In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 14 februari 2017 uitspraak gedaan in een geschil over de aanslagen zuiveringsheffing bedrijven die aan eiseres zijn opgelegd door de heffingsambtenaar van het waterschap Hollandse Delta. Eiseres, eigenaar van een onroerende zaak waarin een fitness-, wellness- en ontspanningscentrum wordt geëxploiteerd, heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslagen voor de belastingjaren 2014 en 2015. De rechtbank heeft zich in deze zaak gebogen over de vraag of de bedrijfsruimte die in gebruik is bij de huurder, [A 2], als een afzonderlijk geheel kan worden beschouwd volgens de relevante verordeningen. De rechtbank concludeert dat de ruimte die door [A 2] wordt gebruikt, naar zijn aard en inrichting inderdaad als een afzonderlijk geheel moet worden aangemerkt. Dit betekent dat de aanslagen ten onrechte aan eiseres zijn opgelegd en dat deze vernietigd moeten worden. De beroepen van eiseres worden gegrond verklaard, en de rechtbank oordeelt dat de aanslagen voor de belastingjaren 2014 en 2015 vernietigd moeten worden. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot vergoeding van het betaalde griffierecht van € 334,- aan eiseres. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.