ECLI:NL:RBROT:2017:10385

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 juli 2017
Publicatiedatum
1 februari 2018
Zaaknummer
C/10/529148 / KG ZA 17-656
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot opheffing van beslag op schip van rechtspersoon met staatsaandelen afgewezen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 juli 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Asset Management Company of Nigeria (AMCON) en Eurofinance Services Inc. AMCON vorderde de opheffing van een op 14 april 2016 gelegd conservatoir beslag op een schip, dat eigendom is van AMCON, waarvan de aandelen deels in handen zijn van het Ministerie van Financiën van Nigeria. AMCON stelde dat het beslag onrechtmatig was, omdat het schip als staatseigendom moet worden aangemerkt en daarom onderhevig is aan staatsimmuniteit. Eurofinance betwistte dit en voerde aan dat AMCON een ondeugdelijke vordering had, omdat er geen rechtsgeldige koopovereenkomst tot stand was gekomen.

De voorzieningenrechter oordeelde dat het beslag niet onrechtmatig was, omdat AMCON als geregistreerde eigenaar van het schip wordt beschouwd, en dat de immuniteit van de staat niet van toepassing was. De rechter concludeerde dat Eurofinance voldoende recht had om het beslag te handhaven, maar dat de omvang van de vordering herbeoordeeld moest worden. De rechter begrootte de vordering op € 3.530.000,00, en bepaalde dat het beslag opgeheven zou worden zodra AMCON zekerheid stelde in de vorm van een bankgarantie voor dit bedrag. De proceskosten werden gecompenseerd, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/529148 / KG ZA 17-656
Vonnis in kort geding van 17 juli 2017
in de zaak van
rechtspersoon naar vreemd recht
ASSETMANAGEMENT COMPANY OF NIGERIA,
gevestigd te Abuja, Nigerië,
eiseres,
advocaat mr. T. Bezmalinovic te Rotterdam,
tegen
rechtspersoon naar vreemd recht
EUROFINANCE SERVICES INC.,
gevestigd te Monrovia, Liberia,
verweerster,
advocaat mr. M. Wattel te Rotterdam.
Partijen zullen hierna AMCON en Eurofinance genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de vrijwillige verschijning van partijen
- de conclusie van eis
- de productie van AMCON
- de producties van Eurofinance
- de pleitnota van AMCON
- de pleitnota van Eurofinance.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
AMCON is de geregistreerd als eigenaar van het zeeschip ' [naam schip] ' bekend onder IMO nummer [IMO-nummer] (hierna: het schip). Het schip ligt sinds 2013 in Rotterdam.
2.2.
De aandelen in AMCON, gevestigd te Nigeria, worden gehouden door Ministerie van financiën en de Centrale Bank van Nigeria.
2.3.
Eurofinance is een rechtspersoon gevestigd te Liberia en houdt meerdere schepen in haar vloot.
2.4.
AMCON en Eurofinance hebben, beide vertegenwoordigd door een makelaar, onderhandeld over de verkoop van het schip aan Eurofinance.
In de periode tussen 15 maart 2016 en 23 maart 2016 heeft in het kader van de onderhandelingen uitgebreid mailcontact plaatsgevonden tussen (de makelaars van) partijen.
2.5.
Als bijlage bij een deel van deze mails werd een conceptovereenkomst meegezonden. Deze conceptovereenkomst (door partijen ook aangeduid met 'Memorandum of Agreement' of 'MOA') vermeldt dat op de overeenkomst Engels recht van toepassing is en dat elk geschil verband houdende met de overeenkomst onderworpen is aan arbitrage te Londen. Er is geen door partijen ondertekende versie van de conceptovereenkomst.
2.6.
Op 22 maart 2016 is tussen de makelaars van partijen overeenstemming bereikt over de koopprijs van USO 8.000.000,00.
2.7.
Op 1 april 2016 heeft AMCON aan Eurofinance, voorzover van belang, bericht: "AMCON Management had decided to discontinue the sale of the vessel in view of the interest expressed by thefederal government of Nigeria in retaining the vesselfor national use. All previous offers are hereby withdrawn. "
2.8.
Op 14 april 2016 heeft Eurofinance - blijkens het rekest mede namens Eurotankers Ine., gevestigd te Piraeus, Griekenland -, krachtens beslagverlof van de voorzieningenrechter van deze Rechtbank van 14 april 2016 conservatoir beslag gelegd op het schip voor, blijkens het rekest, een vordering begroot op USO 5.830.000,00 (USO 5.000.000,00 vermeerderd met een bedrag aan rente en kosten) op grond van geleden schade waarvoor AMCON aansprakelijk is.
2.9.
Tussen partijen is te Londen een door Eurofinance aangevangen arbitrageprocedure aanhangig. Op 12 augustus 2016 is in die procedure de statement of claim ingediend.
In het beslagverlof van 14 april 2016 werd de termijn van artikel 700 lid 3 Rv bepaald op vier weken na beslaglegging. Binnen de bepaalde termijn is (ook) een bodemzaak aanhangig gemaakt te Rotterdam. De behandeling van de bodemprocedure zal op verzoek van partijen niet eerder dan eind 2017 aanvangen in verband met voornoemde arbitrageprocedure.

3.Het geschil

3.1.
AMCON vordert - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad en verkort weergegeven - : Primair:
Opheffing van het op 14 april 2016 gelegde beslag
Subsidiair:
De vordering van Eurofinance ter herbegroten en te bepalen dat het beslag is opgeheven zodra voor de herbegrote vordering zekerheid is gesteld in de vorm van een bankgarantie conform het Rotterdams Garantieformulier 2008,
met veroordeling van Eurofinance in de kosten van dit geding.
3.2.
AMCON heeft aan de vordering tot opheffing van het beslag allereerst ten grondslag gelegd dat (a) Eurofinance niet tot beslaglegging op het schip over mocht gaan, omdat de Nigeriaanse Staat feitelijk de eigenaar is van het schip en (b) dat het beslag dient te worden opgeheven wegens strijd met artikel 21 Rv in het beslagrekest, nu Eurofinance niet in het beslagverlof heeft vermeld dat het schip staatseigendom is en zij het geschil tussen partijen te gesimplificeerd heeft voorgesteld. Eurofinance had minstens bij het beslagverlof (ook) mails moeten overleggen waaruit was afte leiden dat accordering door de 'board of directors and shareholders' was vereist voor de totstandkoming van de overeenkomst en moeten benoemen dat het schip niet in goede staat was, aldus AMCON.
Voorts heeft AMCON aan de vordering tot opheffing van het beslag de ondeugdelijkheid van de vordering ten grondslag gelegd. Eurofinance heeft aan het beslag ten grondslag gelegd dat zij schade heeft geleden wegens het niet nakomen van een tussen partijen gesloten koopovereenkomst ter zake het schip. AMCON betwist echter dat een overeenkomst tot stand is gekomen. Partijen hebben onderhandeld, en in dat kader zijn voorstellen en tegenvoorstellen gedaan, maar er is geen memorandum of agreement tot stand gekomen of ondertekend en de koop was afhankelijk van toestemming van de 'board of directors and shareholders' en die is niet verkregen.
Voor zover al zou moeten worden aangenomen dat een overeenkomst tot stand is gekomen, heeft Eurofinance geen schade geleden, omdat het schip geen hogere waarde vertegenwoordigde dan USO 8.000.000,00.

4.De beoordeling

4.1.
AMCON is gevestigd in Nigeria en Eurofinance in Liberia. Dit geding heeft dus een internationaal karakter. Allereerst dient daarom de vraag te worden beantwoord of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft. Dat is het geval.
In het onderhavige geval is door Eurofinance op 14 april 2016 beslag gelegd ten laste van AMCON op het schip dat in Rotterdam ligt. Het verlof is verleend door de voorzieningenrechter te Rotterdam. Artikel 705 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv. bepaalt dat deze rechter ook de rechter is die dient te oordelen over de vordering tot opheffing van het beslag. Hiermee is tevens de rechtsmacht gegeven in een procedure als hier aan de orde waarin partijen niet in dezelfde landen zijn gevestigd.
4.2.
De opheffing van een conservatoir beslag kan onder meer worden bevolen, indien op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen zijn verzuimd, summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag, of, zo het beslag is gelegd voor een geldvordering, indien voor deze vordering voldoende zekerheid is gesteld.
4.3.
AMCON heeft allereerst aangevoerd dat het beslag onrechtmatig is, omdat het schip moet worden aangemerkt als eigendom van de staat Nigeria, terwijl het schip een publiek doel moet (gaan) dienen.
Eurofinance heeft betwist dat sprake is van eigendom van de staat Nigeria en beroept zich erop dat sprake is van een rechtspersoon, waarvan de aandelen in handen zijn van twee partijen in Nigeria: het Ministerie van financiën en de Centrale Bank van Nigeria.
4.4.
Een conservatoir beslag gericht op eigendommen van een vreemde staat wordt verondersteld niet toegestaan te zijn wegens de immuniteit van de rechtsmacht van staten en hun eigendommen. Enkel wanneer - kort gezegd - sprake is van goederen die door een vreemde staat worden gebruikt voor andere dan publieke doeleinden is het leggen van beslag geoorloofd. Dit valt aan te merken als een regel van ongeschreven internationaal gewoonterecht, die (ook) is vastgelegd in artikel 19 a-c in de op 2 december 2004 door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties aangenomen, maar door Nederland niet geratificeerde en nog niet in werking getreden, Convention on Jurisdictional Immunities of States and their Property (hierna: het VN Verdrag).
Wanneer een schuldeiser tot het leggen van beslag op een eigendom van een vreemde staat overgaat, dient deze schuldeiser de gegevens aan te dragen aan de hand waarvan kan worden vastgesteld dat de goederen door de vreemde staat worden gebruikt of zijn bestemd voor, kort gezegd, andere dan publieke doeleinden.
4.5.
AMCON heeft betoogd dat Eurofinance uitgaande van het voorgaande had moeten aantonen dat geen sprake is van goederen bedoeld voor publieke doeleinden en dat, nu Eurofinance dat niet heeft gedaan, het beslag moet worden opgeheven.
Met dat standpunt miskent AMCON naar het oordeel van de voorzieningenrechter dat in het onderhavige geen sprake is van een schip dat eigendom is van een vreemde staat (Nigeria), maar van een schip met als geregistreerde eigenaar AMCON, een rechtspersoon waarvan de aandelen - zoals AMCON ter zitting desgevraagd heeft bevestigd - in handen zijn van het Nigeriaanse Ministerie van Financiën en de Nigeriaanse Centrale Bank.
Anders dan AMCON meent, kan deze situatie niet gelijk worden gesteld met de situatie waarin wél sprake zou zijn geweest van een eigendom van de Staat Nigeria.
Het VN-verdrag en de thans in Nederland geldende regels van internationaal gewoonterecht sluiten, in het kader van de vraag of een beslag op een goed mag plaatsvinden, uitdrukkelijk aan bij formeel eigenaarschap en niet bij het antwoord op de vraag of een staat kan worden aangemerkt als financieel belanghebbende bij dat goed respectievelijk als 'economisch eigenaar' van dat goed.
4.6.
Ter zitting heeft een vertegenwoordiger die namens AMCON aanwezig was toegelicht dat de Staat Nigeria het schip wenst te gebruiken voor opslag van olie, wat belangrijk is voor de veiligheid in Nigeria. Het is daarom, aldus AMCON, duidelijk dat het schip nodig is in staatsbelang.
Ook indien veronderstellenderwijs van de juistheid van die stelling zou worden uitgegaan, leidt dat echter, zoals volgt uit het hiervoor overwogene, niet tot het oordeel dat sprake is van een onrechtmatig gelegd beslag. Voor zover AMCON meent dat het handhaven van het beslag gelet op deze stelling onrechtmatig is, geldt dat het standpunt door AMCON onvoldoende is onderbouwd om in een situatie, waarin een goed geen eigendom is van een vreemde staat, een staatsbelang aan te nemen dat immuniteit tegen beslaglegging rechtvaardigt. Dat geldt temeer nu uit de ter zitting gegeven verklaring volgt dat thans ook reeds opslag van olie plaatsvindt, maar dan in gehuurde schepen en dat het inzetten van de [naam schip] met name een kostenbesparing met zich mee zou brengen.
4.7.
AMCON heeft vervolgens aangevoerd dat Eurofinance in strijd met artikel 21 Rv. heeft gehandeld.
Artikel 21 Rv bepaalt dat partijen verplicht zijn de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Wordt deze verplichting niet nageleefd, dan kan de rechter daaruit de gevolgtrekking maken die hij geraden acht. Deze verplichting geldt ook bij een beslagrekest.
De voorzieningenrechter ziet in het door AMCON gestelde, mede gelet op 'de betwisting van de juistheid van die stellingen door Eurofinance, onvoldoende aanleiding te oordelen dat de op Eurofinance rustende informatieplicht is geschonden. Niet is gebleken dat Eurofinance heeft verzuimd de voorzieningenrechter voldoende voor te lichten in het beslagrekest.
De punten waarop AMCON zich beroept zijn onderdeel van het geschil tussen partijen, waarover in de arbitrageprocedure te Londen, of (daarna) de bodemrechter te Rotterdam, nog moet worden beslist. Van evident onjuiste of misleidende informatie in het beslagrekest is niet gebleken. Dat geldt ook wat betreft de door Eurofinance in het beslagrekest gestelde waarde van het schip, gelet op de thans in het geding gebrachte taxatie van [naam taxateur] . In dit oordeel is naast het voorgaande meegewogen dat sinds het beslag ruim een jaar is verstreken.
4.8.
De voorzieningenrechter zal gelet op het voorgaande moeten beoordelen of summierlijk toetsend sprake is van ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht.
Het ligt in de eerste plaats op de weg van degene die de opheffing vordert om met inachtneming van de beperkingen van de voorzieningenprocedure aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger gepretendeerde vordering ondeugdelijk of onnodig is (HR 14 juni
I 996, NJ 1997/481). Er zal evenwel beslist moeten worden aan de hand van wat door beide partijen naar voren is gebracht en summierlijk met bewijsmateriaal is onderbouwd. Die beoordeling kan niet geschieden los van de in een zodanig geval vereiste afweging van de wederzijdse belangen, waarbij dient te worden beoordeeld of het belang van de beslaglegger bij handhaving van et beslag op grond van de door deze naar voren gebrachte omstandigheden zwaarder dient te wegen dan het belang van de beslagene bij opheffing van het beslag. De Hoge Raad heeft hier aan toegevoegd dat een conservatoir beslag naar zijn aard ertoe strekt om te waarborgen dat, zo een vooralsnog niet vaststaande vordering in de bodemprocedure wordt toegewezen, verhaal mogelijk zal zijn, terwijl de beslaglegger bij afwijzing van de vordering zal kunnen worden aangesproken voor de door het beslag ontstane schade.
4.9.
In het onderhavige geval acht de voorzieningenrechter hetgeen AMCON heeft aangevoerd onvoldoende om te oordelen dat sprake is van een ondeugdelijke vordering van Eurofinance.
4.10.
Op de gepretendeerde vordering is naar voorlopig oordeel Engels recht van toepassing is. De bepaling van het toepasselijke recht dient plaats te vinden aan de hand van de Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome 1-Vo) in verbinding met artikel 10:154 Burgerlijk Wetboek.
Tussen partijen is het bestaan van de koopovereenkomst ter zake het schip in geschil.
Op grond van artikel 10 lid 1 van Rome I-Vo moet de vraag of de overeenkomst tot stand is gekomen bepaald worden aan de hand van het recht dat toepasselijk zou zijn op de overeenkomst als deze tot stand zou zijn gekomen.
Onder de vraag of de overeenkomst tot stand is gekomen vallen onder meer ook de vragen rond aanbod en aanvaarding, zoals de voorwaarden waaraan een aanbod moet voldoen, de termijn gedurende het aanbod geldig is en de mogelijkheid van herroeping. Dit zijn alle aspecten waarover partijen in het onderhavige geval twisten.
Vaststaat dat in de concept-versie van de Memorandum of Agreement is bepaald dat Engels recht van toepassing is. Eurofinance heeft gesteld dat dit een wijziging is van de standaardbepaling die in een eerdere versie van de concept-overeenkomst stond. Dat is niet weersproken. De keuze voor de toepasselijkheid van Engels recht kan geacht worden een expliciete keuze te zijn geweest overeenkomstig het bepaalde in artikel 3 van Rome 1-Vo.
In het geval een partij (hier AMCON) bestrijdt dat zij toestemming heeft gegeven voor de totstandkoming van de overeenkomst geldt in beginsel dat toepasselijk is het op voornoemde wijze bepaalde recht (Engels recht). Voor het bewijs dat geen toestemming is gegeven kan een partij zich op grond van artikel 10 lid 1 van Rome I-Vo evenwel beroepen op het recht van het land waar zij haar gewone verblijfplaats heeft, indien uit de omstandigheden blijkt dat het niet redelijk zou zijn de gevolgen van haar gedrag te bepalen overeenkomstig het in op voornoemde wijze bepaalde recht.
In dit kort geding heeft AMCON zich niet beroepen op Nigeriaans recht, maar enkel weersproken dat een overeenkomst tot stand is gekomen en dat dus ook geen Engels recht van toepassing kan zijn. Bij deze stand van zaken zal de voorzieningenrechter op grond van artikel 10 Rome l-Vo aannemen dat Engels recht van toepassing is op de rechtsverhouding tussen partijen.
4.11.
Summierlijk toetsend kan er niet zonder meer worden uitgegaan dat Eurofinance naar Engels recht geen vordering op Eurofinance heeft.
4.12.
Uit moet worden gegaan van het in 4.8 opgenomen toetsingskader.
Voor de beoordeling is van belang is dat AMCON heeft aangevoerd dat volgens haar geen overeenkomst tot stand is gekomen, kort gezegd, omdat geen memorandum of agreement tot stand is gekomen of ondertekend en geen toestemming van de 'board of directors and shareholders' is verkregen, terwijl Eurofinance wist dat die wel was vereist. Ten aanzien
van dit laatste punt heeft Eurofinance aangevoerd dat de toestemming niet (langer) was vereist vanaf het moment dat op accept/except basis werd onderhandeld. Blijkens de e-mails die als producties zijn ingediend heeft AMCON in elk geval op 17 maart 2016 gereageerd op een bod van Eurofinance waarin zij zelf aangeeft dat het gaat om een 'accept except basis' reactie.
Daarnaast is van belang dat Eurofinance heeft aangevoerd dat zij naar Engels recht een vordering heeft ofwel op grond van de overeenkomst, ofwel wegens de afgebroken onderhandelingen. Beide grondslagen leiden volgens Eurofinance, naar Engels recht, tot de conclusie dat Eurofinance een vordering met als omvang het verschil tussen de "current market value" van het schip in maart/april 2016 en de koopprijs, verminderd met de reactiveringskosten.
Vervolgens is van belang dat vaststaat dat partijen hebben onderhandeld over de verkoop van het schip. Uit de mails van de door hen ingeschakelde makelaars blijkt dat op relevante hoofdpunten overeenstemming was bereikt. Ook over de prijs. Over de status van het onderhandelingsresultaat en of voor het sluiten van de definitieve overeenkomst toestemming van de board was vereist twisten partijen. En daarmee twisten zij dus ook over het antwoord op de vraag of daadwerkelijk een overeenkomst tot stand is gekomen.
4.13.
In dit kort geding is het bij deze stand van zaken, gelet op het beperkte karakter van de procedure, niet vast te stellen of Eurofinance naar Engels recht in deze situatie jegens AMCON aanspraak heeft op schadevergoeding. Dat is echter ook niet uit te sluiten, nu een koopovereenkomst niet steeds door middel van een geschrift hoeft te worden gesloten of bewezen en daarnaast, naar Engels recht, in specifieke gevallen de mogelijkheid voor buitencontractuele aansprakelijkheid bestaat. Daarmee is gegeven dat summierlijk toetsend niet is gebleken van een ondeugdelijke vordering.
4.14.
Wat betreft de omvang van de gepretendeerde vordering geldt evenwel dat aanleiding bestaat voor een herbegroting.
Voor de berekening van de gepretendeerde schade(vordering) dient, ook naar het Engelse recht, een vergelijking plaats te vinden waarbij de concreet geleden schade het uitgangspunt is. Zoals beide partijen lijken te veronderstellen geldt dat voor die berekening relevant is wat de waarde van het schip was in 2016. Die waarde valt in dit kort geding niet met absolute zekerheid vast te stellen.
De begroting van de vordering zal de voorzieningenrechter baseren op een schatting van de (mogelijke) schade, daarbij uitgaande van het verschil tussen de overeengekomen prijs van USO 8.000.000,00 en de "current market value" van het schip vastgesteld op maart/april 2016. Ook het aspect van de kosten die Eurofinance had moeten maken direct na aankoop zal in de schatting worden meegewogen.
4.15.
Eurofinance heeft zich beroepen een taxatie van [naam taxateur] , die een marktwaarde noemt van USO 13.000.000,00 - 15.000.000,00 uitgaande van de datum 20 april 2016. Voorts stelt zij een taxatierapport in haar bezit te hebben van [naam] die uitgaat van USO 14.000.000,00. Dat rapport is niet in het geding gebracht.
De juistheid van de taxatie van [naam taxateur] is door AMCON, onder verwijzing van door haarzelf in het geding gebrachte taxaties gemotiveerd weersproken.
Het 'Market Valuation Cerficate', waarop AMCON zich beroept, van Vessels Value Ltd noemt een markt waarde van USO 11.190.000,00 uitgaande van de datum 2 mei 2016 en het rapport van Alpina 'Cerficate of Valuation' noemt een marktwaarde noemt van USO 6.000.000,00 - 7.000.000.000 uitgaande van de datum van 15 mei 2016.
Die bedragen en het door Eurofinance genoemde bedrag lopen behoorlijk uiteen, ook wanneer rekening wordt gehouden met de verschillende uitgangspunten in de taxaties (ofwel in de staat waarin het schip zich bevindt, ofwel rekening houden met direct te maken kosten).
Ten aanzien van de te maken kosten geldt dat kennelijk, blijkens de pleitaantekeningen van Eurofinance, minstens voor USO 991.300,00 aan kosten diende te worden gemaakt, terwijl AMCON betoogt dat met de benodigde werkzaamheden een veel hoger bedrag zou zijn gemoeid.
Wat betreft de ' Dry Doek ' acht de voorzieningenrechter niet zonder meer aannemelijk dat deze noodzakelijk was in maart/april 2016, gelet op het gemotiveerde standpunt van Eurofinance onder verwijzing van het 'pre-purchase survey rapport' dat in september 2015 is opgesteld, voorafgaand aan de aangekondigde de veiling van het schip (welke veiling niet is doorgegaan), welk rapport de noodzaak van een ' Dry Doek ' niet vemeldt.
4.16.
In de taxaties van Vessels Value Ltd en Alpina waarop AMCON zich beroept ziet de voorzieningenrechter, ondanks de door Eurofinance daartegen aangevoerde bezwaren, aanleiding te veronderstellen dat de door Eurofinance begrote waarde van het schip van USO 13.000.000,00 aan de hoge kant is. Daarbij komt dat sprake is van een 'desktop valuation' en dat Eurofinance de stelling van AMCON dat die waardering niet is gebaseerd op een bezoek aan het schip niet heeft weersproken.
4.17.
Eurofinance heeft verzocht in dit geding getuigenbewijs te mogen aanbieden om meer duidelijkheid te verschaffen over de toestand van het schip. De voorzieningenrechter ziet daarin geen aanleiding een tussenvonnis te wijzen en Eurofinance die mogelijkheid te bieden. De kort geding procedure leent zich niet (goed) voor (getuigen)bewijslevering.
4.18.
Gelet op de thans beschikbare taxaties en hetgeen partijen hebben aangevoerd over de kosten is voorshands aannemelijk dat de relevante marktwaarde hoger ligt dan het door AMCON gestelde bedrag en minder is dan door Eurofinance aangenomen. Het ligt naar het oordeel van de voorzieningenrechter daarom - en mede gelet op de wederzijds gestelde belangen - in de rede te bepalen dat de vordering waarvoor het beslag ten laste van AMCON op het schip " [naam schip] " is gelegd, in redelijkheid nader wordt begroot op USO 3.000.000,00, waarop de gebruikelijke toeslag voor rente en kosten wordt toegepast, zodat de vordering in totaal wordt begroot op USO 3.530.000,00.
4.19.
Op grond van het voorgaande is de primaire vordering niet toewijsbaar. De subsidiaire vordering is toewijsbaar op de wijze als in het dictum bepaald.
4.20.
In de gegeven omstandigheden ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de proceskosten te compenseren op de wijze als in het dictum bepaald.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
begroot de vordering waarvoor het beslag ten laste van AMCON op het schip " [naam schip] " is gelegd, nader op USO 3.530.000,00;
5.2.
heft op het op 14 april 2016 ten laste van AMCON op het schip " [naam schip] " gelegde beslag indien en zodra AMCON ten behoeve van Eurofinance zekerheid heeft gesteld in de vorm van een bankgarantie conform het Rotterdams Garantieformulier 2008 voor een bedrag van USO 3.530.000,00;
5.3.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij zijn eigenkosten draagt;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.F.L. Geerdes en in het openbaar uitgesproken op
17 juli 2017.
1634/676