ECLI:NL:RBROT:2017:10389

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 november 2017
Publicatiedatum
1 februari 2018
Zaaknummer
5408013 CV EXPL 16-7562
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding wegens non-conformiteit met betrekking tot een defecte geiser en de gevolgen voor de aansprakelijkheid

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 23 november 2017, is een geschil aan de orde tussen twee eisers, [eiser 1] en [eiser 2], en een gedaagde, [gedaagde], over schadevergoeding wegens non-conformiteit van een geiser. De eisers hebben de gedaagde aangesproken op de schade die zij hebben geleden door een defecte geiser die niet voldeed aan de verwachtingen die op basis van de overeenkomst mochten worden gesteld. De kantonrechter heeft in een eerder tussenvonnis van 4 mei 2017 vastgesteld dat de geiser ten tijde van de levering defect was, maar de gedaagde heeft tegenbewijs aangeboden door getuigen te noemen die zouden kunnen verklaren dat de geiser op enig moment wel functioneerde. Dit aanbod werd echter als niet ter zake dienend afgewezen.

De gedaagde heeft ook betoogd dat er ten onrechte twee gebreken aan de geiser zijn vastgesteld, maar dit werd onvoldoende onderbouwd. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde toerekenbaar tekort is geschoten in haar verplichtingen uit de overeenkomst, en dat zij aansprakelijk is voor de schade die de eisers hebben geleden. De hoogte van de schade was eerder vastgesteld in het tussenvonnis, maar de gedaagde heeft een offerte overgelegd voor de vervangingskosten van de geiser, die door de kantonrechter als onjuist werd beoordeeld. Uiteindelijk is de schade vastgesteld op € 1.733,49, inclusief immateriële schade en kosten voor vervanging van de geiser.

De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft de gedaagde ook in de proceskosten veroordeeld. Dit vonnis is uitgesproken door mr. P. Joele en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 5408013 CV EXPL 16-7562
uitspraak: 23 november 2017
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,
in de zaak van:

1.[eiser 1],

2. [eiser 2],
beiden wonende te [plaatsnaam],
eisers,
gemachtigde: mr. A. Quispel,
tegen
[gedaagde],
wonende te Dordrecht,
gedaagde,
gemachtigde: mr. H.S. Weeda.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘[eiser 1] en [eiser 2]’ respectievelijk ‘[gedaagde]’.

1.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
het tussenvonnis van 4 mei 2017 en de daarin genoemde stukken;
de akte van de zijde van [gedaagde];
de akte van de zijde van [eiser 1] en [eiser 2].
Het vonnis is nader bepaald op heden.

2.De verdere beoordeling

2.1
[gedaagde] is bij tussenvonnis van 4 mei 2017 in de gelegenheid gesteld tegenbewijs te leveren van het voorshands aangenomen feit dat de geiser ten tijde van de feitelijke levering reeds defect was. Zij heeft in dat verband getuigen aangeboden die kunnen verklaren dat de geiser op enig moment warm water leverde. Dat staat tussen partijen echter niet ter discussie en levert geen bewijs op van hetgeen bewezen moet worden. Het aanbod om de getuigen te horen zal om die reden als niet ter zake dienend worden gepasseerd.
2.2
[gedaagde] heeft in haar akte nog aangevoerd dat in het tussenvonnis ten onrechte is vastgesteld dat sprake is van twee gebreken aan de geiser. Ter onderbouwing heeft zij een pagina van de gebruikshandleiding van de zogenaamde oxystop overgelegd. Daaruit blijkt dat de oxystop dient te voorkomen dat er te veel koolstofmonoxide in de lucht wordt gebracht. Dat is in lijn met hetgeen in het tussenvonnis is overwogen. Het tweede gebrek dat in het tussenvonnis is aangenomen, is dat de geiser vanwege een verkeerde verbranding te veel koolstofmonoxide in de lucht heeft gebracht. [gedaagde] heeft dat gebrek (ook in haar laatste akte) onvoldoende gemotiveerd weersproken. Het feit dat vaststaat dat de oxystop binnen een maand na de daadwerkelijke levering stuk was, levert bovendien ook zelfstandig het aangenomen bewijsvermoeden op. Er bestaat daarom geen aanleiding om op dit punt op het tussenvonnis terug te komen.
2.3
Gelet op het vorenstaande en hetgeen is overwogen in rechtsoverwegingen 5.4 t/m 5.8 van het tussenvonnis moet als vaststaand worden aangenomen dat [gedaagde] toerekenbaar is tekortgekomen in haar verplichtingen uit de tussen partijen gesloten overeenkomst. Zij is daarom voor de door [eiser 1] en [eiser 2] geleden schade aansprakelijk.
2.4
[gedaagde] heeft in haar akte bezwaar gemaakt tegen de kosten voor vervanging van de geiser zoals vastgesteld in het tussenvonnis. [gedaagde] heeft ter onderbouwing een offerte overgelegd voor het plaatsen van een nieuwe geiser. Deze kosten bedragen volgens de offerte € 877,25.
2.5
[eiser 1] en [eiser 2] hebben er terecht op gewezen dat de schade in het tussenvonnis reeds is vastgesteld. Dit betreft een bindende eindbeslissing, waarop slechts kan worden teruggekomen indien is gebleken dat die beslissing berust op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag en partijen in de gelegenheid zijn gesteld zich dienaangaande uit te laten (HR 25 april 2008, NJ 2008, 553). [eiser 1] en [eiser 2] hebben zich bij antwoordakte kunnen uitlaten over de door [gedaagde] overgelegde offerte. Zij hebben de juistheid van die offerte niet weersproken. Derhalve is vast komen te staan dat de hoogte van de schade zoals vastgesteld in het tussenvonnis, berust op een onjuiste feitelijke grondslag. De beginselen van een goede procesorde brengen mee dat wordt teruggekomen op het tussenvonnis. De schade zal daarom conform de offerte worden begroot op € 877,25.
2.6
Toegewezen zal worden een bedrag van € 1.733,49, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 november 2015. Het bedrag van € 1.733,49 bestaat uit € 877,25 aan kosten voor vervanging van de geiser, € 106,24 aan eigen risico (zie r.o. 5.12 van het tussenvonnis) en € 750,- aan immateriële schade (zie r.o. 5.11 van het tussenvonnis).
2.7
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.

3.De beslissing

De kantonrechter
:
veroordeelt [gedaagde] aan [eiser 1] en [eiser 2] te betalen een bedrag van € 1.733,49, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dat bedrag vanaf 20 november 2015 tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiser 1] en [eiser 2] vastgesteld op:
€ 70,56, te weten 75% van de dagvaardingskosten,
voor welk bedrag [gedaagde] van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR) een nota met betaalinstructies ontvangt, alsmede
€ 375,- aan salaris voor de gemachtigde,
€ 23,52 aan resterende dagvaardingskosten en
€ 79,- voor het door eiseres verschuldigde en door de gemachtigde betaalde griffierecht,
van welke bedragen het totaal rechtstreeks aan die gemachtigde dient te worden voldaan;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Joele en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
371