ECLI:NL:RBROT:2017:10397

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 december 2017
Publicatiedatum
8 februari 2018
Zaaknummer
99/000264-39 / 10/731294-11/ 22-002098-12
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling en gevolgen voor de vrijheidsstraf

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 15 december 2017 uitspraak gedaan over de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van een veroordeelde. De veroordeelde was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, met een voorwaardelijke invrijheidstelling die aanvankelijk was vastgesteld op 14 april 2017. Echter, de voorwaardelijke invrijheidstelling was meerdere keren uitgesteld vanwege niet-naleving van voorwaarden. Op 16 november 2017 heeft het Openbaar Ministerie een vordering tot herroeping ingediend, omdat de veroordeelde zich niet aan de opgelegde voorwaarden hield. Tijdens de zitting werd de veroordeelde gehoord, evenals de officier van justitie en een reclasseringswerker. De rechtbank concludeerde dat de veroordeelde verwijtbaar de voorwaarden had overtreden, waaronder het niet meewerken aan een re-integratietraject en het overtreden van het locatiegebod. De rechtbank oordeelde dat de vordering tot herroeping moest worden toegewezen, en gelastte dat het gedeelte van de vrijheidsstraf dat nog niet ten uitvoer was gelegd, alsnog moest worden ondergaan. De rechtbank benadrukte dat de wet niet beperkt is tot het resterende deel van de gevangenisstraf tot aan de oorspronkelijke einddatum, en dat de herroeping er toe leidt dat de veroordeelde op een latere datum vrij zal komen dan zonder voorwaardelijke invrijheidstelling.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 3
VI-zaaknummer: 99/000264-39
Parketnummers: 10/731294-11 / 22-002098-12
Datum uitspraak: 15 december 2017
Beslissing van de meervoudige kamer voor strafzaken van de rechtbank in de zaak tegen de veroordeelde

[naam veroordeelde] ,

geboren te [geboorteplaats veroordeelde] op [geboortedatum veroordeelde] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres veroordeelde] , [woonplaats veroordeelde] ,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Detentiecentrum Alphen aan den Rijn, locatie Alphen aan den Rijn.
Raadsman mr. R. Tetteroo, advocaat te Schiedam.

Opgelegde straf

Bij onherroepelijk geworden arrest van het gerechtshof Den Haag van 12 februari 2013, is aan de veroordeelde een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van 4 (vier) jaren, met aftrek van voorarrest.
Bij uitspraak van 2 november 2016 heeft de rechtbank bepaald dat de voorwaardelijke invrijheidstelling (hierna: v.i.) wordt uitgesteld voor een periode van 6 (zes) maanden, te rekenen vanaf 14 oktober 2016 en dat de v.i. zal aanvangen op 14 april 2017.
Bij uitspraak van 21 juni 2017 heeft de rechtbank bepaald dat de v.i. wordt uitgesteld met een termijn van 90 dagen en dat de veroordeelde op 7 juli 2017 voorwaardelijk in vrijheid zal worden gesteld. Hierbij zijn door de rechtbank bijzondere voorwaarden geadviseerd.
Bij het besluit van 7 juli 2017 is de veroordeelde op 8 juli 2017 voorwaardelijk in vrijheid gesteld waarbij de veroordeelde zich diende te houden aan algemene en bijzondere voorwaarden.
Bij besluit van 20 juli 2017 zijn de aan de v.i. verbonden bijzondere voorwaarden gewijzigd.
Als bijzondere voorwaarden zijn gesteld:
Contactverbod (5. CONTV)
Namelijk:
dat u gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact op zult nemen, zoeken of hebben met de volgende personen:
[naam slachtoffer 1] (geboren [geboortedatum slachtoffer 1] )
[naam slachtoffer 2] (geboren [geboortedatum slachtoffer 2] )
[naam slachtoffer 3] (geboren [geboortedatum slachtoffer 3] )
[naam slachtoffer 4] (geboren [geboortedatum slachtoffer 4] )
[naam slachtoffer 5] (geboren [geboortedatum slachtoffer 5] )
Locatieverbod (6. LOCV)
Namelijk:
dat u zich gedurende de proeftijd niet zult bevinden in het gebied rond de [plaats delict] in Rotterdam (…)
De naleving van deze bijzondere voorwaarde wordt ondersteund door middel van elektronisch toezicht.
Over de noodzakelijkheid deze voorwaarde - en/of de elektronische controle daarvan - te continueren wordt door de reclassering periodiek geadviseerd.
Locatiegebod (7. LOCG)
Namelijk:
dat u gedurende de proeftijd op vooraf door de reclassering vastgestelde dag(en)- en tijdstip(pen) aanwezig zult zijn op de navolgende locatie: [naam locatie] .
De naleving van deze bijzondere voorwaarde wordt ondersteund door middel van elektronisch toezicht.
Over de noodzakelijkheid deze voorwaarde - en/of de elektronische controle daarvan - te continueren wordt door de reclassering periodiek geadviseerd.
Meldplicht (8. MELDP)
Namelijk:
dat u zich binnen 3 werkdagen na invrijheidstelling zult melden bij Reclassering Nederland, Marconistraat 2, 3029 AK te Rotterdam, telefoonnummer 088-8041302
dat u zich gedurende de proeftijd zult melden bij de reclassering, zolang en zo vaak de reclassering dit noodzakelijk acht.
Deze meldplicht heeft tot doel u te kunnen begeleiden bij en controleren op de naleving van de opgelegde bijzondere voorwaarden.
Drugs- en alcoholverbod en onderzoeksplicht (9. ALCV)
Namelijk:
dat u zich de gedurende proeftijd zult onthouden van het gebruik van verdovende middelen genoemd op lijst 1 en/of 2 behorende bij de Opiumwet (harddrugs en/of softdrugs) en alcohol en dat u ten behoeve van de naleving van dit verbod mee zult werken aan bloedonderzoek en/of urineonderzoek en/of ander controlemiddel.
Behandeling door deskundige of zorginstelling - ambulante behandeling (11.BEHV)
Namelijk:
dat u zich gedurende de proeftijd onder behandeling zult stellen van De Waag, althans van een soortgelijke deskundige of zorginstelling, op tijden en plaatsen als door of namens die deskundige/zorginstelling aan te geven, teneinde u te laten behandelen voor specificatie van de stoornis. U dient zich te houden aan de aanwijzingen die u in het kader van die behandeling door of namens de behandelaar zullen worden gegeven.
Andere voorwaarde(n) het gedrag betreffende (15. AGV)
Namelijk:
u dient actief mee te werken aan een intake- en diagnosetraject bij De Waag of een soortgelijke organisatie, opdat een adequaat behandelplan kan worden opgesteld;
u dient uw medewerking te verlenen een de toeleiding naar en de actieve deelname aan een re-integratietraject van de gemeente Schiedam, zoals Stroomopwaarts of van de gemeente Rotterdam, zoals Schoon schip, opdat arbeidsparticipatie wordt bevorderd;
u dient uw medewerking te verlenen aan gesprekken met een adoptie-agent van de politie, zowel op het politiebureau als ook tijdens huisbezoeken, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
u dient uw medewerking te verlenen aan en een actieve inspanning te verrichten voor (een traject gericht op) het verkrijgen en het behouden van woonruimte en een structurele en zinvolle (betaalde) dagbesteding;
u dient een open, gemotiveerde en meewerkende houding te tonen met betrekking tot het toezicht en de behandeling;
u dient openheid van zaken te tonen ten aanzien van uw financiële situatie.
De proeftijd is ingegaan op 8 juli 2017 en bedraagt volgens de officier van justitie 244 dagen.
De rechter-commissaris heeft op 20 november 2017 de schorsing van de voorwaardelijke invrijheidstelling bevolen.

Vordering

Op 16 november 2017 heeft het openbaar ministerie een vordering ingediend tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de veroordeelde, wegens het niet naleven van voormelde voorwaarden.
Bij de vordering is overgelegd het rapport d.d. 9 november 2017 van Reclassering Nederland (hierna ook: de reclassering).

Onderzoek van de zaak

Het onderzoek van de zaak heeft plaatsgevonden op de openbare terechtzitting van 15 december 2017.
De officier van justitie mr. M.L.M. Kuiper en de veroordeelde, bijgestaan door de raadsman, zijn gehoord.
Voorts is de deskundige de heer L. Sanders, als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland, gehoord.
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling.
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen omdat de veroordeelde niet zonder meer de voorwaarden heeft overtreden.
Subsidiair heeft de raadsman verzocht de termijn van de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling niet langer te laten zijn dan de einddatum van 9 februari 2018.

Beoordeling

Het rapport van de reclassering houdt onder meer het volgende in.
De volgende overtredingen van de voorwaarden zijn geconstateerd:
• 20 september 2017: ondertoezichtgestelde was 25 minuten te laat thuis (21.25 uur i.p.v. 21.00 uur)
• 6 november 2017: bewust niet meewerken aan een traject bij Exodus Rotterdam, gericht op huisvesting en intensieve (praktische) begeleiding
• 10 tot en met 13 november 2017: overtreding locatiegebod als gevolg van gespannen thuissituatie
• Gedrag: het gedrag in algemene zin van betrokkene is op zichzelf staand al een overtreding.
Met betrekking tot het woontraject bij Stichting Exodus te Rotterdam meldt het rapport dat de veroordeelde zich op de dag dat hij zich moest melden bij Exodus (6 november 2017) teruggetrokken heeft van het traject dat met hem is afgesproken.
Het toezicht waar de veroordeelde vanaf 7 juli 2017 onder valt is blijkens het rapport het best te omschrijven als zeer stroef verlopend. Er is sprake van verbale en non-verbale agressie naar toezichthouder (met name in bijzijn van zijn moeder), een afwachtende houding, zeer beperkte intrinsieke motivatie, zelfoverschatting en geen verantwoordelijkheid nemen voor zijn eigen gedrag.
De deskundige heeft op de terechtzitting het rapport van de reclassering toegelicht.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de veroordeelde de voormelde voorwaarden verwijtbaar niet heeft nageleefd. De veroordeelde stelt zich, ook nadat de voorwaardelijke invrijheidstelling tweemaal eerder is uitgesteld, nog steeds niet begeleidbaar op.
Daarom zal de rechtbank de vordering van de officier van justitie tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling toewijzen en gelasten dat het gedeelte van de
vrijheidsstraf dat niet ten uitvoer is gelegd, alsnog geheel, moet worden ondergaan.
De stelling van de raadsman dat de herroeping niet tot gevolg kan hebben dat de gegeven einddatum wordt overschreden – lees: dat herroeping er niet voor kan zorgen dat de veroordeelde vrij komt op een latere datum dan als hij nooit v.i. had gehad – slaagt niet. Artikel 15j, eerste lid Sv bepaalt immers dat de rechtbank bij toewijzing van de herroepingsvordering gelast dat het gedeelte van de vrijheidsstraf dat als gevolg van de v.i.-regeling niet ten uitvoer is gelegd, alsnog geheel of gedeeltelijk moet worden ondergaan. De wet beperkt dit niet tot het resterende deel van de gevangenisstraf tot aan de oorspronkelijke einddatum. Integendeel, een gehele herroeping brengt per definitie met zich dat de veroordeelde die enige tijd op grond van de v.i. in vrijheid was gesteld, uiteindelijk vrij komt op een latere datum dan de datum die zonder een v.i. gegolden zou hebben.

BeslissingDe rechtbank:

wijst toe de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling;
gelast dat het gedeelte van de vrijheidsstraf van vier jaar dat als gevolg van de v.i.-regeling nog niet ten uitvoer is gelegd, alsnog moet worden ondergaan.
Deze beslissing is genomen door
mr. N. Doorduijn, voorzitter,
en mrs. P. Putters en K. Bakker, rechters,
in tegenwoordigheid van R. van Andel, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 december 2017.
De oudste rechter is buiten staat om deze uitspraak te ondertekenen.