In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam op 21 december 2017, heeft de kantonrechter zich gebogen over een geschil tussen VGZ Zorgverzekeraar N.V. en een gedaagde die in Spanje woont. De eiser, VGZ, vorderde een bedrag van € 500,- van de gedaagde, die een zorgverzekering had afgesloten bij VGZ. De vordering was gebaseerd op een achterstallige premie en bijkomende kosten. De gedaagde voerde verweer en stelde dat hij niet meer verzekeringsplichtig was sinds zijn verhuizing naar Spanje. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de zorgverzekering van rechtswege eindigt wanneer de verzekeringsplicht van de verzekerde eindigt, zoals bepaald in de Zorgverzekeringswet. De rechter heeft de gedaagde in de gelegenheid gesteld om een verklaring van de Sociale Verzekeringsbank te overleggen, waarin wordt vastgesteld of hij in de relevante periode als ingezetene van Nederland moet worden aangemerkt. De zaak is aangehouden om deze verklaring te verkrijgen, en de rechter heeft verdere beslissingen opgeschort tot de volgende rolzitting.