf begin juli 2017 tot aan het moment van de aanhouding van de verdachte. De verdachte mocht van aangeefster de ene keer wel in de woning komen om te douchen, te slapen, en met de kinderen te spelen en de andere keer mocht het niet. Zij was hierin niet duidelijk tegen de verdachte. Pas in juli 2017 werd melding gedaan bij de politie van het binnendringen in de woning.
4.2.2.
Beoordeling
De feitelijke handelingen zijn door de verdachte bekend. Hij heeft bij de politie verklaard dat hij zich inderdaad ophield in de portiek van de woning van aangeefster, hij daar (en bij buren) meermaals aanbelde, de namen van aangeefster en kinderen riep op straat, en meerdere keren via de regenpijp naar het balkon is geklommen. Aangeefster verklaart dat zij sinds één jaar echt last heeft van het gedrag van de verdachte. Getuige [naam getuige] verklaart dat de verdachte al gedurende één jaar bij haar op de bel drukt. De rechtbank is daarom – net als de officier van justitie – van oordeel dat de ten laste gelegde feiten zich hebben afgespeeld in de periode van 1 juli 2016 tot 23 juli 2017.
4.2.3.
Conclusie
Bewezen is het onder 1 ten laste gelegde feit, ten aanzien van de periode van 1 juli 2016 tot en met 23 juli 2017. Dit betekent dat niet bewezen is de periode zoals ten laste is gelegd voorafgaand aan 1 juli 2016.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij in de periode van 01 juli 2016 tot en met 23 juli 2017 te Rotterdam,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [naam slachtoffer 1] , met het oogmerk die [naam slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen, te dulden door:
- zich veel
vuldig op te houden bij het portiek van de woning van die [naam slachtoffer 1] , en
- veelvuldig aan te bellen bij het belbord van de gemeenschappelijke ingang van de woning van die [naam slachtoffer 1] en aan te bellen bij de voordeur van voornoemde woning en
- meermalen via de regenpijp naar het balkon en het dak(terras) van de woning van die [naam slachtoffer 1] te klimmen en/of zich de toegang tot die woning te verschaffen en
- veelvuldig op straat, voor de woning van die [naam slachtoffer 1] , de namen van de kinderen van die [naam slachtoffer 1] te roepen en/of te schreeuwen;
2.
hij op 23 juli 2017 te Rotterdam in de woning, gelegen aan de [adres slachtoffer] , bij een ander, te weten bij
[naam slachtoffer 1]in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring
verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.Belaging;

2.Het in de woning, bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging van zijn ex-vrouw, door één jaar lang aan te bellen bij haar woning, aan te bellen bij de woningen van de buren, haar te roepen vanaf de straat als zij niet open deed, en door meerdere keren naar haar woning op de derde verdieping te klimmen via de regenpijp. Hij klom daarbij ook op het dak van de woning en bleef daar dan soms zelfs bovenop slapen. Ook heeft aangeefster de verdachte terwijl hij op dat dak lag in zichzelf horen praten over het willen vermoorden van aangeefster. De verdachte zelf heeft verklaard dat hij deze voornemens wel eens naar anderen uitspreekt en dat hij het zou willen doen als hij de zekerheid had dat hij niet in de gevangenis zou komen. Ook is de verdachte op de dag dat hij werd aangehouden, de woning van aangeefster daadwerkelijk binnengedrongen. Dit binnendringen is al vaker voorgekomen. Aangeefster ervaart het gedrag van de verdachte als een stelselmatige inbreuk op haar privéleven. Zij is – zo blijkt uit haar aangifte – lichamelijk en geestelijk helemaal op. Ze is zelfs zo angstig, dat zij inmiddels altijd een alarmknop bij zich draagt, blijkens haar schriftelijke slachtofferverklaring. De rechtbank vindt de situatie zoals omschreven een zeer intensieve, beangstigende, en langdurige vorm van belaging, waarbij het daadwerkelijk in huis binnendringen de situatie nog beangstigender maakt, en rekent dit de verdachte dan ook zwaar aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De politie heeft blijkens het bedrijfsprocessensysteem in april en juli van afgelopen jaar verward gedrag waargenomen bij de verdachte. Uit de vroeghulprapportage komt naar voren dat de verdachte ernstig gestoord en mogelijk psychotisch gedrag vertoonde. De verdachte heeft – hoewel de beide rapporteurs vermoeden dat de verdachte lijdt aan een stoornis – niet willen meewerken aan een nader psychologisch en psychiatrisch onderzoek.
Met de reclassering heeft de verdachte wel willen meewerken. De reclassering is van mening dat hulp in een gedwongen kader noodzakelijk is vanwege de hoge kans op recidive en om verder afglijden te voorkomen. De verdachte ziet volgens de reclassering niet in wat zijn gedrag teweegbrengt, en daarbij is de verdachte rigide in zijn denken. Tot op heden heeft de verdachte nooit hulp geaccepteerd, terwijl hij middelen gebruikt en problemen heeft op het gebied van wonen, werken en dagbesteding. Het plan van aanpak zoals dat op 31 augustus 2017 is opgesteld door Reclassering Nederland (te weten een meldplicht en een ambulante behandelverplichting) acht de reclassering uitvoerbaar en ook noodzakelijk, zo blijkt mede uit de verklaring ter terechtzitting van deskundige R. Feraaune, reclasseringswerker.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank heeft hierbij ook acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 13 november 2017, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, en het opgestelde plan van aanpak ondanks eerdere weigeringen van hulp toch ziet zitten, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten wordt aan de verdachte naast de gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden, ook de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 2 jaren opgelegd, inhoudende een gebiedsgebod voor [adres slachtoffer] te Rotterdam (de woning van aangeefster) en een straal van 100 meter daaromheen, en een contactverbod met aangeefster [naam slachtoffer 1] . Een contactverbod met de kinderen vindt de rechtbank – anders dan de officier van justitie – een te vergaande maatregel. Het is niet aan de rechtbank om in deze strafzaak beperkingen op te leggen in de omgang met de kinderen van de verdachte door een contactverbod met hen op te leggen. Het lijkt ook niet de intentie van aangeefster dat de verdachte hun gezamenlijke kinderen niet meer zou mogen zien. Indien de verdachte na zijn detentie zijn kinderen weer wil zien, kan hij hiertoe een verzoek om een omgangsregeling indienen bij de rechtbank. In deze procedure kan dan onderzocht worden op welke manier de verdachte zijn kinderen kan zien, zonder dat dat stalking jegens aangeefster oplevert. Indien het volgens aangeefster tegen die tijd wel mogelijk is om in dat kader contact te kunnen hebben met de verdachte, kan via de reclassering aan de officier van justitie gevraagd worden om de vrijheidsbeperkende maatregel aan te passen.
Gelet op de eerder uiteengezette ernst van de feiten, de duur van de gepleegde feiten, de psychische en lichamelijke gevolgen voor het slachtoffer, de mogelijkheid tot aanwezigheid van een stoornis bij de verdachte, evenals het hoge recidiverisico, dient er ernstig rekening mee te worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, in het bijzonder richting aangeefster. Daarom zullen de op te leggen bijzondere voorwaarden, inhoudende een meldplicht en de ambulante behandelverplichting, alsmede de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid, inhoudende het contactverbod en locatieverbod, dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] , ter zake van de ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 490,36 aan materiële schade en een vergoeding van € 3.000,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering in zijn geheel kan worden toegewezen, en de vordering dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente, en tevens de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat het materiele deel van de gevorderde schadevergoeding kan worden toegewezen. Het immateriële gedeelte dient niet-ontvankelijk te worden verklaard of in ieder geval te worden gematigd. De verdachte heeft geen inkomen, en wil terug naar Italië. Dit wordt hem onmogelijk gemaakt op het moment dat hij nog betalingsverplichtingen open heeft staan. Een (te hoge) schadevergoeding is daarom niet wenselijk.
8.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten, rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding door de verdediging niet is weersproken, zal de vordering worden toegewezen.
Ook is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 2.000,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. Nader onderzoek naar de gegrondheid van de vordering en de omvang van dit deel zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 23 juli 2017.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 2490,36, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 juli 2017 en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 57, 63, 138 en 285b van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden, en bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte,
groot 3 (drie) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd,tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de
proeftijd, die hierbij wordt gesteld op
3 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, adres Marconistraat 1, 3029 AK Rotterdam, telefoonnummer 088-8041302. De veroordeelde dient ook steeds direct door te geven waar hij gaat verblijven (contactgegevens), en dient zich zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt te blijven melden;
  • de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van GGZ Bouman of soortgelijke instelling voor zijn problematiek, gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering in overleg met de instelling verantwoord vindt, en zal zich houden aan de aanwijzingen die door of namens de directeur van die instelling worden gegeven;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van 2 jaren,inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen:
  • zich niet op te houden bij het adres [adres slachtoffer] te Rotterdam en een straal van 100 meter daaromheen, gedurende 2 jaar na heden;
  • zich te onthouden van direct of indirect contact met [naam slachtoffer 1] , gedurende 2 jaar na heden met uitzondering van het contact via een derde, indien en voor zover dit plaatsvindt in het kader van een omgangsregeling en uitsluitend voor zover dit contact noodzakelijk is voor een goed verloop van de omgang met hun kinderen;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast, en bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 1 week, met een totale duur van ten hoogste zes maanden;
beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij , te betalen een bedrag van
€ 2.490,36 (zegge: tweeduizendvierhonderdnegentig euro en zesendertig cent), bestaande uit € 490,36 aan materiële schade en € 2.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 23 juli 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 2.490,36(hoofdsom,
zegge: tweeduizendvierhonderdnegentig euro en zesendertig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 juli 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening;
beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van
€ 2.490,36 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
34 (vierendertig) dagen;
toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. V.F. Milders, voorzitter,
en mrs. A. Buizer en C.G. van de Grampel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. van Hemert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 01 juli 2015 tot en met 23 juli 2017 te Rotterdam, althans in Nederland,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [naam slachtoffer 1] , met het oogmerk die [naam slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, door:
- zich veeluldig op te houden bij het portiek van de woning van die [naam slachtoffer 1] , althans in de buurt van de woning van die [naam slachtoffer 1] en/of
- veelvuldig aan te bellen bij het belbord van de gemeenschappelijke ingang van de woning van die [naam slachtoffer 1] en/of aan te bellen bij de voordeur van voornoemde woning en/of
- meermalen, althans éénmaal, via de regenpijp naar het balkon en/of het dak(terras) van de woning van die [naam slachtoffer 1] te klimmen en/of (vervolgens) zich de toegang tot die woning te verschaffen en/of
- veelvuldig, althans meermalen, op straat, voor de woning van die [naam slachtoffer 1] , de namen van de kinderen van die [naam slachtoffer 1] te roepen en/of te schreeuwen;
art. 258b lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 23 juli 2017 te Rotterdam in de woning, het besloten lokaal en/of het erf, gelegen aan de [adres slachtoffer] , bij een ander, te weten bij [naam slachtoffer 2] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen;
art. 138 lid 1 Wetboek van Strafrecht