ECLI:NL:RBROT:2017:10422

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 december 2017
Publicatiedatum
19 februari 2018
Zaaknummer
10/216750-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorhanden hebben van een gevonden pistoolmitrailleur

Op 1 december 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die ten laste was gelegd dat hij in de periode van 24 juli 2017 tot en met 22 augustus 2017 te Rotterdam een pistoolmitrailleur en bijbehorende munitie voorhanden heeft gehad. De verdachte, geboren in [geboorteland verdachte] op [geboortedatum verdachte], was ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Dordrecht. De officier van justitie, mr. T.H. Slieker, eiste een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd in een reclasseringsrapport van 27 november 2017.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft bekend en heeft dit zonder nadere motivering bewezen verklaard. De rechtbank oordeelde dat het handelen van de verdachte, die het wapen op straat had gevonden maar niet de politie had gewaarschuwd, een groot gevaar voor de samenleving vormde. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en opname in een instelling voor begeleid wonen.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het advies van de reclassering. De verdachte is als 'first offender' aangemerkt en de rechtbank heeft besloten om de bijzondere voorwaarden te verbinden aan de voorwaardelijke straf om de kans op herhaling te verkleinen. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is ondertekend door de rechters en de griffier.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/216750-17
Datum uitspraak: 1 december 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteland verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de
Penitentiaire Inrichting Dordrecht,
raadsman mr. T.F.B. Veerman, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 1 december 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. T.H. Slieker heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden conform het reclasseringsrapport van 27 november 2017.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde feit is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, omdat de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan op die wijze dat:
hij in de periode van 24 juli 2017 tot en met 22 augustus 2017
te Rotterdam een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie II onder 2º van de Wet
wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet, geschikt om automatisch te vuren, van een pistoolmitrailleur, van het merk Arma, model
Ero, kaliber 9x19 mm en munitie in de zin van artikel 1 onder 4º, gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 24, bij het vuurwapen behorende,
kogelpatronen van het kaliber 9x19 mm, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit
begaan met betrekking tot een wapen van categorie II
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit feiten uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte zegt dat hij het automatisch vuurwapen met (daarbij behorende) 24 kogelpatronen op straat heeft gevonden. Hij heeft vervolgens echter niet de politie gewaarschuwd, maar het wapen meegenomen en het in de woning van de zus van medeverdachte onder een bed gelegd. Uiteindelijk kreeg de politie een tip over het wapen en werd het bij een huiszoeking in deze woning aangetroffen. Hiermee is waarschijnlijk voorkomen dat dit automatisch vuurwapen voor het plegen van ernstige strafbare feiten is gebruikt, maar dat is niet te danken aan het handelen van verdachte. Vuurwapens, met name dit soort automatische wapens, worden meer en meer gebruikt bij het plegen van ernstige strafbare feiten en vormen daardoor een groot gevaar en een aanzienlijke bedreiging voor een veilige samenleving. Daarom moet streng worden opgetreden tegen het onbevoegd voorhanden hebben van vuurwapens met (daarbij behorende) munitie. Om die reden is het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor dit soort feiten de enige passende reactie.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 17 november 2017, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten en als “first offender” aangemerkt dient te worden. Dit zal de rechtbank dan ook niet in zijn nadeel meewegen.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 27 november 2017. De reclassering geeft aan dat verdachte van plan is zijn leven een goede richting te geven, maar dat dit hem niet zelfstandig lukt. Verdachte komt over als een beïnvloedbare jongeman en de kans op herhaling van strafbare feiten wordt dan ook aanwezig geacht. De reclassering kreeg de indruk dat verdachte aan de hand dient te worden genomen om zijn leven structuur en invulling te gaan geven. De reclassering adviseert een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daaraan verbonden de volgende bijzondere voorwaarden:
- verplicht reclasseringstoezicht met een meldplicht;
- opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijk opvang;
- andere voorwaarden die het gedrag van verdachte betreffen en die een inspanningsverplichting inhouden dat hij zijn medewerking zal verlenen aan een hernieuwde intelligentietest en, indien nodig, een persoonlijkheidsonderzoek ten behoeve van de beoordeling en/of afgifte van een woonindicatie. Verder wordt verdachte verplicht – kort gezegd – mee te werken aan een zinvolle dagbesteding.
De rechtbank kan zich vinden in de conclusies van dit rapport en neemt het advies daarom over.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf is de rechtbank in beginsel uitgegaan van straffen die in min of meer vergelijkbare zaken zijn opgelegd. In de onderhavige geval zaak komt de rechtbank voor een geladen automatisch vuurwapen van categorie II uit op een (in beginsel) onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.
De raadsman heeft verzocht om het onvoorwaardelijk deel van de op te leggen gevangenisstraf niet langer te laten zijn dan de duur van het voorarrest, met een lager dan gevorderd voorwaardelijk strafdeel en verplicht reclasseringstoezicht.
De raadsman heeft voorgesteld om aan de verdachte een lagere en geheel voorwaardelijke vrijheidsstraf op te leggen eventueel in combinatie een taakstraf.
Een onvoorwaardelijk strafdeel dat zich qua duur beperkt tot de duur van het voorarrest doet naar het oordeel van de rechtbank geen recht aan de ernst van het door verdachte begane feit. Daar staat tegenover dat de rechtbank het advies van de reclassering overneemt. Daarom zal 6 maanden van de vrijheidsstraf voorwaardelijk worden opgelegd. Aan dat voorwaardelijke strafdeel zullen de door de reclassering geadviseerde voorwaarden worden verbonden. De rechtbank verwacht dat verdachte zijn best zal doen om – met de nodige hulp – zijn leven een positievere invulling te geven.
Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe om er voor te zorgen dat de verdachte in de toekomst niet opnieuw strafbare feiten zal plegen.
Het is aan de verdachte om de komende nog in detentie door te brengen periode (bijna twee maanden) als overbruggingsperiode te gebruiken om in samenspraak met de reclassering de nodige voorbereidingen te treffen en om na de detentie aan de slag te gaan met de uitvoering van de bijzondere voorwaarden.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, met name aan de nadere aanwijzingen en afspraken die verband houden met de
bijzondere voorwaarde(n) en hij zal zich hiertoe binnen de proeftijd melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling dat noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal, indien gedurende de proeftijd geïndiceerd, gedurende zijn proeftijd bij een (24-uurs) woonvoorziening verblijven, zulks ter beoordeling van de reclassering, en zich zal houden aan het (dag-)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
3. de veroordeelde zal zijn medewerking verlenen aan een hernieuwde intelligentietest en, indien nodig, een persoonlijkheidsonderzoek ten behoeve van de beoordeling en/of afgifte van een woonindicatie; hieraan is de verplichting verbonden, zolang er geen woonvoorziening en/of dagbesteding van kracht is, een opleiding, betaalde baan of een andere, door de toezichthouder goedgekeurde, vorm van dagbesteding te verkrijgen en/of te behouden, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.M. Koevoets, voorzitter,
en mrs. W.A.F. Damen en C.A. van Beuningen, rechters,
in tegenwoordigheid van J. Nederlof, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 december 2017.
De jongste rechter en griffier zijn buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 24 juli 2017 tot en met 22 augustus 2017
te Rotterdam
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie II onder 2º van de Wet
wapens en munitie, te weten
een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet, geschikt om
automatisch te vuren, van een pistoolmitrailleur, van het merk Arma, model
Ero, kaliber 9x19 mm en/of
munitie in de zin van artikel 1 onder 4º, gelet op artikel 2 lid 2 categorie III
van de Wet wapens en munitie, te weten 24, bij het vuurwapen behorende,
kogelpatronen van het kaliber 9x19 mm,
voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )