ECLI:NL:RBROT:2017:10412

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 december 2017
Publicatiedatum
15 februari 2018
Zaaknummer
10/710087-17 ( vonnis ontneming)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel na verduistering

Dit vonnis van de rechtbank Rotterdam betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in een strafzaak tegen de veroordeelde, die eerder was veroordeeld voor verduistering, meermalen gepleegd. De zaak werd behandeld in een meervoudige kamer voor strafzaken en de uitspraak vond plaats op 21 december 2017. De veroordeelde, bijgestaan door zijn advocaat mr. M. Jansen, was aanwezig op de terechtzitting van 7 december 2017. De officier van justitie, mr. T.H. Slieker, had een vordering ingediend op basis van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, waarin het wederrechtelijk verkregen voordeel werd geschat op € 221.714,50. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde door middel van en uit de baten van het strafbare feit wederrechtelijk voordeel heeft verkregen, dat ontnomen dient te worden. De rechtbank heeft het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 221.771,50 en de veroordeelde verplicht tot betaling aan de staat van dit bedrag. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer: 10/710087-17
Uitspraakdatum: 21 december 2017
Tegenspraak

VONNIS (ontneming)

Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, op de vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht van de officier van justitie in de zaak tegen de veroordeelde:

[naam veroordeelde] ,

geboren op [geboortedatum veroordeelde] te [gebooorteplaats veroordeelde] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres veroordeelde] , [woonplaats veroordeelde] ,
bijgestaan door mr. M. Jansen, advocaat te Spijkenisse.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 december 2017.
VOORAFGAANDE VEROORDELING
Bij vonnis van deze rechtbank van 21 december 2017 is de veroordeelde veroordeeld wegens het na te noemen strafbare feit.
VORDERING
De vordering van de officier van justitie, mr. T.H. Slieker, strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en tot het opleggen aan de veroordeelde van de verplichting tot betaling aan de staat van een geldbedrag ter ontneming van dat geschatte voordeel tot een maximum van
€ 221.714,50.
De vordering van de officier van justitie is uitsluitend gebaseerd op artikel 36e lid 1 en lid 2 van het Wetboek van Strafrecht. Zij betreft voordeel verkregen door middel van of uit de baten van het strafbare feit waarvoor de veroordeelde is veroordeeld.
STANDPUNT VAN VEROORDEELDE
De veroordeelde en zijn raadsman hebben zich op het standpunt gesteld dat er voordeel is genoten en zich ten aanzien van de vordering en de vaststelling van de hoogte van het bedrag gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
STRAFBARE FEIT WAAROP DE VOORDEELSBEREKENING IS GEBASEERD
Blijkens voormeld vonnis van 21 december 2017 is de veroordeelde veroordeeld ter zake van:

verduistering, meermalen gepleegd.

In deze procedure wordt derhalve als vaststaand aangenomen dat dit feit door de veroordeelde is begaan.
VASTSTELLING VAN HET WEDERRECHTELIJK VERKREGEN VOORDEEL
Gebleken is dat de veroordeelde door middel van en uit de baten van het hiervoor vermelde strafbare feit wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. Dit voordeel dient te worden ontnomen. De berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel betreft een optelsom van het navolgend, uit het ontnemingsdossier verkregen, overzicht van de door de veroordeelde opgenomen geldbedragen.
[LIJST VAN BEWIJSMIDDELEN OPGENOMEN BEDRAGEN]

Totaal: € 221.714,50.

VASTSTELLING VAN HET TE BETALEN BEDRAG
Bepaald zal worden dat het gehele bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel door de veroordeelde aan de staat moet worden betaald. De veroordeelde zal dus worden verplicht tot betaling aan de staat van een bedrag van
€ 221.714,50.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Deze beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, vast op
€ 221.771,50 (zegge: tweehonderdeenentwintigduizend zevenhonderdeenenzeventig euro en vijftig cent);
- legt aan de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de staat van
€ 221.771,50 (zegge: tweehonderdeenentwintigduizend zevenhonderdeenenzeventig euro en vijftig cent);
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E. Rabbie, voorzitter,
mr. J.C.M. Persoon en mr. M. Timmerman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Ince, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 december 2017.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.