ECLI:NL:RBROT:2017:10371

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 december 2017
Publicatiedatum
23 januari 2018
Zaaknummer
6267969
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrechtelijke geschil tussen Stichting Havensteder en gedaagde over huurachterstand en ontbinding huurovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 29 december 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Havensteder en een gedaagde huurder. De eiser, Stichting Havensteder, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning van de gedaagde, alsook betaling van achterstallige huurpenningen. De gedaagde had een huurachterstand van € 2.469,91 en voerde aan dat de ontbinding van de huurovereenkomst niet gerechtvaardigd was, omdat Havensteder in strijd met het Convenant Preventie Huisuitzettingen Rotterdam had gehandeld door geen contact met hem op te nemen. De gedaagde stelde dat hij aan een verslaving lijdt en dat ontruiming van de woning zijn situatie zou verergeren.

De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde gehouden was tot tijdige en volledige betaling van de huur en dat de huurachterstand de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigde. De rechter wees de vorderingen van Havensteder toe, maar gaf de gedaagde een termijn van één maand om de achterstallige huur en kosten te betalen. Indien de gedaagde niet aan deze verplichtingen voldeed, zou de huurovereenkomst ontbonden worden en moest hij de woning ontruimen. De rechter hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de gedaagde, maar oordeelde dat deze niet konden leiden tot een andere beslissing, gezien de hoogte van de huurachterstand.

De uitspraak benadrukt de verplichtingen van huurders om huur tijdig te betalen en de gevolgen van huurachterstand, zelfs in situaties waarin persoonlijke omstandigheden een rol spelen. De kantonrechter veroordeelde de gedaagde ook in de proceskosten van Havensteder.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 6267969 CV EXPL 17-30214
uitspraak: 29 december 2017
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
de stichting
Stichting Havensteder,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: Syncasso Gerechtsdeurwaarders te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaatsnaam],
gedaagde,
gemachtigde: mr. M. Shaaban te Rotterdam.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Havensteder’ en ‘[gedaagde]’.

1.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding van 17 augustus 2017, met productie;
de conclusie van antwoord, met productie;
de conclusie van repliek tevens houdende vermeerdering van eis, met productie;
de conclusie van dupliek, met productie.

2.De vaststaande feiten

2.1
[gedaagde] huurt van Havensteder de woning aan het [straat-en plaatsnaam], tegen een huurprijs van laatstelijk € 600,23 per maand, welk bedrag bij vooruitbetaling dient te worden voldaan. In de betaling van de huurpenningen is een achterstand ontstaan.

3.De vordering

3.1
Havensteder vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
a. ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde;
b. betaling van een bedrag van € 2.130,35, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
c. betaling van een bedrag van € 600,23 per maand of een gedeelte daarvan vanaf 1 september 2017 tot aan de dag van daadwerkelijke ontruiming;
d. betaling van de kosten van deze procedure.
3.2
Het door Havensteder gevorderde bedrag van € 2.130,35 bestaat uit:
- € 1.888,73 aan achterstallige huurpenningen tot en met 31 augustus 2017;
- € 236,54 aan buitengerechtelijke kosten;
- € 5,08 aan vervallen wettelijke rente.
3.3
Havensteder heeft nakoming van de huurovereenkomst aan haar vordering tot betaling van de huurpenningen ten grondslag gelegd. De tekortkoming in de nakoming rechtvaardigt naar de mening van Havensteder ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. Havensteder vordert daarbij tevens het overeengekomen huurbedrag per maand als schadevergoeding vanaf dag van de ontbinding tot aan de dag van de ontruiming en zij maakt aanspraak op vergoeding van wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten.

4.Het verweer

4.1
[gedaagde] heeft aangevoerd dat ontbinding van de huurovereenkomst niet gerechtvaardigd is, omdat Havensteder in strijd met het Convenant Preventie Huisuitzettingen Rotterdam (hierna: ‘het convenant’), waaraan zij zich heeft gecommitteerd, geen contact met [gedaagde] heeft opgenomen en hem niet heeft aangemeld bij het Meldpunt Preventie Huisuitzettingen (hierna: ‘het meldpunt’). Indien [gedaagde] in een vroeg stadium begeleiding had gehad was de huurachterstand mogelijk niet zo hoog opgelopen en had een gerechtelijke procedure wellicht voorkomen kunnen worden. De gevorderde ontbinding, alsmede de gevorderde buitengerechtelijke kosten dienen afgewezen te worden aangezien het handelen van Havensteder in strijd met het convenant is.
4.2
[gedaagde] heeft voorts aangevoerd dat zijn belang bij het behoud van de woning zwaarder weegt dan het belang van Havensteder bij ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde, omdat [gedaagde] aan een verslaving lijdt. De kans is zeer groot dat deze verslaving bij ontruiming uit de hand zal lopen. Het behouden van zijn woning biedt [gedaagde] een mogelijkheid om aan zijn verslaving te werken. Door een stabielere leefsituatie zal hij in staat zijn om de huurachterstand weg te werken.

5.De beoordeling van het geschil

2.
5.1
Op grond van de tussen partijen gesloten huurovereenkomst is [gedaagde] gehouden tot tijdige en volledige betaling van de verschuldigde huurtermijnen. Door Havensteder is gesteld dat de huurachterstand tot en met de maand november 2017 € 2.469,91 bedraagt. Dit is door [gedaagde] niet betwist. De vordering tot betaling van deze reeds opeisbaar geworden huurpenningen zal daarom worden toegewezen. Naast de gevorderde huurachterstand is de gevorderde rente over het bij dagvaarding openstaande bedrag aan huurpenningen, waartegen geen afzonderlijk verweer is gevoerd, toewijsbaar.
5.2
Havensteder maakt tevens aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke kosten van toepassing is, nu het verzuim na 30 juni 2012 is ingetreden. Voldoende gebleken is dat voldaan is aan de wettelijke vereisten van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, zodat het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten in beginsel toewijsbaar is. De door [gedaagde] gestelde omstandigheid dat Havensteder niet heeft gehandeld overeenkomstig het convenant maakt dat niet anders, nu derden, zoals in dit geval [gedaagde], geen rechtstreekse rechten aan dat convenant kunnen ontlenen. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen.
5.3
De hoogte van de betalingsachterstand die [gedaagde] heeft doen ontstaan, rechtvaardigt op zich ontbinding van de huurovereenkomst en veroordeling tot ontruiming van het gehuurde. De door [gedaagde] gestelde omstandigheid dat Havensteder niet overeenkomstig het convenant heeft gehandeld, kan tot geen ander oordeel leiden, nu [gedaagde] als gezegd aan dat convenant geen rechtstreekse rechten kan ontlenen en hij ook onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat, gesteld dat Havensteder tijdig gehandeld zou hebben, Havensteder geen redelijke grond meer zou hebben gehad om de onderhavige procedure aan te vangen.
5.4
[gedaagde] heeft voorts aangevoerd dat zijn belang bij het behoud van de woning groot is, omdat hij aan een verslaving lijdt. De door [gedaagde] aangevoerde omstandigheden, hoe vervelend deze ook voor [gedaagde] zijn, kunnen niet aan Havensteder worden tegengeworpen. Weliswaar zijn de gevolgen voor [gedaagde] aanzienlijk, maar in zijn algemeenheid geldt dat voor iedere huurder onvrijwillige ontbinding van de huurovereenkomst met de bijbehorende ontruiming ingrijpend is. De hoogte van de huurachterstand rechtvaardigt dan ook de gevorderde ontruiming van het gehuurde en ontbinding van de huurovereenkomst. Ook deze vorderingen liggen voor toewijzing gereed.
5.5
Rekening houdend met het feit dat [gedaagde] zich inmiddels heeft aangemeld voor verslavingszorg en een verzoek tot beschermingsbewind heeft ingediend, maakt de kantonrechter gebruik van de wettelijke bevoegdheid [gedaagde] een termijn van een maand toe te staan om de schuld aan Havensteder met rente en kosten te betalen.
5.6
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.

6.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan Havensteder te betalen een bedrag van € 2.711,53 aan achterstallige huur berekend tot en met de maand november 2017, vervallen rente en buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Havensteder vastgesteld op € 470,00 aan griffierecht, € 99,21 aan dagvaardingskosten en € 300,00 aan salaris voor de gemachtigde van Havensteder;
staat [gedaagde] toe om het totaal van de aan Havensteder verschuldigde bedragen, inclusief rente en kosten zoals hierboven genoemd, naast de lopende huur, aan Havensteder te betalen binnen één maand na de betekening van dit vonnis;
en bovendien, maar alléén voor het geval [gedaagde] niet binnen de gestelde termijn van één maand geheel aan die betalingsverplichtingen voldoet:
ontbindt de bovengenoemde huurovereenkomst tussen partijen met ingang van de dag na afloop van vorenbedoelde termijn van één maand en veroordeelt [gedaagde] om het gehuurde te ontruimen met alle personen en zaken die zich vanwege hem daar bevinden en het gehuurde onder overgave van de sleutels ter beschikking van Havensteder te stellen;
veroordeelt [gedaagde] om aan Havensteder te betalen € 600,23 per maand, met ingang van de maand december 2017 tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Langeler en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
26975