Uitspraak
[naam veroordeelde] ,
Opgelegde straf
Vordering
Onderzoek van de zaak
Beoordeling
vrijheidsstraf dat niet ten uitvoer is gelegd, alsnog geheel, moet worden ondergaan.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 15 december 2017 uitspraak gedaan over de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van een veroordeelde. De veroordeelde was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, met een voorwaardelijke invrijheidstelling die aanvankelijk was vastgesteld op 14 april 2017. Echter, de voorwaardelijke invrijheidstelling was meerdere keren uitgesteld vanwege niet-naleving van voorwaarden. Op 16 november 2017 heeft het Openbaar Ministerie een vordering tot herroeping ingediend, omdat de veroordeelde zich niet aan de opgelegde voorwaarden hield. Tijdens de zitting werd de veroordeelde gehoord, evenals de officier van justitie en een reclasseringswerker. De rechtbank concludeerde dat de veroordeelde verwijtbaar de voorwaarden had overtreden, waaronder het niet meewerken aan een re-integratietraject en het overtreden van het locatiegebod. De rechtbank oordeelde dat de vordering tot herroeping moest worden toegewezen, en gelastte dat het gedeelte van de vrijheidsstraf dat nog niet ten uitvoer was gelegd, alsnog moest worden ondergaan. De rechtbank benadrukte dat de wet niet beperkt is tot het resterende deel van de gevangenisstraf tot aan de oorspronkelijke einddatum, en dat de herroeping er toe leidt dat de veroordeelde op een latere datum vrij zal komen dan zonder voorwaardelijke invrijheidstelling.