ECLI:NL:RBROT:2017:10414

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 september 2017
Publicatiedatum
15 februari 2018
Zaaknummer
10/691084-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in cocaïne vervoeren zaak

In de zaak tegen de verdachte, die op 12 september 2017 voor de rechtbank Rotterdam stond, werd de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde feit van opzettelijk vervoeren van cocaïne. De verdachte, bijgestaan door advocaat mr. P.J. Silvis, werd beschuldigd van het opzettelijk vervoeren van ruim een kilogram cocaïne, aangetroffen in de auto die hij bestuurde. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van de cocaïne in zijn voertuig. De auto was pas drie weken voor de aanhouding op zijn naam gezet en er waren geen aanwijzingen dat hij wist van de drugs. De rechtbank concludeerde dat het enkele feit dat de auto op zijn naam stond niet voldoende was om hem schuldig te verklaren. De verdachte werd daarom vrijgesproken van het ten laste gelegde feit.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/691084-17
Uitspraakdatum: 12 september 217
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
bijgestaan door mr. P.J. Silvis, advocaat te Schiedam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 29 augustus 2017.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding.
De tekst van de tenlastelegging is als
bijlage Iaan dit vonnis gehecht.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
Het ten laste gelegde opzettelijk vervoeren van ruim een kilogram cocaïne kan worden bewezenverklaard. De aanwezigheid van de een flinke hoeveelheid cocaïne in de auto die de verdachte bestuurde kan hem, als frequente gebruiker en tenaamgestelde van het voertuig, niet zijn ontgaan. Dit geldt temeer omdat bij zijn aanhouding een hoeveelheid wit poeder is aangetroffen op het matje achter de bijrijdersstoel.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, met een proeftijd van twee jaren, met daaraan gekoppeld de door Reclassering Nederland geadviseerde bijzondere voorwaarden.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak bepleit. Er is geen bewijs voorhanden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk vervoeren dan wel het opzettelijk voorhanden hebben van cocaïne. Verdachte had de auto pas drie weken voor het aantreffen van de drugs op verzoek van derden op zijn naam laten zetten. Deze derden maakten regelmatig zelf gebruik van de auto. Verdachte wist niet dat er cocaïne zat in de verborgen ruimte van zijn auto en hij kan daarom niet verantwoordelijk worden gehouden voor deze drugs.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak
Hetgeen verdachte is ten laste gelegd is niet wettig en overtuigend bewezen en hij moet daarvan worden vrijgesproken.
Dat oordeel is gegrond op het volgende.
Op 13 juni 2017 is onder de zitting van de achterbank van de auto van verdachte een hoeveelheid cocaïne aangetroffen. Verdachte heeft ontkend op de hoogte te zijn geweest van de aanwezigheid van die drugs.
Het dossier bevat geen bewijs dat verdachte wist van de aanwezigheid van de cocaïne in zijn auto, laat staan dat hij deze opzettelijk heeft vervoerd. Het enkele feit dat de auto op naam van verdachte stond en hij deze ook bestuurde, is hiervoor onvoldoende. Daarbij weegt mee dat de auto pas op 29 mei 2017 op naam van verdachte is gesteld, het niet onaannemelijk is dat ook derden deze auto gebruiken, en niet is komen vast te staan wanneer en door wie de cocaïne in de auto is gelegd. Ook zijn er geen omstandigheden gebleken op grond waarvan verdachte had moeten weten dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden dat zich cocaïne onder de achterbank van zijn voertuig bevond. De witte poeder die op het voetenmatje is aangetroffen maakt dit niet anders, al was het maar omdat nadien is gebleken dat dit geen cocaïne betrof. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het aan hem ten laste gelegde.

4.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

5.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.J.P. van Essen, voorzitter,
mr. M.C. Franken en mr. F.A. Hut, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. dr. M. Koek en mr. D.A.S. Ince, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 september 2017.
mr. Franken en mr. dr. Koek zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 13 juni 2017 te Rotterdam opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 1001,9 en/of 50 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet.