ECLI:NL:RBROT:2017:10827

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 november 2017
Publicatiedatum
6 maart 2018
Zaaknummer
10/711064-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot diefstal door middel van braak en schuldheling in Spijkenisse

Op 24 november 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot diefstal door middel van braak en schuldheling. De verdachte, geboren in [geboorteplaats verdachte] en ingeschreven op het adres [adres verdachte] in [woonplaats verdachte], was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd in de P.I. Rijnmond te Hoogvliet Rotterdam. De officier van justitie, mr. M. Luijpen, eiste een gevangenisstraf van vier maanden onvoorwaardelijk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met medeverdachten heeft geprobeerd in te breken in een woning in Spijkenisse op 12 augustus 2017, waarbij zij zijn aangehouden in de buurt van de woning. Een getuige heeft hen gezien en de politie gebeld, waarna de verdachte en medeverdachten zijn aangetroffen.

De rechtbank heeft voldoende bewijs gevonden voor de poging tot diefstal, maar heeft de verdachte vrijgesproken van de schuldheling met betrekking tot de ID-kaart, omdat niet kon worden vastgesteld dat deze van misdrijf afkomstig was. Wel werd de verdachte schuldig bevonden aan het voorhanden hebben van een autosleutel van een gestolen Audi, omdat hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze van misdrijf afkomstig was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de rechtbank rekening heeft gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/711064-17
Datum uitspraak: 24 november 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] , [woonplaats verdachte] , ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de P.I. Rijnmond, Hoogvliet Rotterdam,
raadsman mr. M.A. Oosterveen, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 24 november 2017.
De zaak is gelijktijdig, maar niet gevoegd, behandeld met de zaken onder parketnummers: 10/711063-17, 10/711062-17 en 10/711065-17 tegen medeverdachten: [naam medeverdachte 1] , [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 3] .

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Luijpen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden onvoorwaardelijk met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Ten aanzien van feit 1
Standpunt van de officier van justitie
De verdachte is met zijn medeverdachten in de buurt van de woning waar geprobeerd is in te breken, aangehouden. De verdachten voldeden aan de gegeven signalementen en er waren op dat moment vrijwel geen andere mensen op straat. De redenen voor hun aanwezigheid in de omgeving van de woning die de verdachte en zijn medeverdachten hebben opgegeven, zijn niet te verifiëren omdat zij geen namen willen noemen, en ongeloofwaardig zijn. Zij lijken bedoeld om de ware reden van hun aanwezigheid, een inbraak plegen, te verbloemen.
Standpunt van de verdediging
De verdachte heeft elke betrokkenheid ontkend en voor zijn betrokkenheid is ook geen bewijs voorhanden. Het dossier bevat aanwijzingen dat er andere daders op pad waren. Voor het niet noemen van namen bestaat een goede reden, niet zijnde dat verdachte de waarheid wil verbloemen. De verdediging heeft vrijspraak bepleit.
Beoordeling
Een getuige, buurtbewoner, heeft rond 00.30 uur drie, vermoedelijk Marokkaanse, jongens aan de voordeur van de [adres delict] te Spijkenisse zien morrelen. Vervolgens heeft hij de politie gebeld. Bij daaropvolgend onderzoek treft de politie bij deze woning een in het voordeurslot gedraaide torxschroef aan. Op grond hiervan stelt de rechtbank vast dat de drie jongens die de getuige aan de voordeur heeft zien morrelen, hebben getracht in te breken in de betrokken woning.
De getuige heeft een beschrijving gegeven van twee van de jongens. Eén van deze beschrijvingen, te weten Marokkaanse jongen, fors postuur en een zwart/wit trainingsjack, vermoedelijk Adidas, paste bij de verdachte [naam verdachte] . Door de getuige is bovendien verklaard dat hij de drie jongens, kort voor het arriveren van de politie, weg heeft zien lopen in de richting van de Gerard Fonkertsingel en dat één van de jongens daarna wegliep in de richting van de Elementenweg. Een ter plaatse gearriveerde politie-eenheid treft daarop verdachte [naam verdachte] en medeverdachte [naam medeverdachte 1] samen aan op de Gerard Fonkertsingel. Een andere aanrijdende politie-eenheid ziet op de Elementenweg een jongen lopen. Zij hebben hem gevolgd en uiteindelijk staande gehouden op de kruising van de Schenkelweg met het Noordeinde. Deze jongen bleek medeverdachte [naam medeverdachte 3] te zijn. Dit één en ander brengt de rechtbank tot het oordeel dat voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is dat het de verdachte en zijn medeverdachten [naam medeverdachte 3] en [naam medeverdachte 1] zijn geweest die hebben geprobeerd in te breken in de woning aan de [adres delict] te Spijkenisse.
4.2
Ten aanzien van feit 2
Beoordeling
Bij de aanhouding van verdachte zijn een ID-kaart en een Audi-autosleutel aangetroffen. De Audisleutel bleek afkomstig te zijn van een Audi met kenteken [kentekennummer] . Deze auto bleek te zijn weggenomen bij een woninginbraak in Berkel en Rodenrijs. De aangetroffen ID-kaart is door de eigenaar als vermist opgegeven.
De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van de ID-kaart (schuld-)heling niet bewezen kan worden omdat niet is gebleken dat die kaart van misdrijf afkomstig is. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken. Voor de autosleutel van de Audi ligt dat anders. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat die sleutel van misdrijf afkomstig was.
4.3
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij
op 12 augustus 2017 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, omstreeks 00.30 uur, in elk geval
gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd,
tezamen en in vereniging met anderen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen
aan de [adres delict] weg te nemen goederen en/of geld van
zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededaders
en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of
die/dat weg te nemen goederen en/of geld van zijn/hun gading onder zijn
bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking een torxschroef in de
cilinder van het slot van de voordeur van die woning heeft/hebben gedraaid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij
op 12 augustus 2017 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
een autosleutel merk Audi voorhanden
heeftgehad, terwijl hij ten tijde
van het voorhanden krijgen van dat goed redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf, namelijk door diefstal verkregen goed betrof;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
Poging tot diefstal door middel van braak, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, in vereniging gepleegd;
2.
Schuldheling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft samen met anderen geprobeerd in te breken in een woning in Spijkenisse. De verdachte heeft hierdoor schade en overlast veroorzaakt voor de bewoners en heeft daarbij kennelijk alleen gedacht aan zijn eigen financiële gewin. Met het plegen van dit feit heeft hij blijk gegeven weinig respect te hebben voor het eigendomsrecht van een ander. Daarnaast heeft de verdachte met zijn gedrag inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van die bewoners en daarmee ook hun gevoel van veiligheid aangetast. Eén en ander wordt de verdachte aangerekend.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan schuldheling. Dankzij helers is het stelen van goederen lucratief. Het criminele circuit wordt door heling in stand gehouden en de verdachte heeft hieraan bijgedragen.
7.1
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.1.1
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 3 november 2017, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.1.2
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 20 oktober 2017, waarin geadviseerd wordt het jeugdstrafrecht toe te passen. Verder wordt geadviseerd een (gedeeltelijk) voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen en het toezicht uit te laten voeren door de volwassenreclassering.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Gelet daarop acht zij de door de officier van justitie geëiste straf te hoog.
Op grond van de stukken in het dossier en de behandeling op de zitting ziet de rechtbank geen aanleiding tot het toepassen van het jeugdstrafrecht.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 45, 57, 311 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder feit 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M.G. van de Kragt, voorzitter,
en mrs. V.F. Milders en S. Riege, rechters,
in tegenwoordigheid van A. van den Bosch, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij
op of omstreeks 12 augustus 2017
te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, omstreeks 00.30 uur, in elk geval
gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen
aan de [adres delict] weg te nemen goederen en/of geld van
zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders
en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of
die/dat weg te nemen goederen en/of geld van zijn/hun gading onder zijn/haar
bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking een torxschroef in de
cilinder van het slot van de voordeur van die woning heeft/hebben gedraaid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij
op of omstreeks 12 augustus 2017
te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
(een) goed(eren), te weten een ID-kaart voorzien van nummer [ID-kaartnummer]
(afgegeven aan [naam eigenaar ID-kaart] ) en/of een autosleutel merk Audi, heeft verworven
en/of heeft voorhanden gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde
van de verwerving of het voorhanden krijgen van dat goed/die goederen wist,
althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf,
namelijk door verduistering en/of diefstal, althans door enig (ander)
misdrijf, verkregen goed(eren) betrof;