ECLI:NL:RBROT:2017:10420

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 december 2017
Publicatiedatum
19 februari 2018
Zaaknummer
10/811167-15
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal in vereniging van een mobiele telefoon en diefstal in vereniging met valse sleutels

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 7 december 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van diefstal in vereniging van een mobiele telefoon en diefstal met valse sleutels. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. T.S. Kessel, werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder het pinnen met een gestolen pas. De rechtbank heeft op basis van het onderzoek op de terechtzitting van 23 november 2017 en de tenlastelegging geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor de meeste feiten, waardoor de verdachte voor deze feiten werd vrijgesproken. Echter, voor feit 6, de diefstal van een mobiele telefoon, en feit 7, het pinnen met een gestolen pas, werd de verdachte wel schuldig bevonden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met een ander de mobiele telefoon had gestolen en dat hij met medeverdachten grote geldbedragen had gepind met een gestolen pinpas. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 120 uur. De rechtbank heeft ook de voorwaarden voor reclasseringstoezicht opgelegd en de verdachte moet zich houden aan de aanwijzingen van de reclassering. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat de verdachte voor het ten laste gelegde feit geen straf of maatregel opgelegd kreeg.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/811167-15
Datum uitspraak: 7 december 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
verblijvende [adres verdachte] , [woonplaats verdachte]
raadsman mr. T.S. Kessel, advocaat te Dordrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 23 november 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C.J. Kroon heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 primair, 7 en 10 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van voorarrest;
  • verbeurdverklaring van het met betrekking tot feit 10 in beslag genomen geldbedrag;
  • toewijzing van de door benadeelde partij inzake feit 1 gevorderde materiële schade ad
  • opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte bij einduitspraak.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak
4.1.1.
feiten 1 tot en met 5
Niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat de verdachte in de ten laste gelegde periode de actieve gebruiker was van de bankrekening waarop borgsommen door aangevers werden overgemaakt en dat vermeld stond in een tweetal huurcontracten. Evenmin kan worden vastgesteld dat de verdachte betrokken is geweest bij enig (telefonisch) contact met de gedupeerden. Daarbij staat voor een bewezenverklaring van de feiten de verklaring van de getuige [naam getuige] centraal. Deze getuigenverklaring roept echter zoveel vragen op, met name gelet op tegenstrijdigheden bij cruciale onderdelen, dat deze niet bruikbaar is voor het bewijs van de betreffende feiten. Verder wettig en overtuigend bewijs ontbreekt, zodat de directe betrokkenheid van de verdachte bij de feiten 1 tot en met 5 niet kan worden vastgesteld.
4.1.2.
feit 10
Niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat de verdachte wetenschap heeft gehad van de door de politie in de bagageruimte van de auto aangetroffen drugs.
4.1.3.
Conclusie
Nu de rechtbank tot het oordeel komt dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een sluitende bewezenverklaring te komen voor de feiten onder 1, 2, 3, 4, 5 en 10, dient de verdachte van die feiten te worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering
4.2.1.
Standpunt verdediging met betrekking tot feit 6
Aangevoerd is dat de verdachte moet worden vrijgesproken van al het onder 6 ten laste gelegde.
4.2.2.
Beoordeling feit 6 (zaak [naam zaak 1] )
De verdachte heeft ontkend dat hij zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan diefstal van een mobiele telefoon. Voor dit feit is echter voldoende wettig bewijs aanwezig en de rechtbank acht dit bewijs ook overtuigend. De verdachte heeft wel erkend dat hij samen met de medeverdachte [naam medeverdachte 1] naar de winkel van [naam slachtoffer 1] is gegaan en dat hij zich zelf, evenals de medeverdachte, herkent op camerabeelden gemaakt in de winkel. Op de bewuste beelden is waar te nemen dat de beide verdachten zich bevinden bij tentoongestelde mobiele telefoons en dat zij in richting van de kassa staan te kijken. In de hand van de medeverdachte licht een telefoonscherm op. Voorts is te zien dat de verdachte direct naast de medeverdachte met zijn rug richting kassa is gaan staan waardoor niet meer mogelijk was te zien wat zij aan het doen waren en dat zij vervolgens de winkel verlaten. Door de aangever is even later geconstateerd dat de achterkant van een mobiele telefoon nog wel aan de diefstalbeveiliging zat, maar dat de rest van de telefoon gestolen was.
4.2.3.
Conclusie met betrekking tot feit 6
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte de primair ten laste gelegde winkeldiefstal samen en in vereniging met een ander heeft gepleegd. Op basis van hetgeen op de camerabeelden is waar te nemen dat er reeds naar uiterlijke verschijningsvorm sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten bij de diefstal van een mobiele telefoon, waarbij hun beider rol als uitwisselbaar moet worden aangemerkt.
4.2.4.
Standpunt verdediging met betrekking tot feit 7 (zaak 812019-17)
De verdachte heeft bekend aanwezig te zijn geweest bij de opnames uit de geldautomaten en betaalautomaten en heeft bekend zelf ook geld te hebben opgenomen. Hij stelt echter dat hij zich pas achteraf realiseerde dat de pinpas waarmee die opnames werden gedaan was gestolen. De raadsman heeft in dit kader aangevoerd dat daarom het oogmerk op wederrechtelijke toe-eigening bij de verdachte ontbrak op het moment dat het feit gepleegd werd. Bovendien leidt de verdachte een minder conventioneel leven en is het voor hem dus normaler om met andermans pinpas grote geldbedragen te pinnen.
4.2.5.
Beoordeling feit 7
Vaststaat dat de verdachte midden in de nacht, namelijk om 3:15 uur, met een pinpas die niet aan hem toebehoorde, op verzoek van een van de medeverdachten, [naam medeverdachte 2] , een bedrag van € 1.250 heeft gepind. Daarnaast staat vast dat hij de hele dag erna met de twee medeverdachten stelselmatig grote geldbedragen heeft opgenomen met diezelfde pinpas, met als gevolg dat zij binnen een tijdsbestek van 24 uur een geldbedrag van in totaal € 15.766,29 hebben opgenomen. Naar eigen zeggen hebben zij dit geld gezamenlijk ‘verbrast’ met gokken in gokhallen op diverse plekken in Nederland.
4.2.6.
Conclusie met betrekking tot feit 7
Bovengenoemde feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang beziend, is de rechtbank van oordeel dat het oogmerk op wederrechtelijke toe-eigening van de geldbedragen bij de verdachte aanwezig was ten tijde van het plegen van het feit. Reeds op het moment dat hij midden in de nacht werd verzocht om met een pinpas van een ander een bedrag van € 1.250 te pinnen, moeten er bij hem vragen zijn gerezen over de herkomst van dat geld, temeer daar hij heeft verklaard dat hij wist dat [naam medeverdachte 2] zijn geld niet op een legale wijze verdiende. Daar komt bij dat de verdachte ook niet kon verklaren waarom hij op dat moment dit geldbedrag voor [naam medeverdachte 2] moest pinnen en evenmin kon uitleggen waarom hij de dag erna samen met zijn mededaders een geldbedrag van in totaal € 15.766,29 mocht vergokken. Bij gebrek aan enige uitleg hieromtrent, kan de rechtbank niet anders dan concluderen dat de verdachte willens en wetens de geldbedragen heeft ontvreemd en ook het oogmerk heeft gehad op het wederrechtelijke karakter daarvan.
Dat de verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte een minder conventioneel leven leidt, kan hem in dit opzicht ook niet baten. Dit gegeven zou hem juist eerder alert moeten maken op de mogelijkheid dat de pinpas op illegale wijze is verkregen.
4.2.6
Conclusie met betrekking tot feit 7
Het gegeven dat de verdachte heeft bekend de gehele dag met de twee medeverdachten te zijn geweest en uit zijn verklaring en de camerabeelden van de pinlocaties blijkt dat zij om beurten geld pinden van de pinpas, maakt daarnaast dat de verdachte kan worden aangemerkt als medepleger van het ten laste gelegde feit, ook ten aanzien van de pinopnames die hij niet zelf heeft gedaan, en waarvan hij de opbrengst in een aaneengesloten periode van nog geen 24 uur samen met anderen erdoorheen heeft gejaagd.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 6 primair en 7 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
6 primair.
(Zaak [naam zaak 1] )
hij op 18 december 2013 te Lisse tezamen en in vereniging met een ander
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een mobiele telefoon (Samsung Galaxy Core), toebehorende aan [naam slachtoffer 1] ;
7.
(10/812019-17)
hij in de periode van 31 december 2013 tot en met 2 januari 2014
te Amsterdam en/of 's-Gravenhage en/of Rotterdam en/of
Schiedam, en/of Breda en/of Gilzerijen, althans in Nederland,
meermalen, (telkens) tezamen en in vereniging met anderen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een
geldautomaat/betaalautomaat heeft weggenomen één geldbedrag (in totaal 15.766,29 euro ), toebehorende aan [naam slachtoffer 2] , waarbij verdachte
en/of zijn mededaders zich de weg te nemen goederen onder zijn/hun
bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door
met een pinpas, tot het gebruik waarvan hij, verdachte en zijn mededaders
niet gerechtigd waren, telkens geldbedragen te pinnen van een (bank)rekening van voornoemde [naam slachtoffer 2] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
6.
(zaak [naam zaak 1] ) primair

diefstal door twee of meer verenigde personen.

7.
(10/812019-17)

diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan diefstal van geldbedragen door onrechtmatig te pinnen met de pinpas van een 83-jarige vrouw. Hierbij is in de tijdspanne van één dag een bedrag van € 15.766,29 aan spaargeld door hen buitgemaakt en verbrast. De verdachte heeft door op onrechtmatige wijze geld te pinnen niet alleen aan het slachtoffer veel financiële schade toegebracht, maar hij heeft daarmee ook het vertrouwen ondermijnd dat moet kunnen worden gesteld in het veilige gebruik van het (financiële) internetverkeer.
Bij dit alles valt op dat de daders op zeer laakbare wijze bezig zijn geweest om in zo kort mogelijke tijd zo veel mogelijk geld buit te maken met als enige doel om het geld te vergokken. Dit gedrag is volstrekt niet te tolereren.
Kort daarvoor heeft de verdachte zich samen met een ander ook al schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal waarbij op slinkse wijze een mobiele telefoon werd gestolen.
Ook winkeldiefstallen zijn ergerlijke feiten, die naast schade vaak veel hinder veroorzaken voor gedupeerden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 november 2017, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Het Leger des Heils, afdeling reclassering, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 10 maart 2016. Geadviseerd wordt om de verdachte geen onvoorwaardelijke vrijheidsstraf op te leggen. De rechtbank heeft kennis genomen van dit rapport.
Het Leger des Heils, afdeling reclassering, heeft tevens een voortgangsverslag in het kader van het reclasseringstoezicht tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte opgemaakt, gedateerd 8 november 2017.
Hieruit blijkt dat de verdachte tot nu toe alle meldplichten nakomt. Gerapporteerd wordt dat de verdachte zijn leven de laatste jaren lijkt te hebben gebeterd en zich heeft ingezet om voor zijn gezin te zorgen, zonder strafbare feiten te plegen.
De rechtbank heeft acht geslagen op de inhoud van dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van met name het bewezenverklaarde feit onder 7 kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank ziet echter af van het opleggen van een onvoorwaardelijk strafdeel langer dan de duur van het voorarrest, mede omdat hij zijn leven de laatste jaren lijkt te hebben gebeterd en hij een belangrijke zorgtaak vervult binnen zijn gezin.
De ernst van de feiten geven echter wel aanleiding voor de oplegging van een taakstraf samen met een voorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank ziet daarbij noodzaak om het al aangevangen reclasseringstoezicht voort te zetten. Het voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8. In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft met betrekking tot het onder 10 ten laste gelegde feit gevorderd het in beslag genomen geldbedrag ad. € 3.935,00 verbeurd te verklaren.
8.2.
Beoordeling
Omdat de verdachte van het onder 10 ten laste gelegde feit wordt vrijgesproken zal een last worden gegeven tot teruggave daarvan aan de verdachte.

9.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam benadeelde] , ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 180,23 aan materiële schade en een vergoeding van € 50,00 aan immateriële schade.
Door de verdediging is vrijspraak van dit feit bepleit, zodat daaruit volgt dat de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaard dient te worden in de vordering.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu aan de verdachte ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen toepassing heeft gevonden.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3, 4, 5 en 10 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 6 primair en 7 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 2 (twee) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt daarbij als algemene voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal gedurende de proeftijd zijn medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarde:
- de veroordeelde dient zich te houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde, en hij dient zich daartoe te melden bij het Leger des Heils, afdeling reclassering, zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
60 dagen;
gelast de teruggave aan de verdachte van het geldbedrag ad. € 3.935,00, zoals vermeld op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen;
heft op de twee bevelen tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissingen zijn geschorst;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering;
de kosten van de benadeelde partij [naam benadeelde] en de verdachte worden op nihil vastgesteld.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. F.W. van Lottum, voorzitter,
en mrs. A.J.P. van Essen en J.C. Tijink, rechters,
in tegenwoordigheid van J. Nederlof, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 december 2017.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
(zaak [naam zaak 2] )
hij op of omstreeks 22 april 2014 te Rotterdam, althans in Nederland
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door
listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[naam slachtoffer 3] heeft bewogen tot de afgifte van (een) geld(bedrag), (in totaal
ongeveer 179,- euro), in elk geval enig goed, hebbende verdachte met
vorenomschreven oogmerk -zakelijk weergegeven- valselijk en/of listiglijk
en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
- voornoemde [naam slachtoffer 3] verteld dat hij, verdachte, een handelszaak heeft genaamd
" [naam handelszaak] " en/of dat hij, verdachte een mobiele telefoon aan die
[naam slachtoffer 3] kon afleveren en/of (waardoor) (vervolgens)
- voornoemde [naam slachtoffer 3] een mobiele telefoon bij hem, verdachte, heeft besteld
en/of (vervolgens)
- met voornoemde [naam slachtoffer 3] afgesproken dat hij, [naam slachtoffer 3] (in totaal ongeveer)
179,- euro voor een mobiele telefoon en/of verzendkosten aan hem, verdachte,
moest betalen, waarna hij, verdachte, de mobiele telefoon naar die [naam slachtoffer 3]
zou opsturen en/of (vervolgens)
- voornoemde [naam slachtoffer 3] 179,- euro, althans een geldbedrag, aan hem verdachte
heeft overgemaakt,
waardoor voornoemde [naam slachtoffer 3] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
(zaak [naam zaak 3] )
hij op of omstreeks 02 februari 2015 te Schiedam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of
door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van
verdichtsels, [naam slachtoffer 4] en/of [naam slachtoffer 5] heeft bewogen tot de
afgifte van (een) geld(bedrag), te weten (in totaal ongeveer 1560,- euro), in
elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met
vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk
en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
- een advertentie op de internetsite Marktplaats.nl, althans op internet,
geplaatst, waarin hij, verdachte en/of zijn mededader(s), zich heeft/hebben
voorgedaan als de (rechtmatige) eigenaar(s) en/of verhuurder(s) van een
woning (gelegen aan de [adres 1] te Schiedam) en deze woning te huur
aangeboden, en/of (waardoor) (vervolgens) die [naam slachtoffer 4] en/of [naam slachtoffer 5]
contact heeft/hebben opgenomen met verdachte en/of zijn mededader(s)
en/of (vervolgens)
- voornoemde [naam slachtoffer 4] en/of [naam slachtoffer 5] voor bezichtiging in voornoemde
woning rondgeleid en/of (vervolgens)
- voornoemde [naam slachtoffer 4] en/of [naam slachtoffer 5] een (tijdelijk) huurcontract met
betrekking tot voornoemde woning laten ondertekenen, en/of (vervolgens)
- met voornoemde [naam slachtoffer 4] en/of [naam slachtoffer 5] afgesproken dat zij
(in totaal ongeveer) 1560,- euro aan borgsom en/of huur en/of contractkosten
aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s), moesten betalen waarna hij,
verdachte en/of zijn mededader(s), de (huis)sleutels van voornoemde woning
aan die [naam slachtoffer 4] en/of [naam slachtoffer 5] zou(den) overhandigen,
waarbij hij, verdachte en/of zijn mededader(s), zich (telkens) heeft/hebben
voorgedaan en/of zich bediende van (een) andere (valse) na(a)m(en) (te weten:
[valse naam 1 verdachte ] en/of [valse naam medeverdachte] ),
waardoor voornoemde [naam slachtoffer 4] en/of [naam slachtoffer 5] werd(en) bewogen tot
bovenomschreven afgifte;
(Artikel 326 juncto 47 Wetboek van Strafrecht)
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
(zaak [naam zaak 3] )
hij in of omstreeks de periode van 02 februari 2015 tot en met 03 februari
2015 te Schiedam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of
door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van
verdichtsels, [naam slachtoffer 6] en [naam slachtoffer 7] heeft bewogen tot de afgifte van
(een) geld(bedrag)(en) (in totaal ongeveer 2040,- euro), in elk geval van enig
goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk -
zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in
strijd met de waarheid:
- een advertentie op de internetsite Marktplaats.nl, althans op internet
geplaatst, waarin hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) zich heeft/hebben
voorgedaan als de (rechtmatige) eigenaar(s) en/of verhuurder(s) van een
woning (gelegen aan de [adres 1] te Schiedam) en deze woning te huur
aangeboden, en/of (waardoor) (vervolgens) die [naam slachtoffer 6] en/of [naam slachtoffer 7]
contact heeft opgenomen met verdachte en/of zijn mededader(s) en/of
(vervolgens)
- voornoemde [naam slachtoffer 6] en [naam slachtoffer 7] voor bezichtiging in voornoemde woning
rondgeleid en/of (vervolgens)
- met voornoemde [naam slachtoffer 6] en [naam slachtoffer 7] afgesproken dat zij
(in totaal ongeveer) 2040,= euro aan borgsom en/of huur en/of contractkosten
aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s), moesten betalen waarna hij,
verdachte en/of zijn mededader(s), de (huis)sleutels van voornoemde woning
aan die [naam slachtoffer 6] en [naam slachtoffer 7] zou(den) overhandigen,
waardoor voornoemde [naam slachtoffer 6] en [naam slachtoffer 7] werd(en) bewogen tot
bovenomschreven afgifte;
(Artikel 326 Wetboek van Strafrecht)
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
(zaak [naam zaak 4] )
hij op of omstreeks 23 februari 2015
te Rozenburg, gemeente Rotterdam, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of
door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[naam slachtoffer 8] heeft bewogen tot de afgifte van (een) geld(bedrag) (in totaal
ongeveer 700 euro), in elk geval enig goed, hebbende verdachte en/of zijn
mededader(s) met vorenomschreven oogmerk -zakelijk weergegeven- valselijk
en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
- een advertentie op de internetsite Marktplaats.nl, althans op internet
geplaatst, waarin hij, verdachte en/of zijn mededader(s), zich heeft/hebben
voorgedaan als de (rechtmatige) eigenaar(s) en/of verhuurder(s) van een
woning (gelegen te Schiedam) en deze woning te huur aangeboden,
en/of (waardoor) (vervolgens) die [naam slachtoffer 8] contact heeft opgenomen met
verdachte en/of zijn mededader(s) en/of (vervolgens)
- voornoemde [naam slachtoffer 8] verteld dat de te verhuren woning niet in Schiedam, maar
in Rozenburg aan de [adres 2] is gelegen en/of
- voornoemde [naam slachtoffer 8] voor bezichtiging in voornoemde woning rondgeleid
en/of (vervolgens)
- met voornoemde [naam slachtoffer 8] afgesproken dat zij (in totaal ongeveer) 700 euro
aan borgsom en/of te verrichten klusjes aan hem, verdachte en/of zijn
mededader(s), moest betalen waarna hij, verdachte, en/of zijn
mededader(s), (vervolgens) de (huis)sleutels aan die [naam slachtoffer 8] heeft/hebben
overhandigd,
waarbij hij, verdachte en/of zijn mededader(s), zich (telkens) heeft/hebben
voorgedaan en/of zich bediende van (een) andere (valse) na(a)m(en) (te weten:
[valse naam 2 verdachte ] ),
waardoor voornoemde [naam slachtoffer 8] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
(Artikel 326 juncto 47 Wetboek van Strafrecht)
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht
5.
(zaak [naam zaak 5] )
hij op 13 maart 2015 te Rotterdam, althans Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door
een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels
[naam slachtoffer 9] en/of [naam slachtoffer 10] heeft bewogen tot de afgifte van (een)
geld(bedrag)(in totaal ongeveer 1800,- euro), in elk geval enig goed,
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk -
zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in
strijd met de waarheid:
- een advertentie op de internetsite Marktplaats.nl, althans op internet
geplaatst, waarin hij, verdachte en/of zijn mededader(s), zich heeft/hebben
voorgedaan als de (rechtmatige) eigenaar(s) en/of verhuurder(s) van een
woning (gelegen te Breda) en deze woning te huur aangeboden, en/of
(waardoor) (vervolgens) die [naam slachtoffer 9] contact heeft opgenomen met verdachte
en/of zijn mededader(s) en/of (vervolgens)
- voornoemde [naam slachtoffer 9] verteld dat hij ook een woning te huur had gelegen aan de
[adres 3] te Oosterhout, althans een woning en/of
(vervolgens)
- voornoemde [naam slachtoffer 9] zelf een huurovereenkomst op te laten maken/stellen voor
die woning en/of (vervolgens)
- met voornoemde [naam slachtoffer 9] afgesproken dat zij (in totaal ongeveer) 1800,- euro
aan borgsom en/of huur aan hem, verdachte en/of mededader(s), moest betalen
waarna hij, verdachte en/of zijn mededader(s), de (huis)sleutels van
voornoemde woning aan die [naam slachtoffer 9] zou(den) overhandigen en/of
waarbij hij, verdachte en/of zijn mededader(s), zich (telkens) heeft/hebben
voorgedaan en/of zich bediende van (een) andere (valse) na(a)m(en) (te weten:
[valse naam 3 verdachte ] ),
waardoor voornoemde [naam slachtoffer 9] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
(Artikel 326 juncto 47 Wetboek van Strafrecht)
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht
6 primair.
(Zaak [naam zaak 1] )
hij op of omstreeks 18 december 2013 te Lisse
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een mobiele telefoon (Samsung Galaxy Core), in elk geval enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s);
(Artikel 311 Wetboek van Strafrecht)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[naam medeverdachte 1] op of omstreeks 18 december 2013 te Lisse
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een mobiele telefoon (Samsung Galaxy Core), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan die [naam medeverdachte 1] en/of aan verdachte,
bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam is
geweest door op de uitkijk te staan;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
7.
(10/812019-17)
hij in of omstreeks de periode van 31 december 2013 tot en met 2 januari 2014
te Amsterdam en/of Noordwijk en/of 's-Gravenhage en/of Rotterdam en/of
Schiedam, en/of Breda en/of Gilzerijen, althans in Nederland,
meermalen, althans éénmaal (telkens)
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit één of meerdere
geldautoma(a)t(en)/betaalautoma(a)t(en) heeft/hebben weggenomen één of
meerdere geldbedrag(en) (in totaal 15.766,29 euro of daaromtent), in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 2] , in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte
en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs
heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun
bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door
met een pinpas, tot het gebruik waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
niet gerechtigd was/waren, meermalen, althans éénmaal (telkens) één of
meerdere geldbedrag(en) te pinnen van een (bank)rekening van voornoemde [naam slachtoffer 2]
;
(Artikel 311 Wetboek van Strafrecht) (parketnummer 10/812019-17)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
10.
(Zaak [naam zaak 6] )
hij op of omstreeks 25 april 2017 te gemeente Beek, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in
elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 652 gram heroïne, in elk
geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(Artikel 2/B/C juncto 10 Opiumwet) (Parketnummer 10/812073-17)
art 2 ahf/ond B Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 4 Opiumwet