ECLI:NL:RBROT:2017:10423

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 december 2017
Publicatiedatum
19 februari 2018
Zaaknummer
10/162581-17 / vordering TUL VV: 10/741217-15
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van een pistoolmitrailleur en hennep

Op 1 december 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van een pistoolmitrailleur en het opzettelijk aanwezig hebben van hennep. De verdachte, geboren in [geboorteland verdachte] en ten tijde van de zitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.T.C.M. Crepin. De officier van justitie, mr. T.H. Slieker, eiste een gevangenisstraf van 20 maanden, met aftrek van voorarrest, en de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf van 7 maanden jeugddetentie.

De rechtbank oordeelde dat het eerste feit, het voorhanden hebben van een pistoolmitrailleur, door de verdachte was bekend en zonder nadere motivering bewezen kon worden verklaard. Wat betreft het tweede feit, het opzettelijk aanwezig hebben van hennep, concludeerde de rechtbank dat de verdachte voldoende wetenschap had van de hennep die in de woning aanwezig was. De rechtbank achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de hennep opzettelijk aanwezig had.

De rechtbank overwoog dat de bewezen feiten strafbaar zijn en dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op van 20 maanden, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Tevens werd de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk gedeelte van een eerdere jeugddetentie gelast, nu de verdachte in de nieuwe zaak het volwassenenstrafrecht ondervond. De rechtbank benadrukte de noodzaak van een strenge reactie op het onbevoegd voorhanden hebben van vuurwapens en de handel in hennep, gezien de maatschappelijke impact van dergelijke delicten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/162581-17
Parketnummer vordering TUL VV: 10/741217-15
Datum uitspraak: 1 december 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteland verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de
Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet,
raadsman mr. J.T.C.M. Crepin, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 1 december 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. T.H. Slieker heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden, met aftrek van voorarrest;
  • tenuitvoerlegging van het nog resterende gedeelte van de door de rechtbank Rotterdam bij vonnis van 20 oktober 2015 (parketnummer 10/741217-15) voorwaardelijk opgelegde straf, te weten 7 maanden jeugddetentie en de omzetting van dit resterend voorwaardelijk strafdeel in een gevangenisstraf van gelijke duur.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering feit 1
Het onder 1 ten laste gelegde feit is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering feit 2
4.2.1.
Standpunt verdediging
Ten aanzien van feit 2 is vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Aangevoerd is dat niet vastgesteld kan worden dat de verdachte de zak met hennep opzettelijk aanwezig had, omdat hij geen beschikkingsbevoegdheid had over deze hoeveelheid hennep.
4.2.2.
Beoordeling
De verdachte verbleef al enige tijd in de woning waar de zak met ongeveer 1540 gram hennep is aangetroffen. Hij had ook een sleutel van die woning. Verdachte heeft bij de politie en op zitting verklaard dat hij ook wist dat de hennep in de woning aanwezig was. Verdachte heeft verklaard dat hij enkele weken voordat de zak met hennep door de politie werd gevonden door zijn zus was gevraagd de woning op te ruimen. Bij het opruimen trof hij de zak met hennep aan in een kast in de woonkamer. Hij heeft de zak toen opengemaakt en vervolgens weer terug gezet. Verdachte heeft ook verklaard dat hij niet wist van wie de hennep was, maar dat de hennep daar steeds is blijven staan in de tijd dat hij in de woning verbleef. Hij heeft verder niemand om uitleg gevraagd.
Gelet op deze omstandigheden is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte deze hoeveelheid hennep opzettelijk aanwezig heeft gehad.
4.2.3.
Conclusie
Ook feit 2 zal worden bewezen verklaard.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring van feit 2 redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring van feit 1 redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, omdat de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij in de periode van 29 juli 2017 tot en met 22 augustus 2017
te Rotterdam een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie II onder 2º van de Wet
wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet, geschikt om automatisch te vuren, van een pistoolmitrailleur, van het merk Arma, model
Ero, kaliber 9x19 mm en munitie in de zin van artikel 1 onder 4º, gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 24, bij het vuurwapen behorende,
kogelpatronen van het kaliber 9x19 mm, voorhanden heeft gehad;
2.
hij op 22 augustus 2017 te Rotterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1540 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit
begaan met betrekking tot een wapen van categorie II
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
2.
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet
gegeven verbod
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft in de woning van zijn zus waar hij mocht verblijven een automatisch vuurwapen met een 24-tal daarvoor geschikte kogelpatronen voorhanden gehad. Verdachte heeft verklaard dat hij het wapen vond in een doos onder het bed, dat hij het wapen in een tas heeft gedaan en op een andere plek in de woning heeft gelegd. Uiteindelijk kreeg de politie een tip over het wapen en werd het bij een huiszoeking in voornoemde woning aangetroffen. Hiermee is waarschijnlijk voorkomen dat dit automatisch vuurwapen voor het plegen van ernstige strafbare feiten is gebruikt, maar dat is niet te danken aan het handelen van verdachte. Vuurwapens, met name dit soort automatische wapens, worden meer en meer gebruikt bij het plegen van ernstige strafbare feiten en vormen daardoor een groot gevaar en een aanzienlijke bedreiging voor een veilige samenleving. Daarom moet streng worden opgetreden tegen het onbevoegd voorhanden hebben van vuurwapens met (daarbij behorende) munitie. Om die reden is het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor dit soort feiten in beginsel de enige passende reactie.
Daarnaast heeft verdachte in dezelfde woning een grote hoeveelheid van circa anderhalve kilogram hennep opzettelijk voorhanden gehad. De verspreiding van en handel in hennep gaat gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, die overlast voor de samenleving met zich brengen. Gelet op het gewicht van de aangetroffen hoeveelheid en wijze van verpakking gaat het niet om hennep voor eigen gebruik, maar voor de verdere handel. Dit laatste aspect wordt in strafverzwarende zin meegewogen. Zwaartepunt van de bestraffing ligt echter bij het automatisch vuurwapen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 17 november 2017, waaruit blijkt dat de verdachte op 20 oktober 2015 onder meer voor (medeplegen van) vuurwapenbezit is veroordeeld. De rechtbank weegt dit in het nadeel van verdachte mee bij het bepalen van de straf.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft op 30 oktober 2017 een rapport over verdachte opgemaakt. De reclassering acht het recidiverisico hoog en vindt het belangrijk dat verdachte doorgaat met het ingezette hulpverleningstraject. De reclassering adviseert het toezicht over te dragen naar de volwassenenreclassering, de bijzondere voorwaarden te wijzigen door er drie voorwaarden aan toe te voegen en de proeftijd van de voorwaardelijk opgelegde straf in de zaak met parketnummer 10.741217-15 met een jaar te verlengen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van met name het vuurwapenfeit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank rekening gehouden met straffen die in min of meer vergelijkbare zaken zijn opgelegd. Bij die zaken is 12 maanden gevangenisstraf als uitgangspunt genomen voor het voorhanden hebben van een automatisch vuurwapen met munitie. In het geval van verdachte doet zich echter een aantal strafverzwarende omstandigheden voor. Die leiden ertoe dat aan verdachte een hogere straf zal worden opgelegd. Verdachte is al eens voor een wapenfeit veroordeeld tot een gedeeltelijk onvoorwaardelijke vrijheidsstraf. Daar komt bij dat verdachte in een proeftijd liep voor dat andere (vuur)wapenfeit. Dit alles heeft er niet voor kunnen zorgen dat hij zich niet meer heeft beziggehouden met vuurwapens.
Uit het politieonderzoek blijkt bovendien dat in de telefoon van de verdachte foto’s [1] zijn aangetroffen van grote hoeveelheden papiergeld, een zak met henneptoppen op een weegschaal die 2.5 kg aangeeft, verschillende automatische en handvuurwapens en foto’s met de combinatie van geld, drugs en wapens.
Daarnaast blijkt uit app-contacten van de verdachte, zoals die door de politie in zijn mobiele telefoon zijn gevonden [2] , dat anderen kennelijk op de hoogte waren van het feit dat hij een automatisch wapen had. Verdachte blijkt met deze mensen contact te hebben gehad over de mogelijkheid om het vuurwapen (de Uzi) te lenen voor een ‘torrie’. Verder blijkt uit dit contact dat verdachte kennelijk in een milieu verkeerde waar gesproken werd over ‘koffie’ met een prijs die gezakt is naar € 1.740,- . Gelet op de mogelijke betekenis van deze straattaal, met ‘torrie’ wordt mogelijk een (woning)overval of inbraak bedoeld en met ‘koffie’ mogelijk bruine cocaïne, maakt de rechtbank zich ernstig zorgen over de manier waarop verdachte zijn leven vorm geeft. Al met al lijkt het er sterk op dat verdachte tijdens het plegen van deze nieuwe strafbare feiten nog steeds in een min of meer crimineel circuit verkeerde en dat hij de eerder, tijdens de lopende proeftijd geboden kansen om zijn leven een gunstige wending te geven, niet heeft aangegrepen. Daarom is nu –anders dan door de verdediging bepleit – de oplegging van een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de door de officier van justitie geëiste duur onontkoombaar. De door de verdediging bepleite voorwaardelijke straf is wat de rechtbank betreft een gepasseerd station. De ongetwijfeld noodzakelijke verdere begeleiding en hulp van de zijde van de reclassering kan bij de tenuitvoerlegging van de op te leggen straf eventueel nader vorm krijgen binnen de voorwaarden van een voorwaardelijke invrijheidstelling.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van 20 maanden passend en geboden.

8.Vordering tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 10/741217-15

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 20 oktober 2015 van de meervoudige kamer van deze rechtbank is de verdachte ter zake van gekwalificeerde vermogensdelicten en overtreding van de Wet wapens en munitie (vuurwapenbezit) veroordeeld voor zover van belang tot 18 maanden jeugddetentie, waarvan een gedeelte, groot 10 maanden, voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 4 november 2015.
In het uittreksel justitiële documentatie van de verdachte is vermeld dat op 12 oktober 2017 bij arrest van het Gerechtshof te Den Haag reeds is beslist tot een gedeeltelijke tenuitvoerlegging van het voorwaardelijke gedeelte, groot 3 maanden, van de bij voormeld vonnis van 20 oktober 2015 door deze rechtbank opgelegde vrijheidsstraf in de vorm van een gevangenisstraf.
8.2.
Standpunt verdediging
Bepleit is de afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging en aanpassing (zoals door de reclassering geadviseerd) van de bijzondere voorwaarden van het lopende reclasseringstoezicht.
8.3.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Hierbij heeft de rechtbank in het nadeel van de verdachte/veroordeelde in aanmerking genomen wat hiervoor al is overwogen over het strafblad van de verdachte en de ernst van de nieuwe (en ernstiger) overtreding van de Wet wapens en munitie.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van het resterende voorwaardelijk gedeelte van de bij vonnis van deze rechtbank aan de verdachte opgelegde jeugddetentie van na te noemen duur.
Omdat de verdachte inmiddels meerderjarig is en in de nieuwe zaak het volwassenenstrafrecht wordt toegepast, zal de omzetting van het resterende deel van de eerder voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie in een gevangenisstraf worden gelast.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht, artikel 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en artikel 3 en 11 van de Opiumwet.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 20 (twintig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
gelast de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk gedeelte, groot
7 maanden, van de bij vonnis van 20 oktober 2015 onder parketnummer 10/741214-15 door de meervoudige kamer van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde jeugddetentie, in die zin dat deze vrijheidsstraf wordt omgezet in een gevangenisstraf van voormelde duur.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.M. Koevoets, voorzitter,
en mrs. W.A.F. Damen en C.A. van Beuningen, rechters,
in tegenwoordigheid van J. Nederlof, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 december 2017.
De jongste rechter en griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 29 juli 2017 tot en met 22 augustus 2017
te Rotterdam
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie II onder 2º van de Wet
wapens en munitie, te weten
een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet, geschikt om
automatisch te vuren, van een pistoolmitrailleur, van het merk Arma, model
Ero, kaliber 9x19 mm en/of
munitie in de zin van artikel 1 onder 4º, gelet op artikel 2 lid 2 categorie III
van de Wet wapens en munitie, te weten 24, bij het vuurwapen behorende,
kogelpatronen van het kaliber 9x19 mm,
voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )
2.
hij op of omstreeks 22 augustus 2017 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
aanwezig heeft gehad ongeveer 1540 gram, in elk geval een hoeveelheid van
meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 11 lid 2 Opiumwet, art 3 ahf/ond C Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1
Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Het proces-verbaal van politie nummer [proces-verbaalnummer 1] , en [proces-verbaalnummer 2] , p. 98 en p. 124.
2.Het proces-verbaal van politie nummer [proces-verbaalnummer 3] , p. 108.