ECLI:NL:RBROT:2017:10410

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 december 2017
Publicatiedatum
14 februari 2018
Zaaknummer
6261611 CV EXPL 17-6159
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringsplicht en zorgverzekering van een woonachtige in het buitenland

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam op 21 december 2017, heeft de kantonrechter zich gebogen over een geschil tussen VGZ Zorgverzekeraar N.V. en een gedaagde die in Spanje woont. De eiser, VGZ, vorderde een bedrag van € 500,- van de gedaagde, die een zorgverzekering had afgesloten bij VGZ. De vordering was gebaseerd op een achterstallige premie en bijkomende kosten. De gedaagde voerde verweer en stelde dat hij niet meer verzekeringsplichtig was sinds zijn verhuizing naar Spanje. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de zorgverzekering van rechtswege eindigt wanneer de verzekeringsplicht van de verzekerde eindigt, zoals bepaald in de Zorgverzekeringswet. De rechter heeft de gedaagde in de gelegenheid gesteld om een verklaring van de Sociale Verzekeringsbank te overleggen, waarin wordt vastgesteld of hij in de relevante periode als ingezetene van Nederland moet worden aangemerkt. De zaak is aangehouden om deze verklaring te verkrijgen, en de rechter heeft verdere beslissingen opgeschort tot de volgende rolzitting.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 6261611 CV EXPL 17-6159
uitspraak: 21 december 2017
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,
in de zaak van
de naamloze vennootschap
VGZ Zorgverzekeraar N.V.,
gevestigd te Arnhem,
eiseres,
gemachtigde: M.G. de Jong Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaatsnaam],
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘VGZ’ en ‘[gedaagde]’.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 15 augustus 2017, met producties;
  • de conclusie van antwoord;
  • de conclusie van repliek, met producties;
  • de conclusie van dupliek, met producties.
1.2
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1
[gedaagde] heeft bij VGZ een zorgverzekering afgesloten.
2.2
Op grond van deze overeenkomst is [gedaagde] bij vooruitbetaling premie verschuldigd.

3.De vordering, de grondslag en het verweer

3.1
VGZ heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen € 500,-, vermeerderd met de wettelijke rente over voornoemd bedrag vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en de nakosten.
3.2
VGZ stelt dat zij op grond van de overeenkomst tussen partijen een bedrag van € 759,15 heeft te vorderen ter zake van premie (periode april t/m oktober 2013) en acceptgirokosten, een bedrag van € 23,38 aan vervallen rente en een bedrag van € 137,78 aan buitengerechtelijke kosten. VGZ beperkt echter haar vordering op [gedaagde] tot een bedrag van € 500,- aan hoofdsom, waarbij VGZ al haar rechten reserveert met betrekking tot de invordering van het nog resterende deel van de vordering van € 420,31.
3.3
[gedaagde] heeft verweer gevoerd waarop hierna, voor zover van belang, nader zal worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
[gedaagde] heeft aangevoerd dat hij in Spanje woonachtig is en aldaar een verzekering heeft afgesloten. De kantonrechter begrijpt dit verweer aldus dat [gedaagde] zich op het standpunt stelt dat hij vanaf het moment dat hij naar Spanje verhuisde niet meer verzekeringsplichtig was.
4.2
Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Zorgverzekeringswet (zoals geldend van 1 januari 2008 tot 1 januari 2015) is degene die ingevolge de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en de daarop gebaseerde regelgeving van rechtswege verzekerd is, verplicht een zorgverzekering af te sluiten. Op grond van artikel 6, eerste lid aanhef en onder d, van de Zorgverzekeringswet eindigt een door partijen gesloten zorgverzekering van rechtswege wanneer de verzekeringsplicht van de verzekerde eindigt.
4.3
De AWBZ (oud) bepaalt in artikel 5, eerste lid, aanhef en onder a, dat verzekerd zijn zij die in Nederland wonen. Waar iemand woont in het kader van de AWBZ, wordt ingevolge artikel 3, eerste lid, AWBZ naar de omstandigheden beoordeeld. Artikel 5c van de AWBZ bepaalt ten slotte dat de Sociale Verzekeringsbank ambtshalve en, desgevraagd, op aanvraag vaststelt of een natuurlijke persoon voldoet aan de voorwaarden voor het verzekerd zijn ingevolge de AWBZ. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever heeft beoogd hierin een exclusieve bevoegdheid aan de Sociale verzekeringsbank toe te kennen (Kamerstukken II 2009/10, 32150, 3, p. 21 en Stb. 2011, 113).
4.4
[gedaagde] zal gelet op het voorgaande in de gelegenheid worden gesteld om een verklaring van de Sociale Verzekeringsbank op te vragen en over te leggen met betrekking tot de vraag of hij in de periode van april tot en met oktober 2013 al dan niet als ingezetene van Nederland moet worden aangemerkt en daarmee of hij in die periode al dan niet verplicht verzekerd was op grond van de AWBZ. De procedure zal daartoe worden aangehouden.

5.De beslissing

De kantonrechter:
verwijst de zaak naar de rolzitting van
donderdag 15 februari 2018om [gedaagde] in de gelegenheid te stellen de in rechtsoverweging 4.4 genoemde verklaring van de Sociale Verzekeringsbank in het geding te brengen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Joele en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
33945