ECLI:NL:RBROT:2017:10821

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 november 2017
Publicatiedatum
5 maart 2018
Zaaknummer
10/960043-17 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis ontneming wegens opzettelijk telen van hennep

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 november 2017 een vonnis gewezen in het kader van een ontnemingsprocedure. De veroordeelde, die eerder was veroordeeld voor het opzettelijk telen van hennep, werd geconfronteerd met een vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde een hennepkwekerij heeft geëxploiteerd in Arnhem, waar hij samen met een medeverdachte hennepplanten heeft gekweekt. De ontnemingsmaatregel is gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, dat de mogelijkheid biedt om ontneming van voordeel te vorderen dat is verkregen uit strafbare feiten.

De rechtbank heeft het wederrechtelijk verkregen voordeel berekend op basis van de opbrengst van de hennepplanten en de kosten die de veroordeelde heeft gemaakt. De totale bruto-opbrengst werd vastgesteld op € 29.621,87, terwijl de totale kosten € 5.706,08 bedroegen. Dit leidde tot een netto verkregen voordeel van € 23.915,-. De rechtbank oordeelde dat de veroordeelde verplicht was dit bedrag aan de staat te betalen, waarbij de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde in overweging zijn genomen. De beslissing is gegrond op de relevante wetgeving en de rechtbank heeft de verzoeken van de raadsman om een verdeelsleutel of hoofdelijkheid te hanteren afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs was voor een grotere opbrengst door de medeverdachte.

Het vonnis is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar gemaakt. De rechtbank heeft de zaak zorgvuldig beoordeeld en de relevante feiten en omstandigheden in acht genomen bij het nemen van haar beslissing.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer: 10/960043-17
Uitspraakdatum: 16 november 2017
Tegenspraak

VONNIS (ontneming)

Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, op de vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht van de officier van justitie in de zaak tegen de veroordeelde:

[naam veroordeelde] ,

geboren op [geboortedatum veroordeelde] te [geboorteplaats veroordeelde] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres veroordeelde] , [woonplaats veroordeelde] ,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Grave,
bijgestaan door mr. G.F. Schadd, advocaat te Arnhem.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 november 2016.
VOORAFGAANDE VEROORDELING
Bij vonnis van deze rechtbank van 16 november 2017 is de veroordeelde onder andere veroordeeld wegens het na te noemen strafbare feit.
VORDERING
De vordering van de officier van justitie, mr. B.C. Niks, strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en tot het opleggen aan de veroordeelde van de verplichting tot betaling aan de staat van een geldbedrag ter ontneming van dat geschatte voordeel tot een maximum van
€ 27.453,81.
De vordering van de officier van justitie is uitsluitend gebaseerd op artikel 36e lid 1 en lid 2 van het Wetboek van Strafrecht. Zij betreft voordeel verkregen door middel van of uit de baten van het strafbare feit waarvoor de veroordeelde is veroordeeld.
STRAFBARE FEIT WAAROP DE VOORDEELSBEREKENING IS GEBASEERD
Blijkens voormeld vonnis van 16 november 2017 is de veroordeelde veroordeeld ter zake van
het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 aanhef en onder B van de
Opiumwet gegeven verbod (kort gezegd: het opzettelijk telen van hennep).
In voormeld vonnis is bewezen verklaard dat de veroordeelde tezamen en in vereniging met
een ander, een hennepkwekerij heeft geëxploiteerd aan de [adres delict] te Arnhem.
Deze kwekerij is in de periode van 1 oktober 2016 tot en met 8 februari 2017 in werking geweest.
In deze procedure wordt derhalve als vaststaand aangenomen dat dit strafbare feit door de
veroordeelde tezamen en in vereniging met een ander is begaan.
BEOORDELING EN BEREKENING WEDERRECHTELIJK VERKREGEN VOORDEEL
Op 13 maart 2017 hebben verbalisanten [naam verbalisant 1] en [naam verbalisant 2] een rapport opgesteld betreffende het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel.
Dit rapport zal hierna worden aangehaald als de ontnemingsrapportage.
Bij het rapport zijn diverse bijlagen gevoegd, ontleend aan het dossier met betrekking tot de onderliggende strafzaak tegen de veroordeelde. De rechtbank heeft bovendien de beschikking gehad over het volledige dossier van de strafzaak.
Voordeel
De ontnemingsmaatregel beoogt een veroordeelde in de vermogenspositie te brengen waarin hij verkeerde voor het plegen van het strafbare feit waaruit hij voordeel heeft gekregen. Mede gelet hierop dient bij de bepaling van het voordeel te worden uitgegaan van het voordeel dat de veroordeelde in de concrete omstandigheden van het geval daadwerkelijk heeft behaald.
De rechtbank berekent het wederrechtelijk verkregen voordeel als volgt:
Aantal oogsten
De rechtbank gaat op grond van de ontnemingsrapportage en de verklaring van de medeverdachte [naam medeverdachte] [1] , inhoudende dat de kwekerij voor de zomer van 2016 is aangelegd en er begin januari 2017 is geoogst, uit van – ten minste – twee kweekcycli met in ieder geval
één eerder gerealiseerde oogst.
Berekening bruto opbrengst
Hoewel in de kwekerij 288 hennepplanten zijn aangetroffen die geteeld werden voor de oogst, [2] zal de rechtbank bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel, indachtig de bewezenverklaring in de strafzaak, uitgaan van
282 hennepplanten.
Er stonden gemiddeld 16 planten per m2.
De opbrengst per plant is dan volgens het BOOM- rapport 27,7 gram per plant. [3]
De verkoopprijs bedraagt volgens het rapport van Functioneel Parket Afpakken
€ 4.070,- per kilogram.
Het totale gewicht van de oogst wordt op grond van het voorgaande gesteld op 282 hennepplanten x 27,7 gram = 7,8114 kilogram. Hierop zal in mindering worden gebracht de 533,3 gram hennep die bij de veroordeelde thuis is aangetroffen en volgens zijn verklaring ‘voor eigen gebruik’ was bedoeld. Daarmee resteert 7,2781 kilogram voor de verkoop. Met een kiloprijs van € 4.070, maakt dit dat de totale bruto-opbrengst uitkomt op
€ 29.621,87.
Kosten
Ook daar waar het de berekening van de kosten betreft, gaat de rechtbank in beginsel uit van de door de verbalisanten [naam verbalisant 1] en [naam verbalisant 2] , op basis van het rapport van BOOM, opgestelde rapport.
De berekening van de kosten luidt als volgt.
Met betrekking tot
afschrijvingskostenvan de investeringen overweegt de rechtbank het volgende. In het BOOM-rapport is een tabel opgenomen met investeringskosten en afschrijvingskosten die zijn gekoppeld aan een bepaald aantal planten (dossierpagina 173). De rechtbank gaat onder verwijzing naar deze tabel uit van
€ 200,- afschrijvingskosten per oogst.
Met betrekking tot de
hennepstekken en de variabele kostenoverweegt de rechtbank het volgende. De inkoopprijs van hennepstekken bedraagt volgens het rapport van Functioneel Parket Afpakken (dossierpagina 170) € 3,81 per stek. De overige variabele kosten bedragen volgens dit rapport (dossierpagina 170) € 3,88 per stek. Dat betekent dat
(282 stekken x € 3,81 =)
€ 1.074,42aan
hennepstekkenis besteed en dat er (282 planten x
€ 3,88 =)
€ 1.094,16aan
variabele kostenmoet worden gerekend.
De totale variabele kosten (inclusief hennepstekken) komen in totaal op
€ 2.168,58.
Met betrekking tot de
huisvestingoverweegt de rechtbank als volgt. Vast staat dat sprake is van één gerealiseerde oogst. Eén kweekcyclus bedraagt 10 weken (dossierpagina 169).
Vast staat voorts dat de huur voor de woning aan de [adres delict] te Arnhem € 795,00 per maand bedraagt (dossierpagina 123). Dat betekent dat (10 weken = 2,5 maand x
€ 795,00)
€ 1.987,50aan huisvesting is besteed.
De rechtbank acht geen termen aanwezig om de raadsman te volgen in zijn verzoek om 10 maanden huur en de waarborgsom als huisvestingskosten aan te merken nu op geen enkele manier aannemelijk is geworden dat de veroordeelde deze kosten heeft gemaakt.
Tot slot zullen de aan de medeverdachte [naam medeverdachte] betaalde bedragen ten behoeve van de opbouw van de kwekerij, het geven van water en het knippen van de planten van in totaal €
1.35,- [4] als kostenpost worden aangemerkt.
De totale kosten bedragen, gelet op het voorgaande,
€ 200,- + € 2.168,58 + € 1.987,50 + € 1.350 = €
5.706,08.
Totaal verkregen voordeel
Het verkregen voordeel komt daarmee in totaal uit op:

29.621,87- € 5.706,08 = (afgerond)
€ 23.915,-.
VASTSTELLING VAN HET TE BETALEN BEDRAG
Bepaald zal worden dat het gehele bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel door de veroordeelde aan de staat moet worden betaald.
De rechtbank gaat daarbij voorbij aan de verzoeken van de raadsman om het wederrechtelijk verkregen voordeel pondspondsgewijs te verdelen tussen de veroordeelde en de medeverdachte [naam medeverdachte] , subsidiair de hoofdelijkheid op te leggen. Uit de stukken in het dossier is immers niet komen vast te staan dat [naam medeverdachte] een grotere opbrengst heeft genoten dan hij heeft verklaard. Daar komt bij dat de veroordeelde geen openheid van zaken heeft willen geven over de opbrengst van de oogst en of deze met eventuele anderen is verdeeld, zodat er geen enkele aanleiding is om de door de raadsman voorgestelde verdeelsleutel te hanteren dan wel de hoofdelijkheid op te leggen.
De veroordeelde zal dus worden verplicht tot betaling aan de staat van een bedrag van
€ 23.915,-.
Bij deze beslissing zijn de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde in aanmerking genomen.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Deze beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, vast op
€ 23.915,- (zegge: drieëntwintigduizend en negenhonderdvijftien euro);
- legt aan de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de staat van
€ 23.915,-.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.M. Koevoets, voorzitter,
mr. F.W. van Lottum en mr. W.H.S. Duinkerke, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Ince, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 november 2017.

Voetnoten

1.Het proces-verbaal van politie met nummer [proces-verbaalnummer] van zaaksdossier ’03 hennepkwekerij’, dossierpagina 298.
2.De ontnemingsrapportage, dossierpagina 169.
3.De ontnemingsrapportage, dossierpagina 172.
4.Het proces-verbaal van politie met nummer [proces-verbaalnummer] van zaaksdossier ’03 hennepkwekerij’, dossierpagina 298.